Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

786 - Wij zingen God ter ere



Tekst

Ontstaan en verspreiding

Ria Borkent schreef dit danklied op verzoek van het verpleeg- en reactiveringscentrum De Wijngaard in Bosch en Duin ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van dit huis in 1995. Het moest een danklied voor 25 jaar zorg worden, met in de tekst aandacht voor somatische en psychogeriatrische zorg, en dank voor ‘handen aan het bed’. Ria Borkent schreef het lied aanvankelijk op de melodie van psalm 92; een psalm waarin in de berijming (strofe 8) ook het ‘ouder worden’ benoemd wordt:

Zij zullen vruchten dragen
voor ’s Heren heiligdom
tot in hun ouderdom
tot in hun grijze dagen.

Het lied verscheen in Zing met de hemelboden (2003, nr. 71) en vervolgens in het Gereformeerd Kerkboek (editie 2006, gezang 172 en editie 2017, gezang 229), met de melodie van Dirk Zwart, waarmee de tekst ook in het Liedboek is opgenomen.

Thematiek

Ouder worden, ziek worden, zorg nodig hebben, in een ziekenhuis of verpleeghuis verblijven – haast iedereen wordt er mee geconfronteerd. Toch zijn dit thema’s die niet zo vaak in liederen en liedboeken terugkomen. Dit lied combineert het thema zorg en ouderdom met geloofsbeelden van herkenning (strofe 2) en verwachting (strofe 3).

Strofe 1

In de eerste strofe wordt God gedankt dat er mensen zijn die in de zorg willen werken: ‘Hij maakte ons genegen te zorgen voor elkaar’ (r. 5-6). God weet wat wij moeten missen bij het ouder worden, wat er allemaal niet meer kan, en hoe lastig het is om ‘hulpbehoevend’ te worden, – tegelijk zien we Gods goedheid ook bij het ouder worden, ‘jaar na jaar’, want Hij is het die ons leven richting geeft.

Strofe 2

De eerste strofe is voluit een danklied, in de tweede strofe is er aandacht voor de zorgen van het ouder worden. Vergeetachtigheid en dementie worden hier omschreven: ‘Al krimpen mijn gedachten, / en raak ik woorden kwijt’ (r. 1-2). Tegelijk zijn er nog wel herinneringen, het woord van God is ‘levenskrachtig’, dat houdt stand.
Zo kan het zijn bij mensen die dementeren: gesprekken zijn soms niet meer mogelijk, bij de weeksluiting lijkt iedereen te slapen, maar opeens wordt iemand ‘wakker’ en begint hardop een bekende oude psalm mee te zingen of het Onze Vader mee te bidden.
Die woorden, in de jeugd geleerd, zitten diep van binnen, dat is: ‘uw hartslag in mijn oor’ (r. 6). Als mensen hun eigen woorden kwijtraken, blijven de herinneringen aan Gods woord, zeker ook in de vorm van het lied.

Strofe 3

In de derde strofe is er een toewending in het gebed tot Christus. Hij is de ‘man van smarten’ (Jesaja 53,3), die vertrouwd was met ziekte. Hij wordt aangeroepen om ons te laten zien ‘dat er verwachting is’ (r. 3).
Nu zien wij misschien alleen nog maar hoe onze geliefden achteruitgaan, steeds ouder en zieker worden, hoe zij steeds meer vergeten, maar wij verwachten een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar ziekte en zorgen verdwenen zijn. Dan zullen wij ‘recht van lijf en leden’ weer opstaan en lopen in Gods licht (r. 5-6).
De ouderdom is niet het einde, een aflopende zaak, maar in het licht van het evangelie mogen we ook hoop houden op het vergezicht dat God ons nieuw zal bekleden. Deze laatste woorden herinneren aan 1 Korintiërs 15,53-54: ‘Want het vergankelijke lichaam moet worden bekleed met het onvergankelijke, het sterfelijke lichaam met het onsterfelijke. En wanneer dit vergankelijke lichaam is bekleed met het onvergankelijke, dit sterfelijke met het onsterfelijke, zal wat geschreven staat in vervulling gaan: De dood is opgeslokt en overwonnen.’ Ook kan bij het slot van deze strofe gedacht aan 2 Korintiërs 5,1-5.

Oorspronkelijk had het lied nog een vierde couplet waarin de dank uit het eerste couplet weer werd opgepakt in een inclusie:

In geven en ontvangen
is ons de Heer nabij.
Van hand tot hand geeft Hij
de zorg die wij verlangen.
Nu loven wij U, Here,
die onze handen vult
met lijden en geduld;
Gij brengt uw werk tot ere.

Hier komt het ‘handen-aan-het-bed’-thema meer naar voren. In het Gereformeerd Kerkboek is dit vierde couplet gehandhaafd. De redactie van het Liedboek heeft dit couplet (met instemming van de dichteres) laten vervallen, omdat ze het derde couplet een sterker einde vond.
De aanhef ‘O Christus, man van smarten’ klinkt haast als een prince-strofe uit de rederijkers-gedichten en eindigt met een meer open einde. Het oorspronkelijke vierde couplet is wat meer toegespitst op de oorspronkelijke aanleiding, het jubileum van het verpleeghuis.

Vorm

Het rijmschema is eenvoudig a-B-B-a-c-D-D-c. Met name in strofe 3 is er een opvallende alliteratie: ‘lijf’-‘leden’-‘lopen’-‘licht’.

Liturgische bruikbaarheid

Het lied is toepasselijk bij thema’s als ouder worden, ziekte, dementie, werken in de zorg, mantelzorg. Ook buiten de kerkdienst kan dit lied een plaats krijgen, zoals in het pastoraat.

Auteur: Kees Baggerman