Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

726 - Hoor een heilig koor van stemmen


Hark the sound of holy voices

Christopher Wordsworth
Willem Barnard
ca.1700
Tune: IN BABILONE

Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichting bij de melodie is nieuw geschreven voor dit compendium.

Hark is een ouderwets woord in het Engels voor ‘luister’, ‘hoor’. Twee liederen die ik vertaald heb uit de Engelse gezangenboeken beginnen met dat woord, één van Charles Wesley (1707-1788), Liedboek 481 (Hark, the herald angels sing) en dit, van bisschop Christopher Wordsworth (Hark, the sound of holy voices). Het zijn dan ook allebei echt ouderwetse liederen. En toch – dat is de kracht van het echte kerklied – kan ik ze meezingen uit volle borst. Menige tekst die in gedachtegang, geloofsrichting of voorstellingswereld mij nader staat, stoot mij in feite af. Maar zulke oude liederen als deze hark-songs slepen me mee.

Men kan dan natuurlijk zeggen: dat is de dichter weer, die de zeggingskracht altijd hoger aanslaat dan het gelijk, die de schoonheid meer waardeert dan de waarheid! Hij draait zichzelf en ons een rad voor de ogen! Maar het moge waar zijn, dat de dichters de raddraaiers van de kerk zijn (met de muzikanten en andere muzische mensen), er is toch meer aan de hand dan zinsbegoocheling waar men voor uit moet kijken. De waarheid waar het in de bijbel om gaat is een levende, warme, ademende waarheid, een waarheid in menselijk vlees en bloed, een waarheid die ‘er’ niet ‘is’, maar die ‘geschiedt’. En die waarheid is altijd meer gediend van beelden en gelijkenissen, dan van abstracte bespiegeling.

Niet voor niets trouwens bestaat de bijbel uit één geweldig brok litteratuur. De Schriften zijn een bloemlezing van allerlei letterkundige genres: lyriek , ballade , sprookje en spreuk, hymne, fabel, drama, novelle, retoriek, kroniek, beurtzang en samenzang. En wat zo tot ons is gekomen wordt alleen levend en waar doorgegeven als dezelfde literaire verbeeldingskracht in acht wordt genomen, als de beelden en gelijkenissen niet worden ingedroogd tot formules en preektermen.

Zo’n lied als Wordsworths ‘Met al de heiligen’, zoals de titel in De Tale Kanaäns (Haarlem 1963, blz. 70) luidde, roept een bont beeld op van een zich verdringende gretige menigte die zingt en hunkert op een strand. Achter de horizon gaat een groot licht aan, een loper van zilver wordt uitgelegd over het water, een weg wordt gebaand, een pad vrijgemaakt in het duister van de nachtzee. Over die oprijlaan rijdt een koning naderbij en langs die loper gaan de aanhangers van de koning, uitbundige onderdanen, hem tegemoet. Ze hebben er alles voor over gehad om dit eeuwige moment te beleven, ze zijn gekielhaald en onder de voet gelopen, ze hebben gezieltoogd en gewanhoopt, maar nu is hun dag aangebroken. Het rijk van de nieuwe vrede wordt gevestigd. Ze zingen hun longen vol. ‘Hoor een heilig koor van stemmen’, hark the sound of holy voices. Deze apocalyptische visioenen zijn mij liever en staan mij nader, ze bezielen mij meer, dan minder ‘onmogelijke’ maar ook minder kleurige en fantastische vooruitzichten. Bovendien, het is bij die oude kerklieddichters die hun bijbel door en door kenden altijd zeer gedisciplineerde fantasie! Het zijn altijd weer de beelden en gelijkenissen van de Thora, van het oude joodse pascha, van de exodus, van de mare die met de naam Mozes is verbonden en die in de naam van Jezus ons is aangezegd! Het gaat altijd weer over de doodsrivier en over een paaslam, over bloed dat reinigt, liefde die verzoent, over bronnen die ontspringen en licht dat opgaat, over een nieuw land en een oude belofte. Deze beeldspraak is onvergankelijk. Zij werd tot ons toe doorgegeven, wij leerden in die beelden taal voor ons geloof te vinden en ons leven te leiden in die gelijkenis. De vaders van vroeger verstaan wij in deze ‘overdrachtelijke’ wijze van spreken en aan de kinderen van nu moeten wij zó het geloof weer overdragen. Met andere woorden: zingende leerden wij geloven, zingende geven wij het geloof door. De liederen vormen een levende band tussen de generaties. De poëzie verenigt.

Auteur: Willem Barnard


Melodie

Christopher Wordsworth (1807-1885) publiceerde de tekst van dit lied in The Holy Year (Londen 1862), met voor elke zon- en feestdag van het liturgisch jaar en bijzondere gelegenheden een lied. Hark the sound of holy voices heeft een plaats bij All Saints Day (Allerheiligen). In deze uitgave is de tekst weergegeven in strofen van vier regels (15-15-15-15), een geliefde vorm van Wordsworth.
De eerste kerkelijke liedbundel waarin het lied een plaats kreeg was de Appendix (1868) bij de eerste editie Hymns Ancient & Modern (1861). In The English Hymnal (1906, nr. 198) wordt de melodie IN BABOLONE als alternatief genoemd voor de daar opgenomen melodie.
De eerste uitgave van Barnards tekst met de melodie IN BABILONE is het deeltje ‘Paaskring’ van de driedelige uitgave De adem van het jaar (1962-1964). De redactie zal de keuze voor de melodie bij Barnards tekst hebben ontleend aan de alternatieve keuze in The English Hymnal. Deze keuze werd daarna overgenomen in het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 109) en het Liedboek. In de meeste Engelse hymnals wordt de tekst van Wordsworth gezongen op de melodie DEERHURST van James Langran (1835-1909). De melodie IN BABILONE komt in Engeland bij andere teksten voor.

Deze melodie heeft mogelijk een Franse oorsprong. Een variant van de melodie bevond zich namelijk al in het zogenaamde Luitboek van Thysius (±1600), waar zij de titel draagt ‘Brande S. Job alias Confiteor de ma jeunesse’.
In Nederland is de melodie bekend geworden in de versie van Oude en nieuwe Hollantse Boeren lieties en contredansen, een verzameling van 996 melodieën zonder teksten, tussen 1700 en 1716 gepubliceerd in dertien boekjes. De melodie vinden we als nr. 40 in het eerste boekje en heeft daar ook al de naam ‘In Babilone’:

Deze naam is mogelijk ontleend aan de tekst van een lied dat op deze melodie werd gezongen: ‘In Babylon, met onverstande, / Eerde men Bel den Afgodt stom’. De tekst van dit lied over Daniël is al te vinden in Sommighe nieuwe schriftuerlijcke liedekens (Amsterdam 1591), maar daar wordt naar een andere melodie verwezen.

De vorm van de melodie IN BABILONE is klassiek voor het volkslied: van de vier regelparen zijn de eerste, tweede en vierde gelijk. Alleen het derde regelpaar wijkt af. De melodievorm is dus A-A-B-A en zo eenvoudig te memoriseren om uit het hoofd te zingen of te spelen. In de oorspronkelijke uitgave komen de melismen niet voor. Volgens de oorspronkelijke notatie zou ook het tweede gedeelte van de melodie herhaald moeten worden. Ten opzichte van de melodienotatie in het Liedboek zijn de notenwaarden gehalveerd, maar is de maatsoort niet gewijzigd. Een uitvoering in een 4/4-maat, en niet in een 2/2-maat, ligt dan voor de hand.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Sweelinckcantorij o.l.v. Christiaan Winter; Willem Vogel, orgel (strofen 1, 4, 5) (bron: KRO-NCRV)