Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

63b - God, mijn God, naar U blijf ik zoeken


Antwoordpsalm

Tekst

De tekst is Psalm 63,1-6.8-9 uit de psalmvertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde.


Melodie

In de jaren na de invoering van de volkstaal in de rooms-katholieke liturgie moest in ons land Nederlandstalig repertoire opgebouwd worden. Vooral aan toonzettingen van antwoordpsalmen was behoefte. De KRO (Katholieke Radio Omroep) en de NSGV (Nederlandse Sint Gregorius Vereniging) verstrekten daartoe compositieopdrachten aan componisten en kerkmusici. De doorgecomponeerde bewerkingen werden in de Cantatoriumreeks uitgegeven bij Annie Bank. Het betrof hier een rooms-katholiek initiatief, maar de bekende protestantse cantores Adriaan C. Schuurman en Willem Vogel werden ook benaderd met een compositieverzoek. Schuurman leverde één psalm en Vogel een drietal, waarvan de hier te bespreken Psalm 63 uit 1978 er een is.

In 1990 verscheen de eerste van een serie van drie cd’s waarop diverse bewerkingen van antwoordpsalmen voor cantor, volkszang en orgel te beluisteren zijn. De cd’s kregen de titel ‘U zoekt mijn hart’, het begin van het negende vers uit deze psalm. Waren het alleen de woorden of was het misschien ook de melodie – met het karakter van een oorwurm – die de samenstellers voor deze titel heeft doen kiezen?

In de loop der jaren heeft deze psalmbewerking in rooms-katholiek Nederland algemeen ingang gevonden via de liedbundels Gezangen voor Liturgie (1984, nr. 63-I), de Petrus- en Paulusbundel (1987, nr. 122) en Laus Deo (2000, blz. 540). In 2005 verschijnt de psalm in Tussentijds (nr. 33). Toen had men kennelijk ook in protestantse kring de aantrekkingskracht van deze compositie ondervonden. Via dit voorportaal is Vogels bewerking, 35 jaar na de schepping ervan, in het Liedboek terechtgekomen.

Nadat in het voorspel gepreludeerd is op het afsluitende keervers, begint het refrein op hoge toon. De opeenvolgende kwintvallen en kwartsprongen zorgen ervoor dat de melodie niet ‘op gang hoeft te komen’. Men komt als het ware door de klapdeuren binnen. De uitroep ‘God, mijn God’ is zowel melodisch als ritmisch uitmuntend getroffen. Als een uitdeinende golf wordt in de in de eerste regel van het refrein het octaaf c”-c’ omspannen om vervolgens weer te stijgen naar de as’, af te dalen naar de des’ en tot rust te komen op grondtoon f’. Die slotnoot wordt – als in een vroeg-renaissancistische cadens – bereikt via de onderterts (vergelijk Liedboek 446 van dezelfde componist en Liedboek 649 (tweede regel) van diens leerling Nico Verrips).

In de voorzangverzen wordt Vogel weer de ambachtelijke ‘melodiebouwer’. Met een klein aantal motieven bouwt hij zijn recitatieven op. Onderstaand muziekvoorbeeld spreekt voor zich. De motieven worden door bewust kleurloos gehouden tussennoten aan elkaar gekoppeld. Opvallend is overigens de opening van het eerste voorzangvers, waar Vogel ritmisch verwijst naar het refrein.

De bijzondere structuur van de psalm, waarin aan het slot een nieuw keervers wordt geïntroduceerd, vroeg om een ‘didactisch’ laatste voorzangvers. Het vierde voorzangvers bereidt dan ook dat keervers melodisch voor. Het motief e wordt immers al voorzichtig – een toon lager én in de omkering – geïntroduceerd in de eerste regel van voorzangvers 4. Door de presentatie van de keerversmelodie in de orgelintroductie vormt deze een accolade om de gehele psalm.

De orgelbegeleiding is eenvoudig, schijnbaar op het simpele af. Maar ook hier weet Vogel over de voorzangverzen heen een fraaie harmonische opbouw te maken.

  • voorzangvers 1: vrijwel geheel gebouwd op orgelpunt f.
  • voorzangvers 2: uitwijkingen naar onderdominant bes-mineur.
  • voorzangvers 3: toevoeging van het f-majeurakkoord op ‘geheven’. Let ook op de ritmische figuur op ‘kostelijke spijs’, dat exact het tekstritme volgt.
  • voorzangvers 4: melodische toevoeging van topnoot des, in de aanloop naar het keervers dat een veel ‘hymnischer’ akkoordbehandeling kent dan de voorafgaande voorzangverzen en daardoor als vanzelf als een refrein klinkt.

De refreinen kunnen ook meerstemmig uitgevoerd worden in de SAB-bezetting (for choirs with short of men). De melodie ligt zowel in het refrein als in het slotkeervers níet in de sopraan, zodat het uitbundige effect van een descant ontstaat.

Opvallend is de notatie van de voorzangverzen met maatstrepen en halve en kwartnoten met stokken. De componist verloochent zijn protestantse afkomst daarin niet, maar het geheel ziet er daardoor wel wat statisch en nogal houterig uit. In het Liedboek is het aantal maataanduidingen ten opzichte van de originele Cantatoriumuitgave drastisch verminderd. De maataanduidingen hadden ook geheel achterwege gelaten mogen worden ten gunste van een rustiger notenbeeld. Voor een voorbeeldige uitvoering beluistere men de opname op eerder genoemde cd, waarin broeder Bruno (toen nog Jos) Wilderbeek zijn uiterste best doet deze antwoordpsalm voldoende calvinistisch poids et majesté mee te geven. Het metronoomcijfer komt overeen met het nummer van de psalm.

Auteur: Christiaan Winter


Media

Uitvoerenden: Amersfoorts Vocaal Ensemble o.l.v. Gert Bremer; Jos Wilderbeek, cantor; Frans Haagen, orgel