Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

673 - Heilige liefdeskracht


Come down, o Love divine

Richard Frederick Littledale Bianco da Siena
Andries Govaart
Ralph Vaughan Williams
Tune: DOWN AMPNEY

Tekst

Ontstaan en verspreiding

De geschiedenis van dit lied kan opgehangen worden aan vier namen: Richard Frederick Littledale, Bianco da Siena en Andries Govaart voor de tekst, Ralph Vaughan Williams voor de melodie. In chronologische volgorde:

Aspecten

Armoede en boete

Het verhaal begint bij Bianco da Siena. Deze Bianco werd geboren in Anciolina, een plaats in de huidige Italiaanse provincie Arezzo. Hij werd, naar zijn geboorteplaats, Bianco da Anciolina genoemd. Aanvankelijk was Bianco wolkaarder. Hij oefende dit beroep uit in Siena. Daar leerde hij de Gesuati kennen, een broederschap van leken die zich toelegden op armoede en boetedoening. Hun preken begonnen en sloten ze altijd af met ‘Jezus leeft, geloofd zij Jezus’, vandaar de naam ‘Gesuati’. Deze broederschap was rond 1360 gesticht door een welvarende zakenman uit Siena, Giovanni Colombini (±1300-1367). Bianco, inmiddels Bianco da Siena, sloot zich in 1367 bij deze broederschap aan. Over Bianco’s leven is niet veel bekend. Hij trok rond door Umbrië en Toscane, kwam uiteindelijk in Venetië terecht en daar overleed hij in 1434. Zijn naam en faam bleef echter bewaard, want broeder Bianco legde zich toe op het dichten van religieuze poëzie, lauda spirituali. Zijn laude waren geliefd en zijn terug te vinden in vele handschriften. In 1851 verscheen een groot deel voor het eerst in druk, gevolgd door een tweede en kleinere verzameling in de twintigste eeuw.

Laude

De broederschap van de Gesuati en de laude van Bianco da Siena zijn typerend voor de Italiaanse late middeleeuwen. Broeder- en zusterschappen van niet-gewijden die zich toelegden op armoede, boete (al dan niet met dagelijkse geseling), rondtrekken en bedelen, kwamen in deze tijd veel voor. Het liedrepertoire dat hierbij hoorde was dat van de lauda. De lauda (meervoud: laude) ontstond in de twaalfde eeuw in Italië. Laude zijn geestelijke liederen met een min of meer volks karakter. Ze werden vooral in de volkstaal geschreven, maar ook in het Latijn (hoewel ze niet bestemd waren voor liturgisch gebruik). Belangrijk voor de ontwikkeling van de laude is Franciscus van Assisi (±1181/2-1226). Hij riep zijn volgelingen op om de wereld rond te trekken. Degene die weet hoe dat moet, preekt en vervolgens zingen zij samen Gods lof, als ioculatores Domini, minstrelen van God. Want, zo is Franciscus’ overtuiging, wat zijn dienaren van God waard als ze niet zijn minstrelen zijn, die het hart van de mensen bewegen en hen opwekken tot geestelijke vreugde? Met zijn Cantico di frate sole, het Zonnelied (vergelijk Liedboek 742), gaf Franciscus het voorbeeld. De lauda was geliefd bij de lekenbewegingen en bedelmonniken. Er kwamen speciale groepen die zich toelegden op het zingen van laude, laudesi of compagnie delle laude. De grote lauda-dichter was Jacopo da Todi (±1230-1360); Bianco da Siena zag hem als zijn grote voorbeeld. Vanuit Umbrië en Toscane, verspreidden de laude zich in de vijftiende en zestiende eeuw ook in Noord- en Zuid-Italië en verder Europa in. In de officiële liturgie hadden de laude geen plaats.

Mystiek

De bloei van de laude illustreert de nadruk die er in de hoge en late middeleeuwen kwam te liggen op de verinnerlijking van het geloof, het persoonlijk geloofsleven en de persoonlijke geloofspraktijk. Dat kon door versterving, boetepraktijken (waaronder zelfgeseling), het diep doorleven van het lijden van Christus, door innig en langdurig gebed en allerlei vormen van onthechting. Dit is de tijd van laatmiddeleeuwse mystiek. De thematiek van Bianco’s poëzie illustreert dat: de liefde voor God, het prijzen van de armoede, verdriet om de zonde, mystieke vereniging met God.

Inhoud

Na Bianco da Siena kwam de lauda-traditie tot een einde. De renaissance brak aan en de lauda paste niet bij de kwaliteitsnormen van de nieuwe tijd. Maar in de negentiende eeuw kwam er opnieuw belangstelling voor dit repertoire. In 1851 verscheen een groot deel van de laude van Bianco da Siena in druk (Telesforo Bini, Laudi Spirituali del Bianco da Siena, Povere Gesuato del Secolo XIV. Lucco 1851).
Zo kwam zijn werk opnieuw onder de aandacht. Ook de anglicaanse priester Richard Frederick Littledale kreeg Bianco’s gedichten onder ogen. Littledale had op relatief jonge leeftijd het gemeentewerk ingewisseld voor studie en schrijven. Een van zijn activiteiten was het vertalen van liederen uit andere dan Engelse talen. Uit de Laudi spirituali del Bianco da Siena van 1851 werkte hij vier laude om tot Engelse hymns, die gepubliceerd werden in The Peoples Hymnal (1867). Een daarvan, nr. 473, was ‘Come down, O Love divine’, gebaseerd op Da Siena’s ‘Discendi, amor Santo’.

Bianco’s lied bestaat uit acht strofen, de eerste telt vier regels, de andere zeven acht. Littledale maakte daar een lied van vier coupletten van, uitgaande van strofe 1, 2, 3, 4, 7 en 8 van het origineel:

Come down, O Love divine, 
seek thou this soul of mine, 
and visit it with thine own ardor glowing; 
o Comforter, draw near, 
within my heart appear, 
and kindle it, thy holy flame bestowing. 

O let it freely burn, 
till earthly passions turn 
to dust and ashes in its heat consuming; 
and let thy glorious light 
shine ever on my sight, 
and clothe me round, the while my path illuming. 

Let holy charity
mine outward vesture be
and lowliness become mine inner clothing.
True lowliness of heart,
which takes the humble part
and o’er its own shortcomings weep with loathing.

And so the yearning strong, 
with which the soul will long, 
shall far outpass the power of human telling; 
for none can guess its grace, 
till Love create a place 
wherein the Holy Spirit makes a dwelling.

Het lied verscheen in 1867 in The People’s Hymnal, een van de bundels die Littledale samenstelde. In latere Engelse liedbundels zijn meestal alleen de coupletten 1, 2 en 4 opgenomen. Voor het Liedboek maakte Andries Govaart een Nederlandse vertaling. Hij ging daarbij uit van de vier coupletten van Littledale. De accenten die in elk van deze vier coupletten worden gelegd doet hij recht: ‘komen’ in couplet 1, ‘vuur’ in couplet 2, ‘bekleden’ in couplet 3 en ‘nieuw leven’ in couplet 4. Mooi is de slotzin, als samenvattende gebedsroep: ‘Bewoon ons, Geest van God, geef ons uw adem’. Het zijn overigens ook kernbegrippen in Da Siena’s tekst. Ook daar gaat het over vuur, ontvlammen, ontbranden in liefde, over bekleed worden met een mantel van heilige liefdadigheid en nederigheid en over de vernieuwde levenswijze die zo kan ontstaan.

In lied 673 ‘Heilige liefdeskracht’ komen drie tijdperken samen: de Italiaanse late middeleeuwen, de Engelse negentiende eeuw en de vroege eenentwintigste eeuw in protestants Nederland. Anders gezegd: laatmiddeleeuwse Italiaanse mystiek, door de romantiek gekleurde interesse voor de middeleeuwen en een liedboek voor verschillende protestants-christelijke liturgische stromingen in de vroege eenentwintigste eeuw. Het resultaat – en daar gaat het hier om – is een intens lied. Voor de een zal het te smachtend zijn, te pathetisch wellicht (hoewel de taal die Andries Govaart hier hanteert verhoudingsgewijs ‘terughoudend’ is). Voor de ander zal het een snaar raken, juist vanwege de innigheid. Het is een sensitief lied over de heilige Geest, vol van intensiteit; na aan het hart liggen troost, liefdevolle aandacht en zorg, levensvernieuwing. De Geest wordt omschreven als Trooster, hartsvriendin (couplet 1, regel 4). Dit laatste woord kan aanspreken omdat het een vrouwelijk beeld is, het kan ook aanspreken omdat het precies de intense innigheid oproept waar het in dit lied om gaat. Nog een opvallend element: de aanduiding ‘Geest’ (‘heilige Geest’/’Geest van God’) komt pas in de laatste regel voor. Dat is niet alleen in de Nederlandse versie het geval, het gaat ook op voor de teksten van Bianco en Littledale: ‘per la vertù dello Spirito Santa’, ‘wherein the Holy Spirit makes a dwelling’. Daarvoor zijn het steeds andere aanduidingen – ‘heilige liefdeskracht’, ‘Trooster’, ‘hartsvriendin’, ‘oplaaiend vuur’ / ‘love divine, Comforter’ / ‘amor Santo, consolatore’ – of er worden omschrijvingen gegeven van de (gevraagde) werkzaamheid van de Geest.


Melodie

In 1906 werd ‘Come down, o Love divine’ opgenomen in de eerste druk van The English Hymnal. De grote Engelse componist Ralph Vaughan Williams was muziekredacteur van de bundel en hij schreef de melodie bij Littledale’s tekst. Naar Engels gebruik kreeg de melodie een naam: DOWN AMPNEY (naar de geboorteplaats van Vaughan Williams in Gloucestershire; zijn vader was verbonden aan de kerk aldaar). Met en door deze melodie kreeg het lied zijn grote bekendheid en werd het bij velen geliefd.
Littledale reikte met zijn tekststructuur de boeiende basis aan: twee helften van drie regels, in beide gevallen twee regels van zes lettergrepen en een van elf respectievelijk tien. Deze afwisseling van twee korte regels gevolgd door een lange geeft de melodie een spannende beweging. Vaughan Williams laat de melodie beginnen op de lage grondtoon (d’). De eerste regel stijgt naar de dominant (a’), de tweede regel blijft bij die dominant, maar stipt wel even de hoge grondtoon (d”) aan en de derde regel, de lange, daalt weer af en bevestigt de toonsoort. De tweede helft contrasteert met het voorgaande door op de hoge grondtoon te beginnen, een sprong van een octaaf. Het dalende lijntje van deze regel, d”-cis”-b’-a’, wordt in de volgende regel een toon lager herhaald, krachtig ingezet op de verlaagde septime: c”-b’-a’- g’. Regel 6 is een gevarieerde herhaling van regel 3. Knap van Vaughan Williams is natuurlijk dat die variatie minder opvalt omdat hij in de eerste maat van regel 6 de melodieaccenten net op andere noten legt en zo lijkt op het eerste gehoor alleen de slotwending gelijk. In beide delen van drie regels eindigt de eerste regel op een hele noot, terwijl regel 2 en 3 in elkaar over gaan, regel 3 met een opmaat.
Wat de uitvoering betreft: ga bij het zingen en spelen uit van de halve noot als puls en kies voor een stromend tempo.


Liturgische bruikbaarheid

Het lied is weliswaar niet voor Pinksteren geschreven, maar dat het in de rubriek Pinksteren is opgenomen spreekt vanzelf.
Verder past het lied in diensten waarin over de werking van de heilige Geest wordt gesproken.

Auteur: Anje de Heer


Links

Klik hier voor ‘Come down, o Love divine’ gezongen door King’s College Choir Cambridge.