Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

762 - De Heer richt op zijn berg een maaltijd aan


Een eerste kennismaking

In de profetie van Jesaja wordt gesproken over het feestmaal voor alle volkeren, een feestmaal van uitgelezen gerechten en belegen wijnen, waar de sluier wordt weggenomen waarmee de volkeren omhuld zijn. Deze woorden, Jesaja 25,6-8, hebben een bewerking gekregen in Lied 762. Maar het is geen strikte berijming. Elk Bijbelvers wordt in twee strofen verwoord, maar tegelijkertijd wordt de betekenis verbreed. De dichter, Willem Barnard, wil in zijn woorden sterk benadrukken dat de christelijke gemeente niet in plaats van Israël gekomen is, maar erbij gekomen is. Daarom is strofe 4 onmisbaar om de betekenis van het lied te verstaan: pas als de sluier, waarmee de volkeren zijn omwonden, is weggenomen (strofe 3), treden wij aan (niet in!) het ontoegankelijk licht; wij volkeren, wij heidenen, wij mensen (strofe 4).
Dit lied verdient het om regelmatig gezongen worden, zeker als het avondmaal wordt gevierd. Deze maaltijd is immers een beeld van het visioen waarover dit lied spreekt.
In de redactie van het Liedboek werd besloten om bij deze tekst een nieuwe melodie te laten schrijven. Toon Hagen schreef een goedklinkende melodie met een brede klank.

Auteur: Pieter Endedijk


Van de messiaanse maaltijd

Willem Barnard
Toon Hagen

Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.

Over Jesaja 25,6-8 gaat dit lied van zes coupletten, dat in De Tale Kanaäns (1963, blz. 152) getiteld is Van de berg Zion. Het is niet in de strikte zin een schriftgezang, het is namelijk niet een berijming van de bijbeltekst op de wijze van het rijmpsalter. In de vierde strofe wordt gesproken van ‘wij’, wat de tekst van Jesaja niet doet; die spreekt alleen van ‘Hij’ en van Zijn volk en de (andere) volkeren. Wanneer een lied over die profetie gezongen wordt in de kerk, in de christelijke gemeente, doet men er goed aan, zich te realiseren, dat ‘wij’ er bij gekomen zijn, dat wij die dan zingen niet zomaar het volk zijn waarvan de profetentekst rept, maar dat wij afkomstig zijn uit de gojim, die anderen, die velen. Strofe 7 heeft het over die volkeren, ze zijn nog afgeschermd, gemaskerd en gemaskeerd! Strofe 3 van het lied geeft dat weer. Maar strofe 4 gaat dan ook over in de eerste persoon: wij volkeren, wij heidenen, wij mensen. Omdat ons het uitzicht geopend is en de belemmering weggenomen ‘treden wij aan het ontoegankelijk licht’. Maar wij die dit zingen zijn ons bewust van de afstand die ons van huis uit van die ‘berg der verheerlijking’ scheidt. Ook in de zesde strofe is daarom een distantiërend effect teweeggebracht! De eerste regel daar beroept zich op de profeten. Het is afgeleide autoriteit waarmee dat heil wordt uitgeroepen. Bescheidenheid past ons bij het nazingen van wat ons voorgehouden wordt: ‘Dit zeiden zijn profeten in zijn geest’.

Zo is dit lied een poging, terug te komen van het usurperende gemak waarmee christenen zich in de plaats van Abrahams zonen drongen: als een ontnuchterend en tegelijk eerbiedig Verfremdungseffekt wordt in de laatste regels gesproken van ‘Israel’ waar Jesaja 25,9 ‘zijn volk’ zegt.

De gedachte dat de hele wereld gerangschikt wordt rondom de ‘heilige berg’ en dat er dan als op een ‘tafelberg’ een overvloed van eten en drinken klaar zal staan, vindt eigenlijk haar liturgische spiegelbeeld in de viering van het avondmaal. In zekere zin ‘is’ die tafel een ‘heilige berg’ en degenen die er om heen staan vertegenwoordigen de ‘volkeren’, de tallozen, de aardebewoners. Daarom is dit lied ook zeer geschikt om bij de tafeldienst gezongen te worden. Het verwijdt dan de horizon, het helpt de tafelgenoten zich bewust te worden van de wereldlijke diaconale implicaties, die de liturgie eigen zijn.
Het lied stond ook reeds in de proefbundel 102 gezangen (1964) als no. 7.

Auteur: Willem Barnard


Melodie

In het Liedboek is voor een andere melodie gekozen dan in het Liedboek voor de kerken. Toon Hagen schreef zijn melodie in opdracht van de liedboekredactie.