Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

594 - Wachters op de morgen, hoe ver is de nacht


Introïtus voor de Paasnacht

Sytze de Vries
Willem Vogel

Melodie

Een eerdere versie van Liedboek 594 komt voor in Amsterdamse Katernen 7, een aflevering waarin gezangen voor de paasvieringen zijn opgenomen. Het was deze versie die ik indertijd met veel moeite – vanwege de steeds wisselende tekst en melodie – instudeerde met de cantorij van de Ontmoetingskerk in Oud-Beijerland. Het was voor mij dan ook een troostrijke gedachte – na mijn aanstelling als cantor van de Oude Kerk in Amsterdam – dat men daar, nota bene op de ontstaansplek van het lied, dit liturgisch gezang vanwege dezelfde moeilijkheden al niet meer zong.

Een sterk vereenvoudigde ‘introïtus voor de Paasnacht’ werd opgenomen in Chorale, het koorboek dat in de Amsterdamse Oude Kerk voor intern gebruik was samengesteld (december 1994). Het is deze versie die via Zingend Geloven 6 (1998, nr. 84) in het Liedboek terechtkwam. De solistisch uit te voeren openingsregel werd letterlijk – zij het een toon hoger – door de componist overgenomen en ook de melodie van de roep ‘Licht van Christus’ kwam al voor in Amsterdamse Katernen 7.

Tweemaal stokt de compositie. Pas de derde maal wordt het gezang úitgezongen – een verwijzing naar het begin van de sabbat, als er drie sterren aan de hemel zichtbaar zijn? Of naar de drie dagen van Pasen? Of gewoon een vrij algemeen geldend muzikaal principe? Een stem vraagt roepend in het donker, met het kleine tertsinterval – de roepterts – en in de basale pentatonische ladder: ‘Wachters op de morgen, hoever is de nacht?’ Muzikaal even basaal is het antwoord van de cantorij: in mineurdrieklanken op d en a:

De eerder genoemde drieslag is vervolgens ook te horen als het gezang de derde maal wél doorgaat.

a-mineur

d-mineur

a-mineur

1.

Ont-

waak wie nog

slaapt

2.

en sta

op uit de

dood!

3.

Ont-

waak en sta

op,

uw

licht is
(majeur)

opgegaan!
(majeur)

Bij de laatste woorden doorbreekt Vogel – als in een aantal van zijn andere melodieën – het metrum om het slot ook muzikaal aan te kondigen.

Tot slot wordt het licht van Christus over de aarde uitgeroepen op een melodisch motief dat gelijk is aan het ‘Wachters op de morgen’ uit het begin. Dit motief eindigt een toon hoger dan het begon en zo kan de diaken op steeds verhoogde toon deze roep doen uitgaan, zoals dat overigens in de brede oecumene van het westerse christendom al eeuwen gebruikelijk is. In Zingend Geloven 6 zijn bij dit gezang nog enige choreografische aanwijzingen opgenomen (eenstemmige uitgave blz. 180), uiteraard aan te passen aan de lokale situatie:
‘In de donkere kerk kunnen solist en koor op verschillende plekken staan. Zij zingen elkaar vraag en antwoord toe; daarbij steeds een pauze tussen vragen en antwoorden. Bij ‘uw licht is opgegaan’ zet het koor zich in beweging met de brandende paaskaars in zijn midden, gedragen door (vanouds) een diaken, of liever nog een geloofsleerling of volwassen dopeling, die in deze nacht belijdenis aflegt.’

Auteur: Christiaan Winter