Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

769 - Eens, als de bazuinen klinken


Het andere leven

Tom Naastepad
Wales
Tune: RHUDDLAN

Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichting bij de melodie is nieuw geschreven voor deze website.

Dit lied werd geschreven in 1964, oorspronkelijk op een oude volkswijs uit Wales: Rhuddlan, The English Hymnal 423; maar al spoedig kwam de tekst onder de ogen van Wim ter Burg , die er een doorzichtige melodie op maakte welke meteen gemeengoed werd. Niettemin werd voor het Liedboek gekozen voor Ruddlan.

Wat het woord ‘bazuin’ betreft: dat is in het nieuwe testament de vertaling van het Griekse salpinx; die vertaling is niet helemaal consequent, want in de Septuaginta is salpinx de vertaling van het Hebreeuwse woord voor ‘trompet’. De bazuin is in de bijbel eigenlijk geen metalen instrument maar een rams- of runderhoorn, en die werd gebruikt in de dienst van de liturgie en van de feesten, met die typische dierlijk klagende klank die aan het slachtoffer doet denken. De trompet echter is de metalen stem die in de bijbelteksten gehoord wordt als het signaal om op te staan. Overal waar men in het nieuwe testament met ‘bazuin’ vertaalt moet men dus eigenlijk ‘trompet’ lezen. Daar wij echter in onze kringen de bazuin alleen maar kennen als een metalen instrument kan men met de vertaling ‘bazuin’ voor salpinx wel vrede hebben. Ik heb mij aan dit spraakgebruik gehouden. Iedereen denkt bij ‘bazuin’ aan een koperen, zilveren of gouden stem, een oproep om op te staan en de weg te bewandelen naar de koninklijke stede.

Dit lied vertoont geen spoor van chiliasme, dat is van een tussentijds, voorlopig bestand van vrede, maar het richt zich onomwonden naar de laatste punt van de tijd, als openbaar zal worden wie wij zijn, als aan het bewind van God ook naar de schijn niet meer valt te tornen, als alle verdrukte levens tot hun recht komen, als alles blijken zal te zijn wat het is. Samenvattend wordt het reeds gezegd in de eerste strofe: ‘Rest er niets meer dan te zingen, / Heer, dan is uw pleit beslecht’. Ik heb bij het schrijven van dit lied voortdurend gedacht aan het woord van Novalis: Am Ende wird das ganze menschliche Geschlecht poetisch.

De tweede strofe heeft een opzettelijk binnenrijm : ‘richten zult’ en ‘Schriften vervuld’; daartussen is een regel met ‘dood’ er in; de dood wordt ‘er tussen genomen’, ‘verzwolgen’, door het gericht en de vervulling van de Schrift; want Gods gericht is een genádig gericht: hij wil de dood van zijn vroegere vijanden niet: dat zeggen de Schriften!
Daarom zullen (derde strofe) juist de doden getuigen van het ware leven, vooral zij, die naar het zich liet aanzien zo deerlijk mislukt zijn.
Op het levende getuigenis van de doden zullen ook wij, die in leven blijven, opstaan (vierde strofe), achter hen aan de Christus tegemoet.

De strofen 5 en 6 richten zich tot ons, ‘die niets voor hebben op hen die ontslapen zijn’ (1 Tessalonicenzen 4,15): wij die leven lopen gevaar dat uur te missen, door traagheid, door wanhoop, door zelfoverschatting. Daarom manen deze strofen tot de paradoxie, die in 2 Petrus 3,12 beschreven staat: haastige lankmoedigheid, ongeduldig geduld. Tot lankmoedigheid: ‘gij moet op het wonder hopen’. Tot ongeduld: ‘zouden wij niet haastig eten’. Natuurlijk is hier gedacht aan het haastige eten van de zonen van Israël op de pascha-avond in Egypte.

Het lied heb ik geschreven met het oog op de thematiek van de wederkomst, in de laatste weken na Pinksteren en de eerste weken van de Advent. Maar het kan ook worden gezongen op Pasen en in de zeven weken daarna.

Auteur: Tom Naastepad


Melodie

Als Tom Naastepad in 1963 de tekst van het lied ‘Het andere leven’ schrijft, heeft hij de melodie RHUDDLAN in zijn hoofd, die hij ontdekte in The English Hymnal uit 1906 (nr. 423). Daarin – en in latere Engelse liedbundels – is deze melodie verbonden met het lied ‘Judge eternal, throned in splendour’ van Henry Scott Holland (1847-1918). Dit lied wordt in Nederland gezongen op de van oorsprong Franse melodie PICARDY, zie Liedboek 1008.

De melodie RHUDDLAN – de naam verwijst naar die van een stadje in het uiterste noorden van Wales – is door The English Hymnal ontleend aan Musical and Poetical Relicks of the Welsh Bards (editie 1800, klik hier), samengesteld door Edward Jones (1752-1824). Jones was harpspeler, bard, componist en verzamelaar van muziek. De ondertitel maakt de oorsprong en het doel van zijn uitgave duidelijk: ‘… preserved, by tradition and authentic manuscripts, from very remote antiquity; and never before published. To the bardic tunes are added variations for the harp, harpsichord, violin or flute.’

In deze uitgave staat bij de melodie genoteerd: ‘Dowch i’r Frwydr (= come to Battle)’ en is zo genoteerd:
De theoloog en hymnoloog Alan Luff (1928-2020) noemt in zijn artikel ‘Welsh hymnody’ in The Canterbury Dictionary of Hymnology deze melodie een voorbeeld van the ‘folk tradition’ voor de harp, het traditionele instrument van Wales. Met ‘folk-tradition’ wordt bedoeld: melodieën uit de volkscultuur die pas in de achttiende en negentiende eeuw werden opgeschreven en toen aangepast werden aan de muziekcultuur van die tijd. Zoals aan het notenvoorbeeld is te zien, worden in de vorm zoals in de uitgave van 1800 opgenomen, beide melodiedelen herhaald. Zo ontstaat de vorm A-A-B-B. In de editie van The English Hymnal is de herhaling van het tweede deel vervallen en ontstaat de Bar-vorm A-A-B. Daarnaast is vooral het ritme van de eerste regel gewijzigd.

Hoewel de dichter zijn woorden bij deze melodie uit Wales schreef (Compendium, k. 699), verzuchtte hij later: ‘Toen ik het lied schreef [in 1963, PE], had ik niet verwacht dat de christenheid er zó mee aan de haal zou gaan.’ Het werd na verschijning van het Liedboek voor de kerken vrij snel een van de meest populaire liederen, mede door uitzendingen van ‘De muzikale fruitmand’ van de Evangelische Omroep (die toen de titel van de liedbundel waaraan het was ontleend principieel niet vermeldde!). Die populariteit had het lied uitsluitend te danken aan de martiale melodie. Naastepad gaf dan ook al spoedig de voorkeur aan de meer ingetogen melodie die Wim ter Burg in 1965 schreef om zo alle triomfalisme te vermijden:
De eerste publicatie met de melodie van Wim ter Burg is in de eerste editie van de Randstadbundel (1970, nr. 402). Daarna volgen ook andere rooms-katholieke liedbundels. Protestantse liedbundels volgden wat de melodiekeuze betreft het Liedboek voor de kerken. De veel gebruikte rooms-katholieke bundel Gezangen voor Liturgie (1984) koos voor de melodie uit Wales, maar vermeldt de melodie van Wim ter Burg als alternatief (nr. 434).
Tijdens het redactionele proces ter voorbereiding van het Liedboek is de melodiekeuze opnieuw aan de orde gesteld. De populariteit van het lied is in de loop der jaren enigszins teruggelopen en de gepunteerde ritmes worden zelden of nooit correct uitgevoerd. Moest het lied met de melodie van Wim ter Burg een herkansing krijgen? Toch besloot de redactie de melodie RHUDDLAN voor dit lied te handhaven.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Ad hoc ensemble o.l.v. Richard Vos; Cees van der Poel, orgel (strofen 1, 2, 4, 6) (bron: KRO-NCRV)