Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

664 - Naam van Jezus, nu verheven


Een eerste kennismaking

Willem Barnard (1920-2010) schreef de tekst van dit lied als een variant op een eerder geschreven lied voor Palmzondag: ‘Naam van Jezus, die ten dode’, Liedboek 557. Daar wordt gesproken over de naam die op het kruis geschreven staat, in Liedboek 664 gaat het om de naam die boven alle namen verheven is (zie Filippenzen 2,6-11). Hemelvaart is het feest van de kroning van Christus. Tegelijkertijd bidden wij dat Hij verborgen is ons midden (strofe 1). In het begin van strofe 2 herkennen we de vraag van de discipelen in het bekende hemelvaartsverhaal (Handelingen 1,6), in het slot het motief van Gods aanwezigheid in wolk en vuur (Exodus 13,21). Het begin van strofe 3 is een directe verwijzing naar het Onze Vader: ‘Overal wordt U gebeden / om het rijk dat komen gaat’. Dat geeft al aan dat het lied ook op veel andere zondagen goed te gebruiken is.
Willem Barnard heeft aangegeven dat hij voor beide tweelingliederen gehecht was aan de melodie van Theo Cockx, zoals deze in het Vlaamse liedboek Zingt Jubilate al enkele decennia staat. Deze keuze is in het Liedboek gerespecteerd.

Auteur: Pieter Endedijk


Naam van Jezus, die ten dode

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Willem Barnard schreef twee liederen met de titel ‘Naam van Jezus’: het palmzondaglied ‘Naam van Jezus, die ten dode’ (Liedboek 557) en dit hemelvaartslied ‘Naam van Jezus, nu verheven’. Het hemelvaartslied is zo goed als zeker het oudste. Deze tekst werd met de melodie van Gerrit de Marez Oyens al gepubliceerd in de eerste editie van De adem van het jaar (1958, blz. 358). Ook latere uitgaven van de Prof. dr. G. van der Leeuwstichting namen het lied op. In rooms-katholieke kringen werd de Vlaamse melodie van Theo Cockx populair, waaraan Barnard ook de voorkeur gaf. Met deze melodie vinden we het lied in Liturgische gezangen voor de viering van de eucharistie I (vanaf 1972, nr. 66), Zingt Jubilate (1977, nr. 408), Gezangen voor Liturgie (1986, nr. 500), Laus Deo (2000, blz. 828) en het Liedboek (2013). In In wind en vuur werden drie melodieën opgenomen: allereerst die van Theo Cocks (nr. 104a), vervolgens die van Gerrit de Marez Oyens (nr. 104b) en ten slotte de melodie die de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie schreef voor het Abdijboek (vanaf 1981, Varia 39).

Inhoud

Hemelvaartsdag is de bekroning van Jezus’ weg. Tegelijk is het zijn verberging, onder de belofte van zijn wederkomst. Dat laatste staat in dit hemelvaartslied centraal. Het is een gebed om Jezus’ verschijning. De beelden daarvoor zijn ontleend aan lezingen van de voorafgaande zondagen.
Op Palmzondag is de Christushymne uit Filippenzen 2,5-11 gelezen. Jezus wordt ten spot verheven. God geeft Hem een naam boven alle namen. Barnard maakte er een rijmbrief van, Liedboek 557. Voor Hemelvaartsdag dicht hij dit lied met dezelfde titel en melodie: ‘In beide gaat het om de ‘verhoging’, zo paradoxaal beleden in het evangelie’ (Guillaume van der Graft, Verzamelde liederen, Baarn 1986, 394).

Op Hemelvaartsdag wordt net als op Palmzondag de verheffing van Jezus bezongen, maar nu met andere accenten. De beloofde leidsman ‘die in alle waarheid leidt’ (Johannes 16,13; strofe 1), zal binnenkort komen. Hemelvaart ziet uit op Pinksteren. Maar meer nog klinkt in dit lied het verlangen naar de voltooiing van Christus’ komst. ‘Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan’ (Handelingen 1,11).
Maar wanneer is dat? Kent de goede herder ons nog (strofe 2; Johannes 10,14)? Zeker, Jezus is nabij, zoals de wolk en het vuur Israël nabij waren (Exodus 40,38). Maar het is niet genoeg. We snakken naar zichtbaarheid, naar een aarde als ‘gaarde’, met daarin ‘de boom des levens’ (strofe 3). Jezus leerde ons bidden: uw rijk kome (Lucas 11,2). Dat gebed klinkt hier met kracht in elke strofe: ‘Wees verborgen in ons midden’ (1), ‘Leid ons in de ware vrijheid / uw nabijheid’ (2), ‘Laat het zichtbaar zijn beneden’ (3). 

Hoewel de verheffing van Jezus nu vanuit een ander perspectief wordt bezongen, is de herinnering aan zijn lijden onmiskenbaar. Het kan de zingende gemeente niet ontgaan: het is de gekruisigde die verheven wordt. In de paastijd heeft vaak het evangelie van Johannes geklonken. Op zondag Misericordias, de derde van Pasen, werd, volgens het klassieke rooster uit Johannes 10 gelezen (nu in de driejarige orde op de vierde paaszondag in het A-jaar). Daarin komen de herder en de wolf voor, waarvan strofe 2 melding maakt. Van de klassieke zondag Cantate, de vijfde van Pasen, klinkt Johannes 16,5-14 door, met de leidsman ‘die in alle waarheid leidt’ (strofe 1).
Wolk en vuur uit de woestijnreis staan hier symbool voor Hemelvaart en Pinksteren (slotregel strofe 2). Beide zijn gestalte van Jezus’ verborgen aanwezigheid (strofe 1). Maar ‘wolk en vuur zijn niet genoeg’. Over Pinksteren heen kijkend vraagt dit lied naar Jezus’ zichtbaarheid (strofe 3). Het kerkelijk jaar is geen zelfgenoegzame, gesloten cirkel. Het heeft een open einde. Uw rijk kome!

Poëtische aspecten

Het lied kan een werking hebben die de taal en de inhoud van de tekst zoals ze op papier staat overstijgt. Neem dit lied. Als men van alle coupletten de op een na laatste regel verwijdert, houdt men een vrij vlak, voorspelbaar, weliswaar netjes rijmend, maar weinig opwindend lied over. Het zijn die vier lettergrepen, die het zangtempo vertragen, die compact rijmen en die naar binnen krullen, die hier voor de spankracht zorgen.
Er zijn toespelingen. ‘Geef uw zegen wijd en zijd’ (strofe 1), waarbij ‘wijd en zijd’ geïsoleerd wordt uit de uitdrukking ‘wijd en zijd bekend’: dat klinkt als een kleine hulde aan Martinus Nijhoff (1894-1953), die in het gedicht ‘De moeder de vrouw’ (‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’) als opmaat schrijft: ‘in ’t gras, mijn thee gedronken / mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd’.
En in het evangelie gaat het over de huurling die op de vlucht slaat zodra hij de wolf aan ziet komen, in schril contrast met de herder die zijn leven inzet voor de schapen. Dat de herder ook ‘de wolven sloeg’ (strofe 2) komt van de roman van Theun de Vries (1907-2005), Sla de wolven, herder! Roman uit de Babylonische voortijd (1946).

Liturgische bruikbaarheid

Dit lied schreef Barnard voor Hemelvaartsdag, maar het is natuurlijk ook goed bruikbaar op de daaropvolgende zondag.

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Wouter van Voorst, Menno van der Beek en Gerda van de Haar aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel II, 485-486).


Melodie

Voor een toelichting bij de melodie: zie Liedboek 557.


Media

Uitvoerenden: Collegium de Dunis o.l.v. Ignace Thevelein; m.m.v. Peter Ledaine, orgel