Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

675 - Geest van hierboven


Loflied

In dir ist Freude

Tekst

Herkomst en verspreiding

De geschiedenis van ‘Geest van hierboven’ begint bij een zestiende-eeuws Italiaans madrigaal. In Venetië verscheen in 1591 het lied ‘L’innamorato’ in de Balletti a cinque voci van de componist Giovanni Giacomo Gastoldi (±1553-1609/1622). Het eerste couplet luidt als volgt:

A lieta vita / Amor ci invita / Falala...
Che gioir brama / se di cor ama
donerà il core / a un tal Signore / Falala…

Vertaling: De liefde nodigt ons tot vrolijk leven.
Wie naar vreugde verlangt, als hij van harte liefheeft,
laat hij zijn hart aan zo’n meester [de liefde] geven.

De Canto (melodiestem) in een uitgave van de Balletti a cinque voci uit 1597.

Dit danslied werd snel populair door heel Europa. Binnen een decennium verscheen in Duitsland een geestelijk contrafact: een christelijk loflied op de muziek van het madrigaal. ‘In dir ist Freude’ werd in 1598 in Erfurt door Johann Lindemann (±1550-1630) uitgegeven in zijn Amorum filii dei decades duae, een bundel met liederen voor kerst en Nieuwjaar. Deze liederen waren eerder voor privégebruik dan voor de eredienst bestemd. Lindemann was slechts de uitgever. De auteur van de Duitse tekst is onbekend, ook al wordt vaak de naam van de predikant en dichter Cyriakus Schneegaß (1546-1597) genoemd.

De Nederlandse liedtekst is van de hand van de dichter Muus Jacobse (pseudoniem van Klaas Hanzen Heeroma; 1909-1972). Muus Jacobse schreef het lied in opdracht van de redactie van het Liedboek voor de kerken, waarin het verscheen als gezang 477. Er was namelijk een wens om ‘In dir ist Freude’ ook in het Nederlands te kunnen zingen. Toch is ‘Geest van hierboven’ geen vertaling van het Duitse lied. Dat bleek niet haalbaar en Muus Jacobse nam slechts losse elementen over. Het Nederlandse lied heeft wel een vergelijkbare inhoud en sfeer.

Inhoud en vorm

‘Geest van hierboven’ is een uitbundig loflied dat de vreugde van leven in Christus bezingt. Wie met Christus is opgestaan, krijgt eeuwig leven, ziet het lijden in perspectief en deelt in Christus’ overwinning. Wie het lied zingt, hoopt op een toekomst van vrede onder zijn koningschap. Hoewel de eerste liedregel misschien doet vermoeden dat het lied specifiek over de heilige Geest gaat, wordt Christus meer aangesproken in het geheel van het lied, met name in de tweede strofe. De algehele boodschap is dezelfde als in het lied ‘In dir ist Freude’. Gemeenschap met Christus geeft alles wat een mens nodig heeft: vreugde, verlossing, troost in het lijden, leven en toekomst.
De liedtekst van Muus Jacobse speelt met rijm op een manier die goed loopt op de cadans van de melodie (hierboven/geloven/hopen; schaden/scheiden). Hij had bij het dichten de melodie van het martelaarslied van Johannes Stalpaert van der Wiele ‘Sinte Jeroen, Martelaar van Noordwijck’ (uitgegeven in 1635) in zijn hoofd (Compendium, k. 1096). Dat lied werd ook op de melodie van ‘L’innamorato’ gezongen, maar daar is de tekst niet geheel syllabisch.
Het algemene rijmschema is a-a-B-c-c-B-d-d-e-e-[x]- f-f-g-g-[x]. [x] is in dit geval het herhaalde ‘Halleluja!’ dat niet rijmt op andere regels. Overigens rijmen die regels (11 en 16) in de eerste strofe wel als het ‘Halleluja!’ buiten beschouwing blijft (opgestaan/voorgegaan). In de oorspronkelijke versie van de tweede strofe was dit ook het geval (koning/zonen). In regel 4 van de tweede strofe wijkt Muus Jacobse af van het rijmschema (‘Niets is ten kwade’).

Strofe 1

In de eerste strofe wordt de heilige Geest aangeroepen, die de christenen leert ‘geloven, hopen, liefhebben’ (1 Korintiërs 13,13) en die de ‘hemelse vrede’ is voor de wereld. Als de Geest geloof, hoop, liefde en vrede geeft (‘als wij ontvangen / al ons verlangen’, regel 9-10), leidt dat tot een loflied: ‘zingen / van grote dingen’ (regel 7-8). Christus is de focus van dit loflied: de gelovigen staan met Hem op en behoren Hem toe ‘die ons is voorgegaan’ (regel 16). ‘Als wij ontvangen / al ons verlangen’ komt overeen met ‘durch dich wir haben / himmlische Gaben’ in ‘In dir ist Freude’.
De ‘Hij’ in regel 13 (‘Eeuwigheidsleven / zal Hij ons geven’, regel 12-13) is enigszins ambigu. Doordat Christus in de regel ervoor genoemd wordt, ligt het voor de hand om aan Hem te denken. Bovendien gaat het in de regel ‘als wij herboren / Hem toebehoren’ (regel 14-15) ook om Christus. Toch zou je ook aan de Geest kunnen denken, die levend maakt en opnieuw geboren doet worden. Aan wie het lied met overgave zingt, gaat deze subtiliteit waarschijnlijk voorbij.

Strofe 2

Het leven met Christus wordt gecontrasteerd met kwaad en lijden, op de manier van Romeinen 8,35-39. In het licht van Christus’ overwinning deert niets de gelovige meer: ‘Niets is ten kwade, / wat wij ook lijden, / Gij houdt ons bij de hand gevat’ (regel 4-6). Dit komt ook duidelijk uit ‘In dir ist Freude’: ‘in Tod und Leben, / nicht kann uns scheiden / (…) / kann uns nicht schaden (…)’.
Christus’ overwinning is al ‘verkregen’, maar moet ook nog openbaar worden in de toekomst: ‘Gij zult op aarde / de macht aanvaarden / en onze koning zijn’ (regel 9-11). Wie ‘naar U heten / en in U weten, / dat wij Gods kinderen zijn’ (regel 14-16), delen in die zege.
In de oorspronkelijke liedtekst zoals die in het Liedboek voor de kerken staat, eindigt het lied met ‘dat wij Gods zonen zijn’. Vanuit het oogpunt van inclusiviteit werd al wel ‘dat wij Gods kinderen zijn’ gezongen. In het Liedboek is deze wijziging overgenomen, ondanks dat het klankrijm (koning/zonen) met regel 11 dan verdwijnt: er was geen betere optie voorhanden.


Melodie

Wat direct opvalt aan de melodie van Liedboek 675 is het speelse driedelige ritme, passend bij een zestiende-eeuws liefdeslied, maar ook bij de opgewekte tekst van Muus Jacobse. Gastoldi publiceerde ‘L’innamorato’ als vijfstemmig madrigaal. De vierstemmige zetting die in de koorbundel van het Liedboek staat, is daar een bewerking van.
Het lied is genoteerd in F-mixolydisch (oorspronkelijk G-mixolydisch) en heeft een A-A-B-B-vorm – zeer gebruikelijk voor dansvormen, minder voor kerkliederen. Steeds worden kleine muzikale motieven aaneengeregen tot grotere eenheden.
Het A-deel bestaat uit twee korte regels en één langere regel, die als een eenheid achter elkaar door worden gezongen. Melodisch gaat het A-deel steeds van de dominant omlaag naar de tonica, met nadruk op de derde toon van de ladder.
Het B-deel bestaat uit vier kortere regels en een langere regel. Ook hier lopen de regels achter elkjaar door, zonder rusten. De regels 7/8 (en 12/13) richten zich op de zesde toon van de ladder – het hoogtepunt van de gehele melodie. Regels 9 en 10 bewegen dan telkens een toon naar beneden en de slotregel daalt weer naar de tonica.
Het ritmische patroon is regelmatig. Alle korte regels bestaan uit drie kwarten, gevolgd door een trochee (een benadrukte halve en een kwart). Zowel in de A-delen als de B-delen zorgt het gepuncteerde ritme in de slotregels voor een zwierige afsluiting.
Ondanks de korte regels in de Liedboek-notatie bestaat het lied uit vrij lange lijnen: feitelijk zijn het vier grote regels. Qua uitvoering zou de melodie daarom niet te zwaar moeten worden (door te veel nadruk op individuele noten of maten te leggen) of te fragmentarisch (door te veel adem te halen of brede pauzes te nemen). Deze spanning is inherent aan het feit dat de muziek van een zestiende-eeuws danslied gebruikt wordt in de praktijk van het kerklied.
Opvallend voor een zo uitbundige melodie is het niet al te grote bereik (in het Liedboek van e’ tot es”). De melodie blijft bijna overal binnen het hexachordum durum – de es” in regel 8/13 is een fa super la en de e’ in regel 11/16 is een onderwisseltoon.
De ritmiek van het balletto komt – al dan niet geïnspireerd door ‘In dir ist Freude’ – terug in meerdere zeventiende-eeuwse Duitstalige kerkliederen, zoals in het Liedboek de liederen 619, 838 en 868. ‘In dir ist Freude’ komt weinig voor in werken van klassieke componisten, zeker in vergelijking met sommige andere Duitse liederen. Hoewel het vanaf halverwege achttiende eeuw in Duitse liedboeken staat, was het toen nog niet bijzonder wijdverbreid. Wel componeerde Johann Sebastian Bach een feestelijke orgelbewerking van het lied in zijn Orgelbüchlein (BWV 615).


Liturgische bruikbaarheid

Omdat ‘Geest van hierboven’ een algemeen loflied is, kan het op veel momenten dienstdoen, met name bij feestelijke diensten of gelegenheden. De nadruk op de Geest in de aanhef associeert het lied in de praktijk met Pinksteren. In het Liedboek staat het dan ook in die rubriek. De vreugde over de opstanding met Christus wijst weer meer op de paastijd.

Auteur: Diederik Blankesteijn


Media

Uitvoerenden: Sweelinckcantorij o.l.v. Christiaan Winter; Piet Hulsbos, orgel (bron: KRO-NCRV)