Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

683 - ’t Is feest vandaag, ’t is pinksterfeest



Tekst

Ontstaan en verspreiding

Het lied komt uit het eerste deel van Alles wordt nieuw (1966, nr. 28). In het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw werd het in verschillende kerkelijke bundels opgenomen: Tussentijds (2005, nr. 182), Op toonhoogte (editie 2005 nr. 358, editie 2015 nr. 445) en Weerklank (2016, gezang 586).

Inhoud

Het lied begint met de uitroep: ‘’t Is feest vandaag, ’t is pinksterfeest!’ Als zanger word je midden in de kring van mensen gezet die op de vijftigste dag na de opstanding van Jezus bij elkaar waren. Geluid van een hevige windvlaag, zoiets als vlammen die zich als vuurtongen over de aanwezigen verspreiden, spreken in vreemde talen, vervuld worden van de Geest. Kortom: ‘wij staan in vuur en vlam’. Wat Jezus eerder had beloofd wordt nu realiteit. Ze zijn geen eenzaam achtergebleven wezen, want de beloofde, de Geest van de waarheid, is nu bij hen (Johannes 14,16-18 Lucas 24,49).

Ook de opdracht die Jezus bij zijn hemelvaart aan zijn volgelingen meegaf, gaat gerealiseerd worden: ga op weg en getuig van mij (strofe 3; zie Lucas 24,47-48, Marcus 16,20 en Matteüs 28,19-20). Fijntjes laat het lied zien dat dit in feite geen beslissing van de leerlingen is, want ze kunnen niet anders, ‘er is geen houden aan’ (strofe 3, regel 2). Ook nu al gaan de woorden van mond tot mond en ieder kan ze verstaan. En dus: een en al wonder, waaiend op de wind van de Geest. Er breekt een nieuwe tijd aan.

Het lied is geschreven vanuit de eerste persoon meervoud: wij staan in vuur en vlam, wij weten het nu zonneklaar, wij zijn niet meer alleen, wij gaan op weg, de wereld rond. En: Hij die bij ons is geweest, Hij ging van ons heen. Maar gaande het lied is een beweging naar een bredere optiek te zien. Dat begint in couplet 3: ‘wij gaan op weg, de wereld rond’. De woorden die van mond tot mond gaan zijn voor ieder te verstaan. De laatste twee regels zetten de deuren open: ‘’t Is feest vandaag, voor iedereen: / een nieuwe tijd begint!’ Het lied begint met wij, maar loopt uit op wereldwijd. Dat is Pinksteren.

Opmerkelijk genoeg valt in het hele lied niet eenmaal het woord Geest. De verschijnselen worden aangestipt: vuur en vlam (strofe 1 regel 2), het taalwonder (strofe 3 regel 4), de wind (strofe 4 regel 2), maar eerder overdrachtelijk dan letterlijk. Het gaat vooral om dat wat de Geest in gang zet, de beweging die wordt aangeblazen, mensen die in vuur en vlam worden gezet en niet anders kunnen dan doen wat gedaan moet worden. Enthousiasme is daarmee een kerntypering voor dit lied. 


Melodie

De melodie staat in F-groot in een 2/2 maatsoort. Ze beweegt zich binnen de omvang van een sext. Je zou ook kunnen zeggen: binnen de omvang van een kwint, die eenmaal wordt doorbroken naar een sext (met oranje aangegeven in het muziekvoorbeeld). Dat gebeurt meteen al in regel 1, maar komt daarna niet meer terug. De melodie beweegt zich voor het grootste deel in kwartnoten. Afgezien van de lange noot aan het slot van de regels 2 en 4 wordt die kwartenbeweging één keer doorbroken, ook in regel 1, want daar staat op ‘pinksterfeest’ een gepunteerd figuur (blauw omcirkeld). Spreek je de tekst van regel 1 hardop uit, dan hoor je wel dat dit door het tekstritme wordt aangereikt.

Zowel qua ritme als qua ligging springt regel 1 er dus uit – dat past helemaal bij het tekstkarakter: de uitroep ‘’t Is feest vandaag, ’t is pinksterfeest’ waarmee het lied begint. Ook de eerste regel van de andere coupletten licht op, het gaat steeds om woorden die typerend zijn voor de inhoud van het hele couplet ‘nu zonneklaar’ (2), ‘de wereld rond’ (3) en ‘zijn om ons heen’ (4).
Alle melodieregels beginnen met een opmaat. In de melodieregels zelf wordt dat opmatige karakter in de rest van de melodieregel voortgezet door de herhaling van tonen. In de regels 2 en 3 wordt dat versterkt doordat het grotendeels om een sprongetje gaat: een terts, kwart of kwint (zie de rode haken). Het lied opent en sluit ook met zo’n sprong. De valkuil is nu dat je gaat zingen vanuit dit opmatige aspect, maar dan wordt het hakkerig (de maatsoort, 2/2, laat dat ook niet toe, want de puls is de halve noot, niet de kwart!). Het wordt pas leuk (en mooi!) als je het opmatige onderhuids voelt, als een zacht ronkend motortje. Samen met de andere genoemde kenmerken van de melodie zing je dan vanuit een doorgaande beweging. Met een beetje inlegkunde zou je kunnen zeggen: voortbewogen en aangeblazen door de Geest. Pinksteren dus.


Liturgische bruikbaarheid

Een lied voor Pinksteren, waarin allerlei aspecten van Pinksteren in niet meer dan vier strofen van vier regels samenkomen.

Auteur: Anje de Heer