Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

777 - Hem komt alle eer toe


Een eerste kennismaking

Het boek Openbaring kent verschillende hymnische teksten. Aan de dichter René van Loenen werd door de liedboekredactie de opdracht verstrekt daar een lied van te maken.
De vorm is bijzonder en ontleend aan een eerder lied bij Openbaring met een tekst van Wim Pendrecht (1930-2014) op een melodie van Maarten Kooij (1927-2013), te vinden als nr. 88 in de bundel Tussentijds. Die tekst kon de redactie niet bekoren, maar wel de muzikale vorm. En die vorm was uitgangspunt voor de nieuwe tekst. Het is een kettinglied, waarbij strofen en refrein niet steeds na elkaar komen, maar aan elkaar geschakeld zijn. Het refrein zet al in voordat een strofe ten einde is en de volgende strofe begint al voordat het refrein is afgelopen. Voor dit lied zijn dus twee groepen nodig en een dirigent die de inzetten aangeeft. Deze twee groepen kan men over de gemeente verdelen, maar ook een verdeling gemeente-cantorij is mogelijk, waarbij het is aan te bevelen om de cantorij het refrein te laten zingen. De melodie van het couplet is eenvoudiger dan die van het refrein. Het refrein ligt melodisch ook hoger.

Auteur: Pieter Endedijk


Canticum bij Openbaring

René van Loenen
Maarten Kooy
Glorie zij gegeven

Tekst

Ontstaan

Lofprijzingen vormen een rode draad in het Bijbelboek Openbaring. Het was wenselijk dat er in het Liedboek een lied moest komen bij al deze lofprijzingen uit het laatste Bijbelboek. Zo’n lied was er al wel, namelijk ‘Glorie zij gegeven’. Dit lied, een ‘kettinglied van zeven schakels’, werd geschreven voor de Studiedagen voor Liturgie en Kerkmuziek van 1976. Het thema van deze jaarlijks terugkerende kerkmuziekdagen was in dat jaar ‘De openbaringen van Johannes’. De melodie werd geschreven door een van de vaste docenten van de studiedagen, Maarten Kooy. De tekst was van de hand van Wim Pendrecht. ‘Glorie zij gegeven’ kreeg vervolgens ook een plaats in de kerkdiensten van de Utrechtse Dom, de kerk waar Kooy en Pendrecht aan verbonden waren. In 1977 stond daar het Bijbelboek Openbaring centraal en in dat kader werd het lied wekelijks gezongen. In hetzelfde jaar verscheen het in druk, als muziekbijlage bij Musica Pro Deo, het orgaan van de hervormde Commissie voor de Kerkmuziek. Later werd het opgenomen in Zingend Geloven 5 (1995; nr. 32) en Tussentijds (2005; nr. 88).

De liedboekredactie wilde echter graag een nieuwe tekst, maar dan wel met gebruikmaking van de melodie van Maarten Kooy. De dichter René van Loenen kreeg de opdracht die nieuwe tekst te schrijven. Zo ontstond ‘Hem komt alle eer toe’, een lied met zeven coupletten en een refrein – een ‘Canticum bij Openbaring’, zoals de titel luidt.

Inhoud

‘Hem komt alle eer toe’ is een doorlopende gedenkende lofprijzing, die inzet bij de God de Schepper (vergelijk Openbaring 4,11) en uitloopt op de stad van vrede en de nieuwe aarde (Openbaring 21 en 22). Door de zeven coupletten heen ontrolt zich één lijn, van schepping tot voleinding. Het refrein onderstreept de openingszin van het lied, ‘Hem komt alle eer toe’:

Gij, levende, zijt heilig,
Gij, ongeziene, eeuwige God.
De eerste en laatste zijt Gij.
God, heilig zijt Gij alleen.

Behalve de genoemde passages uit Openbaring zijn er veel meer verwijzingen naar Openbaringteksten verwerkt; de belangrijkste zijn hieronder te vinden.

1




Hem komt alle eer toe:
God, die alles schiep,
alles zichtbaar maakte
en tot leven riep.

4,11 (11,17; 14,7b; 15,3-4)




refrein





Gij, levende, zijt heilig,
Gij, ongeziene, eeuwige God.
De eerste en laatste zijt Gij.
God, heilig zijt Gij alleen.

4,8; 15,3-4

1,8



2




Christus gaf zijn leven,
kocht ons met zijn bloed.
Hij die werd vernederd
zegeviert voorgoed.

5,6-10




3




Hij ontsluit de boekrol,
leidt ons uit de nacht.
Hij, de grote koning,
die verzoening bracht.

5,2.5-9




4




Volken, vorsten, machten
buigen voor het Lam,
buigen voor de liefde
die hen overkwam.

7,9-16




5




Wie vermoeid, verzwakt zijn
leidt en weidt Hij zacht.
Bij de bron van leven
komen zijn op kracht.

7,14-16




6




Groot en wonderbaarlijk
is het werk van God.
Hij weerspreekt de chaos,
tart het blinde lot.

11,15-19

12,5-6.13-16; 17-18


7




Zie, de stad van vrede
komt ons tegemoet.
Op de nieuwe aarde
woont het Lam voorgoed.

21,1-4

22,3


De kracht van de tekst zit overigens niet in de afzonderlijke verwijzingen, maar in het geheel. De afzonderlijke hymnische teksten zijn hier tot een doorlopende lofprijzing geworden, tegen de achtergrond van het Bijbelboek in zijn totaliteit. Zo begint het lied met een proclamatie: ‘Hem komt alle eer toe’. Want: Hij riep alles tot leven. Hierin resoneert dat God in Openbaring overduidelijk de Schepper is, en ook dat Hij alles in zijn hand heeft, Hij is de alfa en de omega, begin en einde.
In de volgende strofe staat Christus centraal, de ‘aanbidding van het Lam’. Ook al wordt het woord ‘lam’ hier nog niet gebruikt, het gaat hier over het ‘lam als geslacht’, het ‘zegevierende lam van Pasen’.
Dat Lam is waardig de boekrol te ontsluiten (strofe 3). Allen buigen voor dat Lam (strofe 4). Het lam zal de onafzienbare menigte, al die mensen die komen uit de grote verschrikkingen veilig bij de bron van leven brengen (strofe 5).
De laatste twee strofen brengen de zangers bij de laatste hoofdstukken van Openbaring. In strofe 6 kun je de val van Babylon vermoeden evenals het visioen van de vrouw en de draakde chaos wordt doorbroken, groot en wonderbaarlijk is het werk van God. Strofe 7 sluit af met het neerdalen van het nieuwe Jeruzalem, de stad van vrede.

Zeven schakels

Dat het lied uit zeven strofen bestaat, is niet toevallig, want het oorspronkelijke lied, ‘Glorie zij gegeven’ had als titel: ‘Kettinglied van zeven schakels’. Het telde zeven coupletten plus refrein. Bovendien overlappen die elkaar voortdurend: het refrein zet in voordat het couplet is afgelopen en elk volgend couplet start voordat het refrein klaar is. Zo zijn het schakels die samen één ketting vormen. Een ketting van zeven schakels dus, een sprekend getal in het boek Openbaring met zijn vele reeksen van zeven (zeven brieven, zeven zegels, zeven bazuinen, zeven offerschalen). De titel ‘Kettinglied van zeven schakels’ hoort bij de oorspronkelijke tekst, maar het nieuwe lied blijft een schakelketting en het aantal schakels is ook nu zeven – het kan ook eigenlijk niet anders. Inhoudelijk gezien is het sterk symbolisch; bovendien dwingt de melodie het schakeleffect door de overlappende inzetten van refrein en coupletten af.


Melodie

De melodie is geschreven in e-klein, of juister: aeolisch omdat de melodie modale wendingen als e’-d’-e’ (in plaats van e’-dis’-e’) bevat. Couplet- en refreinmelodie zetten beide, heel karakteristiek, in op de vijfde toon, b’. In beide gevallen wordt die toon herhaald in een kwartenbeweging en dan gevolgd door c” – een kleine secunde - op de eerste tel van de tweede maat. Daarna lopen de melodieën uiteen. Die van de coupletten gaat in regel 1 terug naar de dominant, tikt in regel 2 even d” als hoogste noot aan en daalt dan in een vloeiende beweging af naar de grondtoon e’. De refreinmelodie benadrukt de halve toonafstand b’-c” doordat de laatste een halve noot is. Dan stijgt de melodie gelijk hoger dan die van de coupletten via de kwartsprong b’-e” (op ‘Gij - ongeziene’). Dat hoge, stralende karakter blijft door via de wending e”-d”-b’-g’-a’ weer uit te komen op de dominant, b’. De beweging d”-b’-g’ wordt herhaald in de volgende regel, versterkt door een ritmische figuur mety achtsten, waardoor opeens dat ritmische aspect wordt benadrukt. De slotregel omvat in een paar noten het gehele bereik, met opnieuw de hoogste noot. Let op: de slotwending is het fis’-fis’-e’, ook al zijn harmonisch gewende oren geneigd om g’-fis’-e’ te horen.

Al met al is dit een bijzonder krachtige en sterke melodie, een illustratie van de ambachtelijke en muzikale vaardigheden van de componist. Dat wordt benadrukt door het ‘ketting’-karakter, de overlap van couplet en refrein. Het refrein zet in op de opmaat van de voorlaatste maat van de coupletten. Met de tekst van couplet 1:
Het volgende couplet zet in op de laatste noten van het refrein. Met de tekst van couplet 2:
Het lied is uitermate geschikt om gezongen te worden door gemeente en cantorij. Meestal werkt het bij refreinliederen zo dat de cantorij de coupletten zingt en de gemeente het refrein, maar hier kan het beter andersom, zodat de cantorij de ‘moeilijkste’ inzet heeft. De praktijk heeft ook geleerd dat dit het beste werkt. Want niet alleen de inzet van het refrein is lastiger dan die van het couplet, ook de melodie als geheel is lastiger en bovendien ligt ze erg hoog. Een dirigent is noodzakelijk.
Overigens, er is natuurlijk niets op tegen om de gemeente in tweeën te delen, een coupletgroep en een refreingroep.

Als begeleiding kan het beste Kooys eigen zetting worden gebruikt. Deze is te vinden in de begeleidingsbundel bij het Liedboek. (N.B.: In de oorspronkelijke zetting schreef Kooy in het slotakkoord (refrein) een picardische terts (een majeurakkoord als slot van een stuk in mineur; zie ook de versie in de meerstemmige uitgave van Zingend Geloven 5). In de begeleidingsbundel bij het Liedboek is de picardische terts verdwenen; wie deze toch wil gebruiken kan dat het beste spaarzaam doen, dat wil zeggen, alleen aan het slot van het lied.  Het lied is geschreven in een 2/2-maat, afgewisseld met een 3/2, iets wat bij modale melodieën vaak  voorkomt. De melodie moet dus gespeeld en gezongen worden vanuit de halve noot, niet vanuit de kwart. De maatwisseling van 2/2 naar 3/2 gaat dan vrijwel ongemerkt, zeker als er gespeeld wordt vanuit de melodische beweging. 


Liturgische bruikbaarheid

‘Hem komt alle eer toe’ is een geschikt lied op de laatste zondagen van het liturgisch jaar, de zondagen van de Voleinding. Maar ook daarbuiten reiken de hymnische en lofprijzende passages woorden voor de lofzang aan: groot en wonderbaarlijk is Gods werk (couplet 6). In alle diensten waarin het boek Openbaring wordt gelezen, ook al zijn het andere fragmenten dan waaruit de liedtekst put, kan dit lied klinken. De titel ‘Canticum bij Openbaring’ is veelzeggend!

Auteur: Anje de Heer