Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

581 - Hier zwijgt het hoge denken


Inge Lievaart
Jan Pasveer

Tekst

Vreemde vrijspraak

Vreemd eigenlijk, in veel gevallen zijn aan de liederen in het Liedboek hun titels teruggegeven; hier bleef dat achterwege. 'Vreemde vrijspraak', heet het oorspronkelijk, nr. 21 uit de bundel Woord & Antwoord (1971), volgend op 'Lied van het offer'. Het lied benoemt in zekere zin het 'dubbelvreemde': de vrijspraak is afkomstig door de inzet van een vreemde, maar daarmee is ze ook buitenissig, buiten de orde van het gewone. Wilde Lievaart hier aansluiten bij het boek van Miskotte, Vreemde vrijspraak, gebaseerd op de theologie van Karl Barth? Het heil komt van buiten, het is niet als een handschoen die ons past, maar een gave van de Geest die ons geschonken wordt.

Strofe 1

Het hoge denken zwijgt, zo begint strofe 1. Spreken is belangrijk voor deze dichter. Lievaart moet het vaak hebben van een woord, iets wat gezegd, gesproken wordt. In een interview zei ze eens: ‘Dat kan gebeuren, dat een tekst je ineens heel persoonlijk raakt. Zo lang ik die stem uit de Schriften hoor, houd ik het bij die persoonlijke God: Hij spreekt ons aan en verlangt naar ons antwoord’ (De Bruijn, RD.nl). In dit lied zal een stem spreken in strofe 3 – maar eerst is het stil, de stilte van het niet-weten. In die stilte hoor je water stromen, in een lege karaf schenkt God volheid, zijn dorst brengt lafenis. Het beeld verschuift zo van het abstracte denken naar het zintuigelijke: wat je hoort is nog geen woord[kj1] .

Strofe 2

In strofe 2 gaan we verder, we zien het beeld van Jezus die zich gevangen gaf. Dit is de overgang van Witte Donderdag, het schenken van water in de kan bij het wassen van de voeten, naar de gevangenneming. Iemand vastgrijpen, gewelddadig, heeft met haat te maken, met ik-gerichtheid. Lievaart neemt het woord 'ikzucht' in de mond, de letterlijke vernederlandsing van egoïsme. Daarmee introduceert ze in een lied met klassiek gedachtegoed toch een nieuwe, meer psychologische taal. Zonde, het spoor van onze daden, ons haten – is dat niet allemaal tot een esse incurvatus in se (letterlijk: in zich gebogen, gekromd zijn) te herleiden? Zo zag Augustinus het al, zonde als de curve naar binnen toe, de onmogelijkheid van de mens om open te bloeien voor God en mensen.

Strofe 3

Wat breekt die zonde af? Het is alsof het nu, in strofe 3, niet de woorden zijn, die het moeten doen, maar het zwijgen. Dit is de Goede Vrijdag, met de rechter die niets te horen krijgt. Het zwijgen van Jezus zal sprekend zijn. Het pleit wordt beslecht, niet door welsprekendheid of hoog denken – het pantser van zonde gaat kapot door de stilte.

Strofe 4

Het laatste vers roept een nieuw beeld op: alsof ik een spoor van rommel achter me laat, getuigenis tegen mij, maar daarachter loopt dan die Ene, die de sporen uitwist. De klassieke verzoeningstheologie, in beelden die zich met liefde laten zingen.

Opmerkelijk is dat de naam van Jezus nergens genoemd wordt. ‘God trad in ons gemis’ – Jezus als God zelf die ten dode hing aan het kruis? Het blijft spannend, de leer over Jezus Christus, Zoon van God, dit lied houdt die spanning er ook in. Daarmee blijft het een lied dat meer is dan de berijming van een leerstuk.

Liturgisch gebruik

Dit lied zal een plaats kunnen krijgen in de lezingenreeks op Goede Vrijdag, bijvoorbeeld na de lezing over het zwijgen van Jezus bij zijn verhoor. Het kan ook op andere dagen in het kerkelijk jaar klinken als preeklied wanneer de verzoening van Christus thema was. In een klassiek-gereformeerde liturgie zou het ook bij de genadeverkondiging gezongen worden.

Auteur: Roel Bosch

Bron

Enny de Bruijn, ‘Water in het versteende’, Reformatorisch Dagblad, RD.nl 6 juni 2007. Beschikbaar: klik hier (geraadpleegd 04-01-2021).


Melodie

De melodie verscheen tezamen met de tekst voor het eerst in de bundel Woord en antwoord van Inge Lievaart uit 1971. De melodieën voor de 48 liederen uit deze bundel waren afkomstig van Nelly Poortier, Iskar Aribo, Sander van Marion en Jan Pasveer. Laatstgenoemde leverde elf melodieën waaronder die voor het lied ‘De vreemde vrijspraak’ (‘Hier zwijgt het hoge denken’).

Elke melodieregel verloopt hoofdzakelijk in kwartnoten en in secundeschreden, met uitzondering van de laatste regel waarin een tertsval voorkomt.
De melodie sluit nauw aan bij het rijmschema aBaB: de regels 1 en 3 zijn aan elkaar verwant, evenals de regels 2 en 4. Dit sluit overigens ook aan bij de inhoud van elk couplet. Iedere strofe verwoordt namelijk in de eerste twee regels wat God deed, vervolgens staat in de regels 3 en 4 steeds wat de betekenis daarvan is voor ons. In dit verband valt mij ook op dat de algemene beweging in de regels 1 en 2 dalend is van c” naar e’ en g’. Dalend is ook het tweetonig melisme op voorlaatste lettergreep van regel 1. De tweede regel heeft zelfs een lage e’ (leidtoon naar de tonica). Wellicht is deze neerwaartse beweging een verklanking van de vernederende weg die God gegaan is, zoals de versregels 1 en 2 verwoorden. Daartegen volgt in regel 3 na de hoofdzakelijke daling in regel 1 en 2 juist een opwaartse beweging met een stijgend tweetonig melisme. Dit mag misschien gehoord worden als uitbeelding van onze verhoging en bevrijding. De slotregel lijkt grotendeels de omkering van regel 2: dalend wordt stijgend en stijgend wordt dalend.

Jan Pasveer was erg gesteld op een goede woord-toonverhouding. De accenten van de tekst mochten niet botsen met die van de melodie en vice versa, zo had hij – naar hij me eens vertelde – van Frits Mehrtens geleerd. Daarom zal de vierde versregel van couplet 3 hem niet bevallen hebben vanwege de antimetrie, die alleen daar optreedt en niet op dezelfde plaatsen in andere coupletten: ‘vrijsprékend’ in plaats van ‘vríjsprekend’.
Door middel van ritmische accenten heeft Pasveer bepaalde woorden uitgelicht. Hij doet dat door de vierkwartsmaat af te wisselen met een vijfkwartsmaat. Dat bood hem in regel 2 en 4 de mogelijkheid om de vierde lettergreep door middel van een halve noot te beklemtonen en daarmee de woorden ‘ons’, ‘lafenis’ (couplet 1), ‘gevangen’, ‘ikzucht’ (couplet 2), ‘ons’, ‘vrijsprekend’ (couplet 3) en ‘weg’ en ‘langer’ (couplet 4).
Een melodisch accent wordt in regel 3 gegeven waar de melodie op de des” haar hoogtepunt bereikt. Daardoor worden in de coupletten de woorden ‘volheid’, ‘bevrijdt ons’, ‘voor ons’ en ‘het spoor’ eruit gelicht.

Auteur: Jan Smelik