When I survey the wondrous cross | |||
Isaac Watts | |||
Willem Barnard | |||
Edward Miller | |||
Tune: CATON |
Tekst
Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichting bij de melodie is nieuw geschreven voor dit compendium.
In 1707 verscheen het boek Hymns and Spiritual Songs dat Isaac Watts geschreven had om de gemeentezang op hoger peil te brengen. Van de daarin gepubliceerde liederen is dit gezang voor Goede Vrijdag misschien het meest bekend geworden. Watts tekent er bij aan: Crucifixion to the World, by the Cross of Christ, Gal. 6:14. De vertaling is niet letterlijk. De gebruikte beeldspraak (strofe 4!) is ook reeds bij Venantius Fortunatus te vinden (zie Liedboek 572).
Het lied was ook reeds opgenomen in de ‘Hervormde Bundel 1938’, als gezang 48, vier strofen in de bewerking door Casparus Bernardus Burger (1897-1983).
Auteur: Willem Barnard
Melodie
Edward Miller (1735-1807) was gedurende zijn gehele leven organist van de St. George’s Minster in Doncaster, een stad in het zuiden van Yorkshire. Zijn naam is in het bijzonder verbonden aan de uitgave van The Psalms of David for the Use of Parish Churches (Londen 1790) die hij samen met de predikant George Hay Drummond (1761-1807) verzorgde. Drummond selecteerde voor elke zon- en feestdag strofen uit de psalmbewerking van Nahum Tate (±1652-1715) en Nicolas Brady (1659-1726), A New Version of the Psalms of David, Fitted to the Tunes Used in Churches (1696). Dit is een invloedrijke psalmberijming in Engeland geweest. Tot in de negentiende eeuw werd deze veelvuldig gebruikt en vaak met het Book of Common Prayer in één uitgave gebonden. Voor elke zon- en feestdag werden drie psalmen geselecteerd. Edward Miller koos 36 tunes om de psalmen te zingen. Elke tune werd dus verschillende malen toegepast. Ook schreef hij orgelbegeleidingen om het zingen te stimuleren. Naast bestaande melodieën componeerde hij zelf zeven nieuwe, waarvan die met de naam ROCKINGHAM het meest populair werd. Deze komt in The Psalms of David zeven maal voor, voor de eerste keer bij strofen uit Psalm 139, bestemd voor de vijfde zondag na Epifanie. Mogelijk dat Miller de tweede tekstregel, ‘My rising up and lying down’, associeerde met deze melodie:
Toch is de melodie geen originele compositie van Miller. Hij schrijft er ook boven: ‘Part of a melody taken from a hymn tune’. De melodie is ontleend aan de tune TUNBRIDGE, gepubliceerd in A Second Supplement to Psalmody in Miniature (±1780). In The Musical Times van 1 mei 1909 treffen we een artikel aan, waar een afdruk staat van deze melodie, waarvan de componist onbekend is:
Het is duidelijk dat Miller wel iets meer dan een deel van deze melodie heeft overgenomen. De wijzigingen zijn gering, maar het meest opvallend is de des” aan het eind van de eerste regel (de kleine septiem in de toonsoort Es-groot) die de oorspronkelijke melodie een bijzondere kleur geeft en bij Miller ontbreekt.
In veel Engelstalige liedbundels wordt de uitgave uit ±1780 terecht als bron voor de melodie aangegeven met als toevoeging dat Edward Miller deze bewerkte. Dat is zorgvuldiger dan alleen Miller als componist aan te geven.
De melodie is nu vooral bekend bij de woorden ‘When I survey the wondrous cross’ van Isaac Watts (1674-1748). De combinatie met deze tekst komt voor het eerst voor in Church Psalter and Hymn Book (1854).
De melodie is vanuit de harmonie gedacht, en daarmee typisch achttiende-eeuws. Met de ruime sprongen – zelfs een dalende sext in de derde regel, d”-fis’ – en het benutten van de volledige ambitus van een octaaf (d’-d”) in de eerste en tweede helft van de melodie kan men deze ‘typisch Engels’ noemen. Melodisch verloopt de eerste regel van de tonica (d’) naar de dominant (a’), maar in Millers eigen harmonisatie eindigt die regel op een tonica-akkoord. De tweede regel eindigt wel op een dominant-akkoord, met de kwint van dit akkoord (e’) in de melodiestem. De derde regel bevestigt met een modulatie de dominanttoonsoort A-groot in melodiestem (d”-fis’-gis’-a’) en harmonie. De slotregel keert terug naar de oorspronkelijke toonsoort D-groot.
De naam van de melodie is ontleend aan de tweede markies van Rockingham die een vriend van Miller was en tweemaal korte tijd premier van Groot-Britannië. Miller noemde de melodie ook ROCKIMNGHAM OLD. De naam CATON wordt in The English Hymnal (1906) als alternatief voor ROCKINGHAM gebruikt, maar latere Engelse hymnals gebruiken die naam niet meer.
Bronnen:
George Hay Drummond en Edward Miller, The Psalms of David for the Use of Parish Churches (Londen 1790). Beschikbaar: klik hier (geraadpleegd: 08-02-2018).
Alan Gaunt, ‘When I survey the wondrous cross’. In The Canterbury Dictionary of Hymnology. Beschikbaar: klik hier (geraadpleegd: 08-02-2018).
Nicholas Temperley, ‘Edward Miller’. In The Canterbury Dictionary of Hymnology. Beschikbaar: klik hier (geraadpleegd: 08-02-2018).
The Musical Times, 1 mei 1909.
Auteur: Pieter Endedijk