Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

754 - Liefde Gods die elk beminnen


Love divine, all loves excelling

Wales
Tune: MORIAH

Tekst

Herkomst en verspreiding

Dit lied verscheen voor het eerst in 1747 als Hymn IX in de bundel Hymns for those that seek and those that have redemption in the blood of Jesus Christ (klik hier). Deze bundel bevatte teksten van Charles Wesley (1707-1788, de broer van John Wesley), die meer dan zesduizend hymns op zijn naam heeft staan. De tekst onder de titel geeft nog als informatie: ‘Written by Charles Wesley, and deserves the highest place amongst the group of hymn-pamphlets, of which it may be regarded as the last. It contains 52 hymns, of which John Wesley selected no less than 24 for his large hymn-book.’ ‘Love divine’ werd een van de toppers, wereldwijd bekend en geliefd. De oorspronkelijke tekst ziet u hieronder:
Reeds in 1761 werd het tweede couplet in de bundel Hymns for those to whom Christ is all in all van Charles’ broer John Wesley weggelaten (vermoedelijk op theologische gronden) en dat gebeurde al spoedig ook in latere bundels. De tekst van het lied is weliswaar van Charles Wesley, maar het eerste couplet is eigenlijk een geestelijke parodie op een lied uit de opera King Arthur van Henry Purcell (1659-1695), waarvoor John Dryden de tekst schreef. In dat lied, de ‘Song sung by Venus in honour of Britannia’, wordt verhaald van de liefdesgodin die haar geboorte-eiland Cyprus verlaat om te gaan wonen in Engeland:

Fairest isle all isles excelling,
seat of pleasures and of loves;
Venus here will chose her dwelling
and forsake her Cyprian groves.

Door hierop te variëren ontstond een geheel nieuw lied, waarin de goddelijke liefde de plaats innam van de profane liefde: net zoals Venus in Engeland gaat wonen, wordt aan de goddelijke liefde gevraagd af te dalen naar de aarde en daar plaats te nemen in ons ‘trembling heart’. En zo werd door Wesley ‘een totaal andere wereld opgeroepen’ (J.W. Schulte Nordholt). Overigens, ook de laatste regel van het lied, ‘lost in wonder, love and praise’ is een ontlening, namelijk aan een Hymn on Gratitude to the Deity van Joseph Addison (verschenen in 1712) dat als volgt eindigde: ‘Transported with the view I’m lost / In wonder, love, and praise’. Wesley plaatste het woord ‘lost’ aan het begin van zijn laatste regel, waardoor een andere versritme ontstond en deze aansloot bij de voorgaande regels.

Reeds aan het eind van de achttiende eeuw werd het lied in verschillende hymncollecties opgenomen, waarbij soms kleine tekstuele veranderingen werden aangebracht op grond van theologische overwegingen bij het methodistische gedachtegoed dat in de teksten van Charles Wesley aanwezig is. Zo werd de uitdrukking ‘pure and sinless’ uit het vierde couplet vervangen door ‘pure and holy’, ‘pure unspotted’ of ‘pure and spotless’, om daarmee de absoluutheid van het ‘sinless’ af te zwakken. Voor andere voorbeelden van tekstuele wijzigingen, zie het Wikipedia-artikel over dit lied.

Het lied werd voor het eerst in Hymns Ancient & Modern opgenomen in 1889, in het Supplement bij de tweede editie van 1875. Overigens heeft het daar wel een andere structuur, want de drie achtregelige coupletten waren vervangen door zes vierregelige coupletten, en bovendien met een melodie van John Stainer, die in het vervolg LOVE DIVINE genoemd zou gaan worden. Aan het einde van de negentiende eeuw was het lied al wijdverspreid in vele hymnboeken terug te vinden en het vond zijn weg over heel de wereld, niet alleen in methodistische of anglicaanse kringen, maar ook in talrijke andere kerkelijke gemeenschappen. Het lied stond in Nederland al in de ‘Hervormde Bundel 1938’ (gezang 169) in een vertaling van J.J. Thomson en kreeg later opnieuw bekendheid door een nieuwe vertaling door Jan Willem Schulte Nordholt, die werd opgenomen in het Liedboek voor de kerken van 1973 (gezang 443).

Inhoud

De tekst van dit lied maakt in zekere zin een grote beweging: van de hemel naar de aarde en weer terug. In het eerste couplet wordt de liefde van God aangesproken om binnen te treden in onze harten, en wordt Jezus gevraagd om zich daar bij te voegen en vanuit ‘de hoge’ neer te dalen in ons bevend hart. Ook God de Vader wordt aangesproken, in het tweede couplet. Deze is in de gedaante van zijn Zoon ooit nederig aan ons verschenen, maar teruggekeerd naar de hemel, en wordt nu gebeden om opnieuw naar ons terug te keren en ons nooit meer alleen te laten. Ondertussen richt zich de blik nu ook terug naar boven, naar de heiligen en de hemelse paradijzen, want – couplet 3 – als de werking van de liefde van God in ons hart ons rein maakt en de schepping voltooid wordt, zullen wij uiteindelijk eeuwig bij God kunnen wonen.

De tekst bevat diverse Bijbelverwijzingen, zoals ‘zien van oog tot oog’ (Exodus 33,11: ‘En de Heer sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht’, en 1 Korintiërs 13,12: ‘Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog’), en ‘leggend onze gouden kronen’, een verwijzing naar Openbaring 4,10. In de knappe en gevoelvolle vertaling van Schulte Nordholt zijn veel formuleringen van Wesley terug te vinden, men hoeft er de teksten maar voor naast elkaar te leggen om het te zien. Zelfs het notoir moeilijk te vertalen ‘changed from glory into glory, / till in heaven we take our place, / Till we cast our crowns before thee, / Lost in wonder, love, and praise’ vindt een waardige pendant in ‘tot wij eeuwig bij U wonen, / schrijdende van licht tot licht, / leggend onze gouden kronen / zingend voor uw aangezicht.’


Melodie

De melodie die in het Liedboek is gekoppeld aan dit lied is een volksmelodie uit Wales, MORIAH genaamd, maar het lied heeft in de loop van de tijd diverse melodieën gekend. In de Select Hymns with Tunes Annext (klik hier) (https://archive.org.details/selecthymnswitht00wesl/page/n3/mode/2up) uit 1756 had het lied de melodie van het lied van Venus uit King Arthur van Henry Purcell, waarvan de tekst dus door Wesley geparodieerd was:
Toen het lied in 1889 in het Supplement van de tweede editie van de Hymns Ancient and Modern (klik hier) werd opgenomen, werd het afgedrukt in zes vierregelige strofen met een melodie van John Stainer. Zo stond het ook in de ‘Hervormde Bundel 1938’. Deze melodie werd later bekend als LOVE DIVINE (zie Liedboek 801).
In Engeland wordt het lied tegenwoordig meestal gezongen op de Welshe melodie BLAENWERN, gecomponeerd door William Rowlands (1860-1937). Daar klinkt het lied vaak tijdens trouwdiensten (ook in die van het Engelse koninklijk huis was het regelmatig te horen), maar het werd ook gezongen tijdens de uitvaartdienst voor Margaret Thatcher in 2013. Deze melodie is in het Liedboek terug te vinden bij lied 745.

Over de melodie MORIAH is weinig informatie te vinden, behalve dat het een Welshe volksmelodie is. Wanneer deze voor het eerst gekoppeld werd aan ‘Love Divine’, was niet te achterhalen. Wel dat zij als zodanig al voorkomt in een editie van de The English Hymnal uit 1906 (klik hier), zij het in een enigszins versierde vorm:
De melodie zoals die nu in het Liedboek staat, heeft een eenvoudige structuur: de regels 1 en 2 worden herhaald als 3 en 4, en 7 en 8 zijn er behalve het begin (dat echter wel gelijk is aan het begin van regel 2) ook kopieën van. Alleen regel 5 en 6 wijken af, hoewel melodisch maar in geringe mate, alleen ritmisch zijn ze iets statischer. Alles speelt zich binnen de omvang van een sext (f’-d”) af. Hierdoor ontstaat de overzichtelijke structuur A-A-B-A. De reden waarom het toch levendig blijft en niet gaat vervelen, is waarschijnlijk het ritme. De dalende drieklank met een gepuncteerd ritme in de regels 1 tot en met 4 en 7 en 8 geeft een zekere impuls aan de melodie. De kwartnoot op de eerste en de halve noot op de tweede en derde tel van de laatste maat van regel 1, 3, 5 en 7 zorgen ervoor dat men zingende alert moet blijven. Bij het zingen is het van belang om in de laatste maat van de genoemde regels het accent niet op de tweede tel terecht te laten komen. Adriaan C. Schuurman gaf in het Compendium bij het Liedboek voor de kerken (1977, k. 1005) van deze melodie de volgende aardige karakterisering: ‘Het evangeliewoord, dat “het voor wijzen en verstandigen verborgen is, maar aan kinderkens geopenbaard”, geldt blijkbaar ook wel eens voor kerkliedmelodieën, – in elk geval ten aanzien van dit wondervolle wijsje. (…) De melodie wint het pleit door haar onweerstaanbare eenvoud en haar innerlijke muzikaliteit.’

Auteur: Erik Heijerman


Media

Uitvoerenden: Maria Magdalena-cantorij o.l.v. Kees van Eersel; Jaco van Leeuwen, orgel