Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

758 - Bij ’t steken der bazuinen


Jan Wit
Lyon 1547/Genève 1551
Psalm 107

Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichting bij de melodie is nieuw geschreven voor dit compendium.

De perikoop waar het in dit lied om gaat spreekt weliswaar de dichterlijke fantasie zeer aan, maar in haar oorspronkelijke vormgeving is zij toch meer betogend dan bezingend. Om dit stuk tot een lied om te vormen is dan ook een dichterlijke ingreep nodig. Die is in mijn uitwerking van het gegeven hoofdzakelijk voltrokken door de motiefregel, ‘Bij ’t steken der bazuinen’ (zo heet het in Ministeriale, Haarlem 1966, blz. 46) telkens te variëren (in de oorspronkelijke strofen 1, 2, 4 en 6). Hoewel het hier om eerste regels van de strofen gaat, ontstaat er toch een soort refreinwerking en krijgt het lied zijn bepaalde tonaliteit. Daarom koos ik als melodie de bijzonder bazuinachtige wijs van Psalm 107 uit het Geneefse Psalter . Bij nadere beschouwing scheppen de vier thematische regels niet alleen een sterkere eenheid in het lied, maar werken zij ook als een climax.
Strofe 1 en 2 geven de tekst weer van 1 Korinthiërs 15,51-52, al kan men niet zeggen dat in elke strofe één bijbelvers herdicht is; strofe 3 geeft de verzen 53 en 54 weer.
Dit ‘bazuinenlied’ is bijzonder geschikt voor de Paastijd.

Auteur: Jan Wit

NB.: Ten opzichte van gezang 93 in het Liedboek voor de kerken zijn in het Liedboek alleen de strofen 1, 2 en 3 opgenomen.


Melodie

Ontstaan en verspreiding

Jan Wit schreef zijn liedtekst op de melodie van Psalm 107. Op de oorspronkelijke Franse psalmberijming, Donnez au Seigneur gloire van Clément Marot (1496-1544), hoorde aanvankelijk een andere melodie, waarvan de vroegste bron uit 1548 dateert en die ook nog in de Straatsburgse Pseaumes de David par C. Marot uit 1553 verscheen.

Voor huiselijk gebruik publiceerde Loys Bourgeois (±1510-±1560) in 1547 een bundel met vierstemmige psalmzettingen: Pseaulmes cinquante, de David, roy et prophete (Lyon 1547). Hierin treffen we voor het eerst de huidige melodie van Psalm 107 aan. Onder het lied staat echter niet alleen ‘Lyon 1547’ als bronvermelding, maar ook ‘Genève 1551’ waarmee verwezen wordt naar Pseaumes octantetrois de David, mis en rimes françoise. Deze verwijzing is nodig omdat in de derde regel een ritmische wijziging doorgevoerd is ten opzichte van de uitgave uit 1547: De melodie werd in het Nederlandse taalgebied geïntroduceerd door Jan Utenhove (±1516-1566). In zijn Hondert Psalmen Davids uit 1561 plaatste hij een vertaling van Marots 107e psalm en drukte daarbij de bijbehorende Geneefse melodie af.

Erg bekend en geliefd is de melodie de afgelopen eeuwen niet geweest, zoals onder meer af te leiden is uit het feit dat zij slechts heel sporadisch gebruikt is voor contrafactteksten.

Analyse

De dorische melodie is zeer uitbundig en expressief. De regels 1 en 3 zijn aan elkaar gelijk en bevatten voor een Geneefse psalmmelodie opvallend veel en grote sprongen: een kwint-, kwart- en tertssprong in een melodieregel van zeven noten. Deze melodieregels hebben hierom een sterke signaalfunctie; er wordt iets afgekondigd. De tekst van Jan Wit (‘Bij ’t steken der bazuinen’) past daarom uitstekend op deze melodie.

Bij de derde noot komt deze melodieregel al in een hogere ligging (van hexachord naturale in het hexachordum durum). De tweede regel brengt de wijs weer in het lager toonbereik (hexachordum naturale). In deze regel valt vooral de bes’ op; in solmisatietermen is hier sprake van een fa-super-la (‘fa boven la’ – zie daarover het overzichtsartikel modi). Het is een tere melodische wending en wellicht is die met opzet geplaatst bij de tekstregel Il est doux et clement:

De regelparen 1 en 2 en 3 en 4 hebben duidelijk een relatie van actie-reactie, vraag-antwoord, spanning-ontspanning. Dit komt doordat de regels 2 en 4 in een lager toongebied terechtkomen, slechts één tertssprong bevatten en voor het overige in secundes bewegen.

In de regels 5, 6 en 7 beweegt de melodie zich uitsluitend in het toongebied boven a’ (hexachord durum). Regel 6 kent een moment dat binnen het Geneefse psalter vrij uniek is (alleen in de melodie van Psalm 33/67 komt hij ook voor). De melodie reikt daar namelijk even boven de omvang van een octaaf uit, waardoor het lijkt alsof zij ‘uit haar dak gaat’. De oorspronkelijke tekst zingt uitgerekend in deze versregel over het bezingen van Gods hoogheid: De twee slotregels brengen de melodie daarna tot rust: regel 7 komt in een lager toonbereik en bevat slechts één tertssprong en voor het overige secundes, terwijl de slotregel zich in het hexachordum naturale afspeelt en enkel secundes heeft.

De melodie is nauw verbonden aan de strofevorm: bij versregels die op elkaar rijmen, kennen de bijbehorende melodieregels namelijk hetzelfde ritmische patroon en dezelfde melodische slotwendingen.

Auteur: Jan Smelik