Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

651 - Christus heeft voor ons geleden


Een eerste kennismaking

De eerste Petrusbrief speelt vanouds in de paastijd een belangrijke rol in de liturgie. In het driejarige lectionarium dat nu in de meeste kerken wordt gebruikt, is dat terug te vinden in het eerste jaar (het A-jaar).
Willem Barnard (1920-2010) maakte met dit lied een getrouwe berijming van 1 Petrus 2,19-25, waar niet alleen gezegd wordt dat Christus voor ons geleden heeft en zo ons een voorbeeld heeft nagelaten (1 Petrus 2,21), maar ook dat wij dwaalden als schapen en nu tot de herder ons bekeerd hebben (1 Petrus 2,25). Deze perikoop staat in het klassieke leesrooster op de tweede zondag na Pasen, met de naam ‘Zondag van de Goede Herder’, maar is in het driejarige rooster met het evangelie over de Goede Herder (Johannes 10) naar de vierde zondag van Pasen verplaatst.
De dichter noemt de laatste strofe ‘een geoorloofde uitweiding’. Daar wordt gesproken over ‘de Heer als Herder en Lam’.
In de melodie brengt Frits Mehrtens (1922-1975) de derde regel tot een hoogtepunt, niet alleen melodisch, maar vooral door de derde noot te verlengen. Zo wordt duidelijk dat we moeten zingen: ‘dat wij zóver zouden gaan...’ en niet: ‘dat wij zovér zouden gaan...’ Ook in de laatste strofe wordt zo de tekst in een bepaalde richting geduid.

Auteur: Pieter Endedijk


Van het lam en de herder

Willem Barnard
Frits Mehrtens

Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichting bij de melodie is nieuw geschreven voor dit compendium.

Over de (eerste) brief van de apostel Petrus heb ik een aantal liederen gemaakt. Wie de oude leesroosters raadpleegt komt, op de zondagen tussen Pasen en Pinksteren en ook daarna, dit epistel herhaaldelijk tegen. Zo ontstonden berijmde brieffragmenten, rijmbrieven, over 1 Petrus 2,2; 2,11-19; 2,19-25; 3,10-15; 4,7-11 en 5,5-11.

Het lied ‘Christus heeft voor ons geleden’, naar 1 Petrus 2,19-25, had oorspronkelijk als titel meegekregen ‘Van het lam en de herder’. De laatste strofe expliceert dit opschrift voldoende. Maar bovendien lag er een aanleiding te meer in het feit, dat dit epistel volgens de oude traditie van het westerse christendom samen met Johannes 10 (de goede Herder!) placht gelezen te worden op de tweede zondag na Pasen, die dan ook werd genoemd ‘zondag van de goede Herder’ of ook wel, naar de introïtus (Psalm 33,5-6) ‘Van de barmhartigheid des Heren’, Misericordias Domini.

Over deze introïtus schreef ik een lied dat nu als 650 in het Liedboek is gekomen. Daarin zijn gedachten over het paasmysterie tegen de achtergrond van dat psalmfragment gezet.

Dit lied, over het epistel van die zondag, is daarentegen een echt schriftgezang. Op die laatste strofe na, die een geoorloofde uitweiding geeft ter afsluiting, doet het lied niet anders dan de tekst van de apostel zo trouw mogelijk op de voet volgen en nauwkeurig weergeven. De laatste regel van de voorlaatste strofe, die een overgang moet vormen naar die coda, zinspeelt voor de goede verstaander op Psalm 121.

Het lied kwam als nr. 16 voor in de proefbundel 102 gezangen (1964).

Auteur: Willem Barnard


Melodie

Ontstaan en verspreiding

Dit is een van de liederen van Willem Barnard en Frits Mehrtens die ontstaan zijn in de tweede helft van de jaren vijftig van de twintigste eeuw in de Amsterdamse Nocturnen. De tekst werd al opgenomen in de ‘oer’-uitgave van De adem van het jaar (1958). Met de melodie van Mehrtens kreeg het voor het eerst een plaats in Wij moeten Gode zingen (1960, nr. 18), een bundeltje met liederen uit de Amsterdamse liturgische werkplaats. Daarna vinden we het onder andere in de proefbundel 102 gezangen (1965, nr.16), Liedboek voor de kerken (1973, gezang 105), Zingt Jubilate (1978, nr. 360), het Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr. 553) en in het Liedboek. De tekst van Barnard en de melodie van Mehrtens vormen een karakteristieke twee-eenheid.
Het lied is ook opgenomen in een aantal rooms-katholieke liedbundels, maar dan met de melodie die Floris van der Putt schreef bij de tekst ‘Uit uw hemel zonder grenzen’ van Huub Oosterhuis, voor het eerst in Randstadbundel (1970, nr. 256).

Analyse

‘Met een melodie kun je woorden maken en breken’. Dat schrijft de componist Frits Mehrtens in zijn toelichting bij deze melodie (Een compendium…, k. 314). Hoe gaat een componist te werk, zo, dat alle strofen goed zingbaar zijn op die ene melodie? Voor Mehrtens ging daar een nauwgezette analyse van de tekst aan vooraf: hij bracht alle zeven strofen onder in een ritmeschema, zodat al die strofen ook een optimale zegging krijgen en er geen ‘dwarsliggers’ zijn.
Cruciaal daarbij was de derde regel van de eerste strofe: ‘dat wij zover zouden gaan’. Een goed begrip van de tekst maakt het noodzakelijk om bij het woordje ‘zover’ het accent op de eerste lettergreep te leggen: zóver, en dus niet: zovér. Dat moet dan door het ritme worden ondersteund. Daarom zien wij – afgezien van de eerste noot en de slotnoot van elke regel – alleen op die plaats in de melodie een halve noot. Had daar ook een kwartnoot gestaan, dan was er veel meer een accent op de vijfde lettergreep van die regel gevallen. Deze beslissing heeft dan ook voor andere strofen gevolgen. Bovendien heeft ze consequenties voor de interpretatie. Zo zingen we nu in strofe 7: ‘die voor ú ter aarde kwam’ en niet: ‘die voor u ter áarde kwam’. En dat is een groot verschil.
Het rijmschema van de tekst, a-B-B-a, en het aantal lettergrepen per regel (8-7-7-8) brachten Mehrtens tot een melodie met een symmetrische structuur: de regels 1 en 4 en de regels 2 en 3 tonen melodische overeenkomsten.
Het melodische hoogtepunt moest komen te liggen in de derde regel, omdat volgens Mehrtens daar steeds inhoudelijk het zwaartepunt van een strofe is te vinden.
In deze hypo-dorische melodie wordt dus steeds naar die derde regel toegewerkt: in de eerste regel beweegt de melodie zich om de grondtoon g’; in de tweede regel zien we een uitbreiding naar boven en in de derde bereikt de melodie een hoogtepunt, precies bij dat ene woord: ‘zover’. In de laatste regel keert de melodie weer naar de grondtoon terug. Door het ontbreken van rusten en grote sprongen ontstaat een soepele beweging in de melodie.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Ensemble Sonus Vita o.l.v. Anjo de Haan; Pieter Pilon, orgel (strofen 1, 2, 3, 4, 7; bron: KRO-NCRV)