Een eerste kennismaking
De tekst van dit lied schreef Willem Barnard bij een heilsbelofte uit Jesaja (49,8-13). Het lied kreeg de titel ‘Ten dage des heils’ (vergelijk Jesaja 49,8), waarbij de dichter in een toelichting schrijft: ‘Een lied dat over de beproeving en over de beproefden gaat’.
Het lied behoort bij een serie van drie liederen die Barnard in 1957 schreef, alle op dezelfde melodie van Frits Mehrtens. Het eerste lied is ‘Een zaaier ging uit om te zaaien’ (Liedboek 764). Barnard hoorde een duidelijke relatie tussen het uitgestrooide zaad en de profetie over opgejaagde mensen, de ‘mensen van nacht en nevel’ (strofe 1). Het derde lied met deze melodie is Liedboek 765, ‘Gij hebt met uw brede gebaren’. In het Liedboek zijn de drie liederen als serie geplaatst.
Auteur: Pieter Endedijk
Ten dage des heils | |||
Willem Barnard | |||
Frits Mehrtens | |||
Een zaaier ging uit om te zaaien |
Tekst
Ontstaan en verspreiding
Dit lied behoort tot de trits die Barnard in 1957 voor de Amsterdamse Nocturnen schreef en allemaal op dezelfde melodie van Frits Mehrtens worden gezongen (ook Liedboek 764 en 765). Het klonk voor het eerst in de nocturnendienst van 12 maart 1957. Mehrtens schreef de melodie bij de tekst van ‘Van de zaaier’, Liedboek 764 (zie aldaar).
De eerste publicatie van de tekst is in De adem van het jaar uit 1958 (blz. 334), met de melodie van Frits Mehrtens in Wij moeten Gode zingen (1960, nr. 6). Daarin worden ook melodieën van Piet van Amstel (1920-2003), Juul Ouwehand (1921-2015) en W.D. Westerop (1923-1987) als mogelijkheid vermeld.
In de daaropvolgende jaren krijgt het lied een ruime verspreiding, hoofdzakelijk met de melodie van Mehrtens, waaronder in Filippus liederenboek (1969, nr. 104), het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 31), Gezangen voor Liturgie (1984, nr. 572), Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr. 522) en het Liedboek (2013).
In twee katholieke liedbundels treffen we bij deze tekst van Barnard een melodie aan van Albert de Klerk: in het Abdijboek (vanaf 1981, Varia 98) en het Vlaamse Zingt Jubilate (editie 2006, nr. 719). Het gaat hierbij om een leenmelodie, die De Klerk oorspronkelijk schreef bij de tekst ‘Het brood in de aarde gevonden’ van Huub Oosterhuis, zie Liedboek 390.
In wind en vuur (2023) nam de melodieën van Frits Mehrtens (nr. 23a) en Albert de Klerk (nr. 23b) op.
Inhoud
De dominante beelden van troost in dit lied zijn ontleend aan Jesaja 49,8-13. Zij tekenen de toekomst uit van mensen die nu ballingen zijn en dienen onder de macht van ‘vreemde heersers’ en door ‘vreemde volken’ worden verafschuwd (Jesaja 49,7).
‘Ten dage der grote genade’, de aanhef van de slotstrofe is de belangrijkste regel van dit lied. Het metrum zal bepalend zijn geweest: slechts nu en dan hanteert Barnard de amfibrachys (kort-lang-kort). ‘Ten dage des heils’, heet het in de titel. ‘De welaangename tijd’, ‘de dag van het heil’, formuleert de apostel Paulus in 2 Korintiërs 6,2. Paulus refereert aan een poëtische passage bij Jesaja en Barnard neemt de handschoen op: in dit lied op Jesaja 49,8-13 trekt hij de kring zo wijd mogelijk. Net als bij Paulus is het heil concreet en geestelijk ineen.
Jesaja’s visioen van jubelende terugkeer uit ballingschap wordt in dit lied verwoord als: ‘Zij zullen de wereld bewonen’ (strofe 1, regel 1) en: ‘de wereld wordt vaderland’ (strofe 4, regel 4). Weliswaar is er een verwijzing naar het ‘heilige land’ (strofe 1, regel 4), toevluchtsoord van ‘de mensen van nacht en nevel’ (idem, regel 3). Dat is erkenning voor wie letterlijk uit nacht en nevel terugkeerde en ‘het wonder ter hand’ (idem, regel 2) nam. ‘Maar tegelijk (omdat het volk van de Bijbel altijd ‘voorbeeldig’ is voor ons) mag men erin horen een bemoediging voor wie ‘er onderdoor zijn gegaan’. Want waar profeet, apostel en evangelist het over hebben ligt toch evenzeer vóór ons als achter ons?’ (Compendium, k. 205). Het lied lacht elke rechtstreekse of militante interpretatie van Jesaja’s woorden uit: ‘Hij’ – pas in de slotstrofe geïdentificeerd als God – brengt zich ‘van alle vier einden der aarde / … een volk bijeen’ (strofe 3, regel 3-4). Dat ‘volk’ is niet homogeen qua afkomst, het zijn de mensen die aangesproken zijn door de God die ‘bij de mensen woont’ (strofe 5, regel 4). De ‘volkeren’ zullen het beseffen: ‘ten dage der grote genade’ (idem, regel 1) is er leven voor alle mensen.
In de vierde strofe worden de kosmische proporties van het Jesajagedicht (49,13) welsprekend omgezet in: ‘De hemel roept uit halleluja, / de aarde brengt leven tot stand, / de bergen bezwijken van vreugde…’ De ruimtelijke lijnen en de beweging daarbinnen zijn kenmerkend voor Barnards liederen. Dat hij deze keer de bergen laat wegsmelten voel je lijfelijk, en dat is ook de bedoeling.
‘Nacht en nevel’
De zegswijze ‘nacht en nevel’ (strofe 1, regel 3) verwijst naar de Nacht-und-Nebel-Erlass (7 december 1941). De nazi’s gebruikten Nacht und Nebel om er het niets of de mist mee aan te duiden, waarin ze politieke tegenstanders voorgoed en spoorloos wilden laten verdwijnen; het thuisfront kreeg nooit meer bericht. Mettertijd heeft de betekenis zich verbreed. In 1955, twee jaar voor Barnard dit lied schreef, verscheen de Franse film Nuits et brouillards, die voor het eerst een breed publiek confronteerde met beeldmateriaal uit concentratie- en vernietigingskampen. Voor de Nederlandse bioscopen werd de film vertaald door Victor van Vriesland (1892-1974), hij gaf hem de titel Nacht en nevel mee. Barnard past wat Jesaja profeteert over de ballingen toe op de deportatie van de joden en andere vervolgden.
De voorstelling dat de wereld (en niet slechts één land) ‘vaderland’ wordt, valt bij Barnard niet los te zien van zijn eigen politieke context. In een dagboekfragment zal hij later verzuchten: ‘Ik kan Duitsers niet het woord ‘Vaterland’ horen uitspreken zonder een rilling van afkeer en angst’ (Willem Barnard, Een zon diep in de nacht, Vught 2009, 725, 2 december 1989). Het ‘heilige land’ (strofe 1, regel 4 daarentegen is het land van vrede waarheen de mensen van nacht en nevel op weg willen gaan. ‘Men kan er ‘Zionistische’ tonen in horen!’ (Compendium, k. 205).
Dit troostlied laat zich zingen als een lied van verzet. Niet voor niets valt tot tweemaal toe een accent op ‘zullen’ en ‘zal’, waarmee gezegd is: zo zal het nooit meer gaan. De mensen van nacht en nevel zullen bijeengebracht, gevonden worden; voorbij de nacht zal de hemel jubelen; voorbij de nevel zal de aarde de plaats zijn waar God woont bij de mensen.
Liturgische bruikbaarheid
Het lied komt voort uit 2 Korintiërs 6,1-10, het klassieke epistel van zondag Invocabit, de eerste zondag in de veertigdagentijd. Deze perikoop vormt in het Gemeenschappelijk Leesrooster de afsluiting van de epistellezing van Aswoensdag. ‘Ik kwam die woorden tegen bij Paulus’ schrijft Barnard (Compendium, k. 204). De titel ‘Ten dage des heils’ is een rechtstreeks citaat: ‘ten tijde des welbehagens heb Ik u verhoord en ten dage des heils ben Ik u te hulp gekomen’ (2 Korintiërs 6,2; NBG 1951). Maar het is geen Paulustekst. Die heeft het overgeschreven uit het boek van de profeet Jesaja. ‘Ten dage des heils’ is dus een lied op Jesaja 49,8-13 dankzij de tussenkomst van de apostel. Ondertussen rijmt strofe 2 ook op het evangelie van de eerste zondag in de veertigdagentijd over verzoeking in de woestijn als Jezus honger heeft (Matteüs 4,2).
Het lied kan altijd gedacht en gehoord worden in de tijd vanaf Pinksteren. Bij het zingen van de ‘vier einden der aarde’ valt te denken aan de apostelen, hoe zij de wereld doortrekken en de aarde vervullen met hun bevrijdende boodschap aangaande Jezus Christus. Maar niet alleen de apostelen, alle heiligen, allen die in woord en daad het evangelie verkondig(d)en! Het lied past ook heel goed op Allerheiligen/Allerzielen.
In het Liedboek is het lied opgenomen in de rubriek ‘Voleinding’ (zie in het bijzonder strofe 5).
Het lied kan eveneens van betekenis zijn op momenten dat er wordt gedacht aan hen die pal staan voor vrijheid en opkomen voor de vrede, en hun verzet hebben moeten bekopen met gevangenschap of de dood. Het is om deze reden geschikt om te zingen op 4 mei of op momenten waarop indringend wordt ervaren dat aanslagen op personen een aanslag zijn op de vrijheid en de vrede.
Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Eward Postma, Gerda van de Haar, Nico Vlaming en Pieter Endedijk aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel II, 245-247).
Melodie
Voor een toelichting bij de melodie: zie Liedboek 764.
Media
Uitvoerenden: Goylants Kamerkoor o.l.v. Cor Brandenburg; Jan Hage, orgel (bron: KRO-NCRV)