Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

701 - Zij zit als een vogel, broedend op het water


She sits like a bird

Iona als bron van liederen
Tune: THAINAKY

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit lied uit Iona heeft Joke Ribbers vertaald. Het werd voor het eerst gepubliceerd in Hoop van alle volken (1997, nr. 108) en verscheen daarna ook in Tussentijds (2005, nr. 183) en in Hemelhoog (2015, nr. 243). Naast de vertaling van Joke Ribbers is er ook een van Andries Govaart. Die tekst (‘Een vogel, ze broedt’) is verschenen in Liederen & gebeden uit Iona & Glasgow (2003, nr. 29) en Zangen van zoeken en zien (2015, nr. 491).

Voor meer achtergrond over de liederen uit Iona, zie het overzichtsartikel ‘Iona als bron van liederen’.

Inhoud

De Geest wordt in dit lied voorgesteld als een vrouwelijk persoon. In het Latijn is spiritus mannelijk, het Grieks heeft pneuma (onzijdig), maar het Hebreeuws vervoegt roeach met vrouwelijke werkwoordsvormen. Dit komt al direct in het begin van de bijbel voor: in Genesis 1,2 wordt de aarde beschreven als woest en doods, met duisternis over de oervloed. Dan horen we dat Gods geest over het water zweeft.
Dit vrouwelijke beeld van de Geest wordt uitgewerkt in de eerste strofen.

Strofe 1

… she sighs and she sings, mothering creation,
waiting to give birth to all the Word will say.
… zij zucht en zij zingt, moeder van de schepping,
wachtend op het woord totdat zij baren mag,.


Een vrouwelijke gestalte van God, die wacht om het leven te schenken aan wat het Woord zegt (Engelse tekst), of wacht totdat ze mag baren (Nederlandse tekst) als het woord klinkt. Hierin herkennen we de figuur van de Vrouwe Wijsheid. Als de Eeuwige de aarde schept door met zijn Woord grenzen aan de oerzee te stellen (Spreuken 8,22-31), is zij aan zijn zijde. Vóór alles uit is zij voortgebracht (8,24-25). De schepping, de beteugeling van die woeste oerzee – ik was daarbij, zegt zij zelf; in deze trant bezingt de eerste strofe het ‘broeden’ van de vogel Geest.

Strofe 2

She wings over earth, resting where she wishes,
lighting close at hand or soaring through the skies;
she nests in the womb, welcoming each wonder …
Zij zweeft boven zee, zweeft boven de bergen,
zoekend naar een plaatsonder de hemelboog;
zij rust in de schoot, wachtend op het wonder …


In de tweede strofe verschuift het beeld van zweven boven het water (Genesis 1,2) naar zweven boven de bergen, op zoek naar een plek om te rusten. Dit doet denken aan de duif uit het verhaal van Noach (Genesis 8,8-12). Vervolgens wordt die rustplaats nader aangeduid als ‘de schoot’, waarin zij zich nestelt (Engelse tekst) en zich het wonder van nieuw leven voltrekt. Gods werkzaamheid in de moederschoot wordt ook bezongen in Psalm 139,13-16 over hoe ik geschapen ben: met werkwoorden als vormen, weven (in de moederschoot), maken / scheppen en kunstig weven (in de schoot van de aarde).

Strofe 3

She dances in fire, startling her spectators,
waking tongues of ecstasy where dumbness reigned;
she weans and inspires all whose hearts are open,
nor can she be captured, silenced or restrained. 
Zij danst in het vuur, schouwspel zonder weerga,
maakt de tongen los, taal en getuigenis,
bekeert, inspireert al wie naar haar luistert;
niets brengt haar tot zwijgen, vurig als zij is.


In strofe 3 verschuift het beeld opnieuw, nu naar het pinksterverhaal in Handelingen 2: dansend vuur, verbaasde toeschouwers, tongen van extase die eerst zwegen. Joke Ribbers vertaalt hier niet alles woord voor woord, maar refereert met ‘taal en getuigenis’ wel aan Pinksteren. De notie dat niemand dit getuigenis tot zwijgen kan brengen, wordt in het vervolg van Handelingen verteld. Onvertaald blijft ‘she weans’, het spenen of afwennen van de moederborst, wat in Psalm 131 centraal staat: gespeend, maar toch getroost (in de berijmde psalm). In plaats daarvan kiest Ribbers voor een binnenrijm: voorafgaand aan ‘inspireert’ klinkt ‘bekeert’, wat weer dichter bij Handelingen 2 blijft.

Strofe 4

For she is the spirit, one with God in essence,
gifted by the Saviour in eternal love;
she is the key opening the scriptures,
enemy of apathy and heavenly dove.
Want zij is de Geest, een met God in wezen,
gift van de Verlosser aan zijn aardse bruid;
de sleutel is zij, toegang tot de schriften,
vogel uit de hemel, witte vredesduif.


Het slotcouplet vat alles samen: ‘zij is de Geest, één met God in wezen’. Dit sluit aan bij de geloofsbelijdenis van Nicea en bij Johannes 14, waarin Jezus zijn leerlingen de Trooster belooft, die in hen zal wonen en hun alles te binnen zal brengen wat de Heer hun heeft gezegd (14,26) en hen zo de weg zal wijzen naar de volle waarheid (16,13). Het woord ‘gift (van de Verlosser)’ herinnert aan het geven van de geest door de Gekruisigde (Johannes 19,30) en het schenken van de heilige Geest door de Verrezene aan zijn leerlingen (Johannes 20,22). Bij ‘toegang tot de Schriften’ zien we de Emmaüsgangers voor ons met hun brandende harten, als de Schriften worden ontsloten (Lucas 24,32).

Waar de ‘vogel uit de hemel’ verwijst naar de doop van Jezus (Matteüs 3,16; Marcus 1,10; Lucas 3,22), voegt de vertaalster ‘witte vredesduif’ toe (rijmend op ‘bruid’; in het Engelse origineel rijmt ‘dove’ op ‘love’). Weer krijgen we de duif uit het zondvloedverhaal voor ogen, wit met olijftak. Een toevoeging betekent ook een weglating: enemy of apathy blijft onvertaald. Al kun je die witte vredesduif evenzeer zien als tegenhanger van apathie.


Melodie

De e-klein melodie van John Bell staat in een vierkwartsmaat en moet in gaand, ‘vertellend’ tempo gezongen worden. Aan het begin van regel 3 (b’-c’’-c’’-b’-a’) spiegelt de opening van regel 1 (b-e’-e’-fis’-g’). De tweede helft van regel 3 herhaalt de tweede helft van regel 1 maar dan een kwart hoger. Beide regels eindigen met een syncopisch ritme, die de klemtoon op de voorlaatste lettergreep goed vormgeeft.
Regel 2 en 4 bestaan vrijwel helemaal uit achtste noten: regel 2 hoofdzakelijk stijgend, regel 4 dalend.
De eerste maat eindigt met een halve noot, behalve in de Engelse slotstrofe (‘spirit’) en de Nederlandse beginstrofe (‘vogel’): twee kwartnoten verbonden door een gestippeld boogje; op dezelfde plek zien we in volgende coupletten een onderstreping: daar weer een halve noot. De opmaat in de regels 1 en 3 wordt in het Engels één keer overgeslagen (tweede helft slotcouplet ‘she is the key’); maar niet in de vertaling, die houdt op deze plekken de opmaat van een achtste noot.


Liturgische bruikbaarheid

In het Liedboek staat dit lied over de Geest logischerwijs in de rubriek ‘Pinksteren’. Maar het kan vaker worden gebruikt. De Emmaüs-associatie ‘toegang tot de schriften’ (strofe 4) maakt het geschikt om te zingen ‘rond de schriften’. Die toepassing wordt ook vermeld op blz. 1605 van het Liedboek. Blader je verder langs de kopjes op blz. 1605 tot en met 1608, dan zou dit lied ook kunnen passen onder ‘wijsheid’, ‘kerk’ en ‘schepping’.

Auteur: Gert Landman


Media

Uitvoerenden: St. Joris Kamerkoor o.l.v. Bas Ramselaar; Chris Bragg, orgel (bron: KRO-NCRV)