Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

776 - Er wordt een nieuwe stad gebouwd


Het nieuwe Jeruzalem

Jan D. van Laar
Jan D. van Laar

Tekst

Ontstaan

Uit onvrede over een tekort aan liederen voor jonge kinderen gaf Jan D. van Laar in 1987 zijn bundeltje Bijbelliederen voor jonge kinderen uit. Natuurlijk waren er wel kinderliederen, maar deze waren volgens Van Laar vooral bestemd voor de oudere jeugd; voor de leeftijdscategorie 4 tot 9 jaar was er weinig repertoire. Dat liederen van Van Laar, waarvan hij zowel de teksten als melodieën maakte, inderdaad in een leemte voorzagen, bleek uit het feit dat in 1989 deel 2 en in 1992 deel 3 verscheen. In Van Laars bundel Alle vogels vliegen uit 2010 werd – naast een aantal nieuwe liederen – een selectie uit de drie deeltjes met bijbelliederen opgenomen. Een paar van deze bijbelliederen werden bewerkt of uitgebreid.

Liedboek 776, dat oorspronkelijk als titel ‘Het nieuwe Jeruzalem’ had, verscheen in het derde deel van Bijbelliederen voor jonge kinderen (nr. 85). In Alle vogels vliegen (nr. 89) nam Van Laar een tekstueel en melodisch gewijzigde versie van het lied op:

Voor opname in het Liedboek koos de redactie de tekstversie uit Bijbelliederen voor jonge kinderen, en voor de melodieversie uit Alle vogels vliegen.

Zoals alle ‘kinderliederen’ uit het Liedboek kan ook dit lied uitstekend door volwassenen meegezongen worden, zonder dat zij het idee hebben teveel ‘op hun hurken’ te moeten zitten.

Inhoud

In het Liedboek staat onder het lied dat het geschreven is ‘bij Openbaring 21,1-4, maar in de bundels van Van Laar staat alleen het bijbelhoofdstuk vermeld, zonder specificatie van verzen. En dat is terecht, want het lied bevat diverse elementen die verspreid in Openbaring 21 te vinden zijn. Wat Jan van Laar in ‘Een woord vooraf’ op zijn bundels benadrukt, namelijk dat de liederen niet pretenderen de bijbelverhalen volledig weer te geven, geldt ook voor de manier waarop Openbaring 21 in het lied verwerkt is. De auteur heeft als pars pro toto een aantal karakteristieke elementen uit het bijbelhoofdstuk genomen, waarmee hij de kern van het visioen verwoordt op een wijze die past binnen de belevingswereld van jonge kinderen.

Er wordt een nieuwe stad gebouwd,
de straten zijn van zuiver goud.

Het herhalen van tekstfragmenten, in dit geval de eerste twee versregels in alle strofen, is belangrijk voor jonge kinderen. Want zij willen, volgens Van Laar in ‘Een woord vooraf’ van Alle vogels vliegen, korte liederen graag ‘eindeloos’ herhalen als ze erdoor aangesproken worden.

Gezien de doelgroep gebruikt Van Laar uit bijbelverhalen slechts enkele ‘beelden’. Dat gebeurt – zoals gezegd – ook in dit lied, waarin een paar elementen uit Openbaring 21 terug te vinden zijn, soms letterlijk, soms parafraserend. In het eerste couplet worden in regel 3 de diamanten muren (21,18) en in regel 4 de open poorten (21,25) genoemd. ‘Muren van diamant’ en niet ‘van jaspis’ zoals in de NBV staat; het lied is immers geschreven toen de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap uit 1951 nog in gebruik was.

De derde versregel van couplet 2 is een parafrase van de notie dat de stad ‘uit de hemel van God neerdaalt’ (21,2.10). De slotregel van dat couplet verwoordt Openbaring 21,23: ’En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam’ (NBG 1951).

Het laatste couplet parafraseert het slot van Openbaring 21: ‘En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet’ (NBG 1951).


Melodie

Het zal niet verbazen dat Jan D. van Laar niet alleen de tekst maar ook de melodie afstemde op jonge kinderen. In ‘Een woord vooraf’ schrijft hij: ‘De melodieën sluiten aan bij structuren die jonge kinderen gemakkelijk kunnen herkennen, leren en onthouden, zonder begeleiding van een muziekinstrument. Het ritme wordt bepaald door het tekstritme.’

De melodie heeft een beperkte omvang. Regel 1 speelt zich af binnen een kwart (f’-bes’), in de volgende twee regels breidt die omvang zich uit naar respectievelijk een kwint en een sext.

Herhaling speelt niet alleen in de tekst een rol, maar ook in de melodie: de regels 1 en 2 openen op gelijke wijze. Het korte melisme aan het einde van regel 2 wordt herhaald in regel 4. De melodie wordt overheerst door het ritme lang-kort, dat vier keer onderbroken wordt. Doordat de derde regel in een hogere ligging komt, contrasteert hij met de voorgaande regels. Dat heeft temeer een goede werking omdat zo de ‘nieuwe’ tekstregel die na de eerste twee refreinregels komt, daardoor nadruk krijgt.

Vooral het wiegende, ternaire ritme en de belangrijke rol die de omvang f’-bes’ in de regels 1, 2 en 4 speelt, dragen bij aan het ingehouden karakter van het lied.

Auteur: Jan Smelik