Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

646 - De Heer is onze reisgenoot


Een eerste kennismaking

Dit is een boeiende tekst bij het verhaal over de Emmaüsgangers, Lucas 24,13-35. Met dit lied wordt de zingende gemeente tot die mensen onderweg, die in het breken van het brood hun gast als Heer herkennen: ‘De Heer is onze reisgenoot, / Hij die ons zijn gezelschap bood...’ (strofe 1). De beeldspraak is fraai: de lange weg wordt licht omdat de Schrift een vergezicht opent (strofe 2).
De strofen 3 en 4 concentreren zich op de maaltijd als het Avondmaal. De gast is de Gastheer die het brood breekt en de wijn schenkt. Het Lucasevangelie spreekt op deze plek alleen over het brood en niet over de wijn. Aan het slot van het lied verbindt de dichter het brood van het Avondmaal met het dagelijks brood. In het delen van dat dagelijks brood is de Heer onze reisgenoot. Zo is dit niet alleen een lied voor de paastijd, maar bovenal een avondmaalslied en een lied bij de dagelijkse maaltijd.
Met zijn melodie wilde Jan Pasveer (1933-2005) het schrijden van de Emmaüsgangers uitbeelden. Men moet het dan ook zeker niet te snel zingen en de vierkwartsmaat respecteren. Interessant is te weten dat deze melodie oorspronkelijk voor het andere lied over de Emmaüsgangers was bedoeld: Liedboek 255. In het Liedboek is deze melodie ook weer aan die tekst verbonden.

Auteur: Pieter Endedijk


Jaap Zijlstra
Jan Pasveer
Gij volgt ons uit Jeruzalem

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Jaap Zijlstra is met twee liederen vertegenwoordigd in het Liedboek voor de kerken (1973). Een ervan is ‘De Heer is onze reisgenoot’ (gezang 73). Over zijn bescheiden rol in de totstandkoming van dat liedboek schrijft hij later: ‘Graag had ik deel uitgemaakt van de groep dichters die het Liedboek voor de kerken heeft voorbereid. Mijn verzen kwamen echter pas kijken toen dat liedboek in aanleg al gereed was. Ik was om zo te zeggen te laat geboren...’ (Compendium, k. 271). Behalve in het Liedboek voor de kerken is ‘De Heer is onze reisgenoot’ ook terug te vinden in Zijlstra’s dichtbundel Land in zicht (Kampen 1969, blz.50) en in zijn liedbundel Van harte brengen wij U lof (1979, blz. 44).
De dichter heeft de tekst in 1965 geschreven op de melodie van psalm 134. Aanleiding tot het schrijven was een paasdienst waarin Lucas 24,13-35 de evangelielezing was. Omdat hij bij deze schriftlezing over de Emmaüsgangers geen passend lied kon vinden, schreef hij het zelf. De melodie van Jan Pasveer, die de redactie van het Liedboek voor de kerken voor deze tekst bestemde, behoorde eerder toe aan een ander lied over de Emmaüsgangers met een tekst van Willem Barnard. Dit lied, ‘Gij volgt ons uit Jeruzalem’, is als lied 255 in het Liedboek opgenomen. In het Liedboek voor de kerken is het gezang 72 en heeft het een oude melodie van Duitse herkomst.iet

Vorm

Het lied bestaat uit vier strofen van vier regels met gepaard mannelijk rijn: A-A-B-B. Het metrum is jambisch.
Voorbeelden van alliteratie: ‘lange… licht’ (strofe 2, regel 1), ‘breekt… brood’ (strofe 3, regel 3).
Voorbeelden van klinkerrijm: ‘brandend hart’ (strofe 4, regel 2) en de opvallende combinatie van klinkerrijm en volrijm, die als een ketting (kettingrijm, ook wel overlooprijm genoemd) door strofe 2 heen loopt: ‘licht’ (regel 1) – ‘schrift’ – ‘vergezicht’ (regel 2) – ‘dicht’ (regel 3).
De tekst bevat geen enjambementen.  Dat maakt het lied gemakkelijk mee te zingen, zoals ook het gepaard rijm, de korte regellengte en de simpele strofebouw daaraan bijdragen. ‘De Heer is onze reisgenoot‘ is echt een lied voor onderweg, bijvoorbeeld schuifelend door de ruimte van de kerk naar de plaats waar het brood gebroken en de wijn geschonken wordt.

Inhoud

Jaap Zijlstra schreef ‘De Heer is onze reisgenoot’ bij het verhaal over de Emmaüsgangers in Lucas 24. Hij schreef de tekst in de eerste persoon meervoud (wij, ons/onze), maar het ligt niet voor de hand dat het perspectief bij de Emmaüsgangers zelf ligt, aangezien in de eerste regel de reisgenoot direct al de Heer genoemd wordt. Toch kunnen wij ons – als zingende gemeente onderweg met de Heer – tot op zekere hoogte wel vereenzelvigen met de Emmaüsgangers: ook wij worden onderricht door Jezus, ook wij mogen de maaltijd met Hem vieren. Als ik in mijn bespreking de voornaamwoorden ‘wij, ons/onze’ citeer uit de tekst, dan hebben die woorden dus betrekking op de zingende gemeente van Christus.

Strofe 1

De eerste regel bezingt niet het moment van herkenning (zoals bij de Emmaüsgangers), maar van bevestiging. Christus heeft ons op onze ‘levensweg’ zijn gezelschap aangeboden. Wij hebben dat aanbod graag aanvaard en sindsdien is Hij de reisgenoot die ons geduldig tekst en uitleg geeft over de weg van kruis en graf die Hij ging. ‘Tekst en uitleg’ is een veel gebruikte zegswijze, die in deze context nieuwe glans krijgt, door de verwijzing naar de uitleg die Jezus in het evangelieverhaal geeft aan de Schriften (Mozes en de Profeten), Lucas 24,27.

Strofe 2

Deze strofe opent met het beeld: ‘Zo valt een lange weg ons licht’. We hebben een lange weg te gaan naar het koninkrijk van recht en vrede, maar dankzij Christus valt die weg ons licht. Het tweede beeld, ‘de schrift opent een vergezicht’, sluit goed aan bij zowel het onderweg zijn als bij het ontvangen van tekst en uitleg in de vorige strofe. De schrift biedt ons niet alleen het visioen van Gods koninkrijk, maar behoedt ons ook voor dwaalwegen en brengt ons als verloren ‘zonen’ terug bij de Vader (regel 3 en 4), een verwijzing naar de bekende gelijkenis uit Lucas 15,11-32.

Strofe 3

Thuiskomen op het moment dat de avond ‘daalt’ – een trage variant van ‘valt’ – is thuiskomen om de maaltijd te vieren. Maar dan niet zonder Christus, de reisgenoot. Daarom klinkt in de eerste regel de smeekbede: ‘blijf bij ons Heer!’ (Lucas 24,29) De Heer neemt niet alleen plaats aan tafel, maar breekt ook het brood en schenkt de wijn. Daarmee wordt Hij van gast gastheer. Hoewel Hij vanaf de eerste regel van strofe 1 als Heer wordt aangesproken, klinkt in de woorden ‘het moet de gastheer zijn’ toch iets van herkenning door, in elk geval van verbazing: ‘Nu werden hun de ogen geopend’ (Lucas 24,31a). Dat Zijlstra de gast die gastheer werd niet alleen het brood laat breken maar ook de wijn laat schenken, maakt ‘De Heer is onze reisgenoot’ tot een eucharistisch lied. Een voor de hand liggende keuze van de dichter, ook al wordt in het evangelieverhaal de wijn niet expliciet genoemd.

Strofe 4   

Zoals de Emmaüsgangers direct nadat Jezus aan hun blik onttrokken is (Lucas 24,31b), besluiten terug te keren naar Jeruzalem, zo gaan ook ‘wij’ na de avondmaalsviering weer op weg. Wij vervolgen onze levensreis, ons oog gericht op het hemelse Jeruzalem, het koninkrijk van God. Het is de weg van ons dagelijks leven. Christus blijft onze reisgenoot: ‘ons brandend hart verneemt zijn stem’. Dit is een verwijzing naar Lucas 24,32: ‘Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’’ Omdat we ‘brandend hart’ in overdrachtelijke zin met gevoel associëren, kunnen we de verbinding van ‘ons brandend hart’ met ‘verneemt zijn stem’ als synesthesie benoemen, beeldspraak waarbij verschillende zintuiglijke waarnemingen met elkaar verbonden worden. Op de weg van het dagelijks leven deelt Christus als reisgenoot ook het dagelijks brood met ons (regel 3). Hij is niet alleen ‘met ons’ in de zondagse viering, Hij is er altijd. Vandaar de herhaling van de openingsregel aan het eind, die het lied een cyclische structuur geeft.

Liturgisch gebruik     

‘De Heer is onze reisgenoot’ is een avondmaalslied dat we het hele jaar door kunnen zingen, maar door de koppeling aan Lucas 24 bovenal in de paastijd.

Auteur: René van Loenen


Melodie

Voor een toelichting bij de melodie, zie Liedboek 255.


Media

Uitvoerenden: Vocaal Ensemble Cantare o.l.v. Richard Vos; Hendrik Jan de Bie, orgel (bron: KRO-NCRV)