Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

726 - Hoor een heilig koor van stemmen


Hark the sound of holy voices

Christopher Wordsworth
Willem Barnard
ca.1700
Tune: IN BABILONE

Tekst

Ontstaan en verspreiding

‘Hark, the sound of holy voices’ is een tekst van Christopher Wordsworth, voor het eerst gepubliceerd  in The Holy Year (Londen 1862), met voor elke zon- en feestdag van het liturgisch jaar en bijzondere gelegenheden een lied. Dit lied heeft een plaats bij All Saints’ Day (Allerheiligen). In deze uitgave is de tekst weergegeven in strofen van vier regels (15-15-15-15), een geliefde vorm van Wordsworth.
Het lied werd met melodie in de Appendix (1868) bij de eerste editie van Hyms Ancient & Modern (1861) opgenomen. In The English Hymnal (1906, nr. 198) wordt bij de daar opgenomen melodie als alternatief gesuggereerd: IN BABILONE.
De eerste uitgave van Barnards tekst met de melodie in babilone is het deeltje ‘Paaskring’ van de driedelige uitgave De adem van het jaar (1962, tweede druk 1965). De redactie zal de keuze voor de melodie bij Barnards tekst hebben gebaseerd op het alternatief in The English Hymnal. Deze keuze werd daarna overgenomen in het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 109), het Liedboek (2013, nr. 726) en In wind en vuur (2013, nr. 339). In de meeste Engelse hymnals wordt de tekst van Wordsworth gezongen op de melodie DEERHURST van James Langran (1835-1909). De melodie in babilone komt in Engeland bij andere teksten voor.

Inhoud

Apocalyps en Allerheiligen

Dit lied ‘beroept zich op Apocalyps 7,9-17’ (Guillaume van der Graft, Verzamelde liederen, Baarn 1986, 417). Dat is duidelijk, maar aanvankelijk noemde Barnard ook een ander hoofdstuk: ‘Het is een byzantijns gebruik, op de zondag na Pinksteren de vierdag van ‘alle heiligen’ te plaatsen. Dit lied zinspeelt op de ‘epistel’-lezing van Apocalyps 4, het karolingische leesrooster volgend, en eindigt in een drievuldigheids-accoord’ (Willem Barnard, De tale Kanaäns, Amsterdam/Hilversum, z.j. [1963], 70). Dat is een heel gecondenseerde zin, waarin – stevig aangelengd – onder meer het volgende te lezen staat.
Allerheiligen heeft in de kerk van het Westen uiteindelijk zijn domicilie gevonden op 1 november. De Kerk van het Oosten daarentegen viert Allerheiligen een week na Pinksteren. ‘Het verband met de paasviering is daar nog duidelijk genoeg, wij verkeren dan liturgisch gesproken aan het begin van de kerkgeschiedenis, het feest van bloed en vuur, het rode Pinksteren, loopt op de viering uit van wat de heiligingsgeest verricht in het sterfelijk leven der messiaanse pelgrims. Hun namen te noemen en dankbaar te memoreren is een daad van erkentelijkheid jegens de Geest van de Messias.
Zo heeft naar de ‘andere kant’ [Barnard bedoelt de kerk van het Westen] de zondag volgend op Pinksteren het karakter gekregen van een Naam-feest voor God zelf. De zondag van de heilige Drie-eenheid, een week na het Pinksterfeest, is even aannemelijk als het feest van de communie met alle heiligen; de naamviering van Vader, Zoon en Geest is zelf alleen maar overtuigender als men daarbij bedenkt, dat de dag evengoed iets van Allerheiligen heeft en dat de mensennamen de Naam van God aanvullen en vertalen’ (W. Barnard, Binnen de tijd, Amsterdam/Hilversum z.j. [1965], 285-286).
In dit verband noemt Barnard Openbaring 4,1-11 dat in zijn Book of Common Prayer het epistel is van Trinity-sunday. ‘Aantrekkelijk in de keus voor deze epistellezing is de dubbele verwijzing, enerzijds naar de triniteit, anderzijds naar alle heiligen, en beide als gevolg van, ten vervolge op, het Pinksterfeest’ (Binnen de tijd, 169).

De vertaling van Willem Barnard

Bij de vertaling van ‘Hark the sound of holy voices’ heeft Barnard beide Openbaringhoofdstukken geraadpleegd. Openbaring 7 is de hoofdlezing. Openbaring 4 echter doet helemaal mee, niet alleen vanwege de ‘glazen zee’ (strofe 1), maar ook met de vierentwintig oudsten die zijn inbegrepen in strofe 2, getooid in witte kleren (strofe 3), met hun lofzang ‘God zij glorie’ (strofe 1), maar vooral omwille van de Geest in strofe 6, die zich in dit hoofdstuk manifesteert als ‘de zeven geesten Gods’ (4,5).
Barnards vertaling van ‘Hark the sound of holy voices’ is voor zijn doen zeer trouw aan het origineel. Strofe voor strofe, vaak regel voor regel, is terug te herleiden tot de tekst van de dichter Christopher Wordsworth. Een enkele keer is een motief van plaats verschoven, zoals de witte kleding van strofe 3, die bij Wordsworth al aan het eind van strofe 1 opduikt. Of hij voegt een motief toe, zoals de ‘diepe doodsrivier’ in strofe 4 en het ‘door uw adem aangeraakt’ in strofe 6.
Wat Wordsworth ook niet heeft, is het regeltje waarmee strofe 1 eindigt: ‘in de hemel is een dans’. Dat is een verwijzing naar een oud Nederlands liedje met die beginregel (‘In den hemel is enen dans’, klik hier), eigenlijk een rouwliedje. Uit Barnards mond is het ook een verwijzing naar een boektitel van Gerardus van der Leeuw (In den hemel is eenen dans…: over de religieuze beteekenis van dans en optocht (Amsterdam 1930)). Het beeld van een hemelse, dansende en vreugdevolle menigte is Barnard dierbaar, vooral als het een soort processie wordt: de overgave en de vrolijkheid daarvan zit vaker in zijn liederen. Hier schrijft hij er psalmen bij: ‘psalmen zingend, palmen dragend’ (strofe 1, regel 7), met een binnenrijm en parallellie die het wegvallende eindrijm op die plek ruimschoots compenseren.
Dit lied ‘roept een bont beeld op van een zich verdringende gretige menigte die zingt en hunkert op een strand. Achter de horizon gaat een groot licht aan, een loper van zilver wordt uitgelegd over het water, een weg wordt gebaand, een pad vrijgemaakt in het duister van de nachtzee. Over die oprijlaan rijdt een koning naderbij en langs die loper gaan de aanhangers van de koning, uitbundige onderdanen, hem tegemoet. Ze hebben er alles voor over gehad om dit eeuwige moment te beleven, ze zijn gekielhaald en onder de voet gelopen, ze hebben gezieltoogd en gewanhoopt, maar nu is hun dag aangebroken. Het rijk van de nieuwe vrede wordt gevestigd. Ze zingen hun longen vol’ (Compendium, k. 319].

Strofe 3 zingt paradoxaal als het origineel ‘en de kleren wit als sneeuw / in het bloed van ’t Lam gewassen / van het vuil van deze eeuw’ (regel 2-4). Die sneeuw haalt Barnard erbij, ergens uit het Oude Testament vandaan. Stralend wit moet het zijn, tegengesteld aan het ook erg in Barnards stijl geformuleerde ‘vuil van deze eeuw’, het geweld van de tijd, de onderdrukking. Wordsworth heeft in deze strofe een catalogus van vervolgingen die de in het wit gekleden hebben ondergaan: ‘Mocked, imprisoned, stoned, tormented / Sawn asunder, slain with sword…’ Barnard benadrukt het effect van hun volharding: ‘en de wereld neemt een keer’.

Strofe 6 bevat twee citaten uit de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel: ‘God uit God, licht uit licht’ (regel 1-2) en de ‘Geest die levend maakt’ (regel 8).

Liturgische bruikbaarheid

In de huidige lectionaria staat Openbaring 4 aangegeven op zondag Trinitatis in het C-jaar (Gemeenschappelijk Leesrooster), Openbaring 7 is algemeen op Allerheiligen.

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Klaas Touwen, Gerda van de Haar en Pieter Endedijk aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel III, 1135-1137).


Melodie

De melodie IN BABILONE heeft mogelijk een Franse oorsprong. Een variant van de melodie bevond zich namelijk al in het zogenaamde Luitboek van Thysius (±1600), waar zij de titel draagt ‘Brande S. Job alias Confiteor de ma jeunesse’.
In Nederland is de melodie bekend geworden in de versie van Oude en nieuwe Hollantse Boeren lieties en contredansen, een verzameling van 996 melodieën zonder teksten, tussen 1700 en 1716 gepubliceerd in dertien boekjes. De melodie vinden we als nr. 40 in het eerste boekje en heeft daar ook al de naam ‘In Babilone’:

Deze naam is mogelijk ontleend aan de tekst van een lied dat op deze melodie werd gezongen: ‘In Babylon, met onverstande, / Eerde men Bel den Afgodt stom’. De tekst van dit lied over Daniël is al te vinden in Sommighe nieuwe schriftuerlijcke liedekens (Amsterdam 1591), maar daar wordt naar een andere melodie verwezen.

De vorm van de melodie IN BABILONE is klassiek voor het volkslied: van de vier regelparen zijn de eerste, tweede en vierde gelijk. Alleen het derde regelpaar wijkt af. De melodievorm is dus A-A-B-A en zo eenvoudig te memoriseren om uit het hoofd te zingen of te spelen. In de oorspronkelijke uitgave komen de melismen niet voor. Volgens de oorspronkelijke notatie zou ook het tweede gedeelte van de melodie herhaald moeten worden. Ten opzichte van de melodienotatie in het Liedboek zijn de notenwaarden gehalveerd, maar is de maatsoort niet gewijzigd. Een uitvoering in een 4/4-maat, en niet in een 2/2-maat, ligt dan voor de hand.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Sweelinckcantorij o.l.v. Christiaan Winter; Willem Vogel, orgel (strofen 1, 4, 5) (bron: KRO-NCRV)