Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

761 - Zoals het witte bliksemlicht


Een eerste kennismaking

‘Want zoals een bliksemschicht vanuit het oosten weerlicht tot in het westen, zo zal ook de Mensenzoon komen’ (Matteüs 24,27). Deze zin inspireerde de dichter Jan Willem Schulte Nordholt tot het schrijven van een fraai gedicht, dat slechts uit één zin bestaat. De bliksemschicht wordt in de tweede strofe tot ‘een flits in de geschiedenis, / een schittering verblindend schoon’, in de derde strofe tot ‘een snelle, felle tekening / van alles wat onmogelijk scheen’, en in de slotstrofe tot ‘een glans die Oost en West verbindt’ en ‘verenigt in de ene naam van Christus’.
De tekst is eigenlijk een reactie van de dichter op de bestudering van de vreemde eschatologie van de Amerikaanse theoloog Jonathan Edwards (1703-1758), die op basis van deze Bijbeltekst beweerde dat de wederkomst van Christus in Amerika zou plaatsvinden.
Wilbert Berendsen (*1971) schreef een beeldende melodie: de ‘bliksemschicht’ wordt verklankt in een melodische zigzag-lijn, met een dalende melodie naar ‘ontstaan’ als slot van de tweede regel en een stijgende melodie bij ‘de hemelen is doorgegaan’ in de derde regel. Aan het einde krijgt de weidsheid van de betekenis van de tekst gestalte door niet op de grondtoon te eindigen, waardoor er een open einde ontstaat.

Auteur: Pieter Endedijk



Tekst

Ontstaan en verspreiding

In zijn boek De mythe van het Westen (1992) beschrijft Jan Willem Schulte Nordholt de gedachte dat de geschiedenis zich van Oost naar West beweegt. Deze gedachte is al oud, maar kreeg met Columbus’ ontdekking van Amerika een nieuwe actualiteit. Onder andere de Amerikaanse opwekkingsprediker Jonathan Edwards (1703-1758) verkondigde dat Amerika als het ultieme Westen de plek was waar God zijn laatste en grote daden zou stellen. Het duizendjarig rijk zou eerst beginnen, daarna zou de wederkomst plaatsvinden. Voor deze gedachte was Matteüs 24,27 een ‘geheimzinnig kroongetuige’, aldus Schulte Nordholt: ‘Want zoals de bliksem de hemel van oost tot west verlicht, zo zal de Mensenzoon komen.’ In dit lied speelt hij met die gedachte, maar hij geeft er een andere wending aan. Voor hem is het Westen niet superieur aan het Oosten, het gaat hem meer om ‘een glans die oost en west verbindt’ (strofe 3). Zeker voor wie de kou van de Koude Oorlog nog in de botten heeft, is dit een hartverwarmende boodschap.

Het lied verscheen voor het eerst in Zingend geloven 4 (1991, nr. 76). Daarna kreeg het een plek in Tussentijds (2005, nr. 194) en in het Liedboek.

Vorm

De vier strofen vormen samen één lange zin die eindigt met ‘Christus die zijn rijk begint’ (strofe 4). De ene strofe gaat zo als vanzelf over in de volgende. Opvallend is de herhaling van het onbepaald lidwoord ‘een’ (strofe 2, 3 en 4). Zes keer leidt dit woord een nadere omschrijving in van ‘de zoon des mensen’ (strofe 2).

Strofe 1

In Matteüs 24 houdt Jezus vlak voor zijn lijden en sterven zijn rede over de laatste dingen. Hij waarschuwt onder andere tegen valse messiassen over wie mensen zeggen: ‘‘Kijk, hier is de messias,’ of: ‘Daar is hij,’ geloof dat dan niet’ (24,23), want de komst van de Mensenzoon zalpubliek zijn, overal zichtbaar als een bliksem. De bliksem gaat van oost naar west. Oost is de kant van de zonsopgang, de Oriënt. West is de kant van dood en ondergang. Jezus gaat zijn weg triomferend van oost naar west. Schulte Nordholt identificeert Jezus met de bliksem door te schrijven over de bliksem ‘die de hemelen is doorgegaan’. Het zijn woorden uit Hebreeën 4,14 (NBG 1951): ‘Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus…’

Strofe 2

De eerste twee regels zijn nog ‘berijming’ van Matteüs 24,27. Daarna mediteert het lied verder op de beeldspraak. Bliksem heeft iets schrikwekkends, maar Schulte Nordholt beziet vooral de positieve kant. De bliksem is ‘verblindend schoon’ en opent een nieuw, hoopvol perspectief. De bliksem is zichtbaar ‘in de geschiedenis’, als flits. Hierbij valt te denken aan Jezus’ verschijning in het midden van de tijd. Bij zijn verheerlijking op de berg schitterde zijn gezicht als de zon (Matteüs 17,2). Tegelijk is deze flits het einde van de geschiedenis en het begin van Christus’ rijk (strofe 4).

Strofe 3

In de wolken die langs de hemel varen, kan men allerlei vormen ontdekken. De bliksem is anders, het is ‘een snelle felle tekening van alles wat onmogelijk scheen’, een schets die heel deze wereld in een ander licht zet. De woorden ‘de grote aarde’ herinneren aan een lied dat Schulte Nordholt vertaalde: ‘Jesus shall reign where’er the sun’ (Liedboek 871). Daar gaat de zon ‘om de grote aarde om’ (strofe 1), hier is het de bliksem. De tekening van de bliksem correspondeert met de hunkering die mensen hebben gekoesterd, maar waarvan de ervaring leerde dat zoiets niet kon. Het ‘scheen onmogelijk’.   

Strofe 4

In plaats van concurrentie tussen oost en west treedt hier de verbinding op. ‘In Christus is noch west noch oost’, vertaalde Schulte Nordholt ooit weer een ander lied, dat van Alexander Robert Reinagle (Liedboek 969). De oude wereld is een benaming voor Europa, de nieuwe wereld voor Amerika. Na de opeenvolging van rijken die opgaan, blinken en verzinken, begint nu het rijk van Christus dat geen einde heeft.

Liturgische bruikbaarheid

Het lied past het beste in de tijd van de voleinding en in de adventstijd, waarin de eerste en tweede komst van Christus centraal staan. De eerste komst betreft Jezus’ nederige geboorte in de stal. De tweede komst betreft zijn uiteindelijke verschijning in heerlijkheid. Beide komsten worden met het woord ‘advent’ aangeduid. Maar men kan er altijd over zingen, want de kerk leeft altijd in de verwachting van Jezus’ komst.

Auteur: Wouter van Voorst


Melodie

Wilbert Berendsen (*1971) schreef de melodie van dit lied op verzoek van de redactie van Zingend Geloven voor publicatie van het lied in deel 4 van de reeks (1991). Deze redactie nodigde regelmatig jonge kerkmusici en kerkmuziekstudenten uit om melodieën bij nieuwe kerkliedteksten te schrijven.
De componist schreef zelf als toelichting: ‘Reeds na een paar maal lezen van de tekst van J.W. Schulte Nordholt kwamen veel karakteristieke elementen van deze melodie in mij op: de zig-zaglijn in de eerste twee versregels (‘bliksemschicht’), tenslotte afdalend naar de laagste toon cis’ (‘ontstaan’). Dan de stijgende lijn op ‘de hemelen is doorgegaan’ in de derde regel, die leidt naar het hoogtepunt in de vierde regel, waar de dalende grote drieklank e’-cis”-a’ en de bijbehorende opeenvolging A-groot – D-groot de ‘schittering’ uit strofe 2 uitbeelden’ (Commentaar bij Zingend Geloven 4).

Als in de eerste helft van de melodie de noten met een lijn worden verbonden, wordt de zigzag-beweging, uitbeelding van het ‘bliksemlicht’, zichtbaar (rode lijn):
De stijgende en dalende melodielijnen worden visueel herkenbaar in de groene pijlen. Regel 3 en regel 4 lopen zo melodisch in elkaar over. Zo ontstaat een melodie met een grote omvang (cis’-e”), uitbeelding van de weidsheid van de tekst. De tekst van de vier strofen bestaat feitelijk uit één lange zin. Daarom heeft de componist ervoor gekozen om de melodie niet op de grondtoon te laten eindigen (fis’), maar op de tweede trap van de toonladder (gis’), de kwint van het dominant-akkoord. De strofen gaan zonder onderbreking in elkaar over. De melodie wordt in een rustig tempo gezongen: MM = 56 voor de halve noot.

Auteur: Pieter Endedijk