Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

674 - O God die op het pinksterfeest


Pinksterlied

Een nieuwe dag, hier ben ik weer

Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.

Het eenvoudige gebed om de zegening van de eigen taal is de dichter Muus Jacobse (prof. dr. K.H. Heeroma) ten voeten uit; het brengt onder woorden wat hij zijn leven lang gehoopt en verwacht heeft. Waarschijnlijk daarom wist hij er zelf niets anders van te zeggen dan: ‘Een pinksterlied, een bede om ‘het goede woord, / dat wordt geloofd met het gehoor’, om een actualisering van het pinksterwonder in ‘onze eigen woorden’’. Men zou hem zich voor kunnen stellen, schrijvende met de ogen dicht, – en door die innigheid de publieke en wereldomvattende gebeurtenis, die ons in Handelingen 2,1-13 wordt beschreven, bijna vergetende. In de derde strofe althans zijn ‘Jood en Griek en Arabier’ wat anders naast elkaar komen te staan dan in Lucas’ bijna uitbundige getuigenis, dat ‘de zeventig volkeren’ (zoals de rabbijnen daar graag over spreken) nu ‘met de oren van Israël’ van de woorden, die er vanaf de Sion (Sinaï) tot hen gezegd worden; ‘Romein en Aziaat’ zijn bijna tot alleen nog rijmwoorden geworden in plaats van ‘Joden en Jodengenoten’, die (vertegenwoordigers der heidenen uit alle windstreken als ze door Jezus’ opstanding en verhoging geworden zijn) voor het eerst de kracht Gods in volle omvang ervaren. Maar juist in die verwaarlozing van de exegese is het vredesvisioen van de verstaanbaarheid zo overtuigend en weet de dichter zijn ontroerende gebed tot het onze te maken.

Auteur: W.G. Overbosch


Melodie

Liedboek 674 is een contrafact. Zijn melodie werd geleend van het lied ‘Een nieuwe dag, hier ben ik weer’, een tekst van Michel van der Plas, geschreven bij Matteüs 22,15-21 (Marcus 12,13-17; Lucas 20,20-26), te vinden in de bundel Evangelielliederen, deel 3, 1997, nr. 34.
Hoewel de technische verhouding woord-toon niet overal even gelukkig is, zoals bijvoorbeeld in de tweede regel van de eerste strofe, waar de twee lettergrepen van het woord ‘uitstort’ het ritme verstoren en bovendien moeilijk op telkens één noot te zingen zijn, oogt de melodie fris. Ze nodigt uit tot geanimeerde zang.
Misschien werd bij de pinkstertekst van Muus Jacobse gekozen voor deze melodie om de treffende overeenkomst van haar eerste regel met die van het bekende Pinksterlied ‘Wat altijd is geweest, het waaien van de Geest’ (zie Liedboek 689). In de derde melodische regel wordt de eerste regel een terts lager herhaald. Daar zal de dalende melodie voor velen een horende expressie zijn van de bijbehorende tekst ‘en uit de hemel nederdaalt’. Bij het verbinden van de tekst van Muus Jacobse met deze melodie kon men er geen rekening mee houden dat een en ander in de derde en vierde strofe verschillend ligt. Dit euvel doet zich telkens voor wanneer in een strofenlied met gelijkblijvende melodie de verhouding tussen tekst en melodie vooral wordt toespitst op de eerste strofe.
De zojuist kort omschreven problematiek is niet geheel zonder betekenis voor de uitvoering, waar immers de tekstexpressie een grote rol speelt. Geheel in de geest van Liedboek 689 nodigt de combinatie van de tekst met deze melodie in ieder geval uit tot enthousiaste pinksterzang. De gemeente zal zich hopelijk uitgedaagd voelen om zo ook telkens de tweede helft van elke strofe te zingen. Een feestelijk hymnisch tempo valt aan te bevelen.

 

Auteur: Anton Vernooij