Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

740 - Maria heeft ontvangen


Andries Govaart
Den bliiden requiem 1631
Het viel eens hemels dauwe

Tekst

Een toelichting bij de tekst volgt nog.


Melodie

Deze toelichting bij de liedmelodie is overgenomen uit ‘Commentaar bij Zingend Geloven 3’ en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.

De geschiedenis van de melodie mag een rijke genoemd worden: het meest recent gebruikte de tekstdichter haar als contrafact uit de Vlaamse bundel Zingt Jublilate (nr. 554), ‘God groet u, zuiver bloeme’. (Van dit loflied aan Maria staat de acht strofen tellende oorspronkelijke tekst afgedrukt in: Dr. J.A.N. Knuttel, Het geestelijk lied in de Nederlanden voor de kerkhervorming, Rotterdam 1906; herdruk Amsterdam 1974, blz. 268-269. N.B.: de melodie in Zingt Jubilate gaat niet terug op de bron van ‘Het Antwerps Liedboek’ en wijkt dus enigszins af van onze melodie.) Dit is een tekstvariant van de oudste bekende versie, te weten ‘Het viel eens hemels dauwe’, voor het eerst uitgegeven in ‘Het Antwerps Liedboek’ van 1544, lied nr. LXXIV (‘Een oudt liedeken’). (Een Schoon Liedekens-Boeck. In den welcken ghy in vinden sult / veelderhande Liedekens / oude ende nyeuwe / om droefheyt ende melancholie te verdryven, Antwerpen 1544. Tegenwoordig kortweg: ‘Het Antwerps Liedboek’. Heruitgaven: ’s-Gravenhage 1941; Amsterdam 1975.) De bundel is door de meester-drukker Jan Roulans samengesteld en bevat 221 liederen. De melodie werd in de zestiende eeuw meerdere malen gebruikt ten behoeve van andere liedteksten.

De melodie bezit de typische kenmerken van een Nederlandse volksmelodie (vergelijk ook ‘Ik wil mij gaan vertroosten’, Liedboek 562):

  1. door het diatonische melodieverloop;
  2. de syllabische tekstdeclamatie (op de eindformule na);
  3. de rustige melodievoering;
  4. het natuurlijke spreekritme.

(Ignace de Sutter, Psalmen, Hymen en Liederen, Brugge 1978, blz. 104-105.)

De vorm van het lied is verwant aan de bekende Barvorm: a-b-a-b-c-d-c-d’. De toonsoort staat in de dorische modus. De laatste regel vraagt bij de uitvoering enige aandacht: onze tonale oren willen al te graag verlaagde of verhoogde tonen horen. Daarom: geen d’-e’-fis’-g’, maar ook geen d’-es’-f’-g’ zingen!