Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

797 - Ach hoe vluchtig, ach hoe nietig


Een eerste kennismaking

Oorlogen hebben niet alleen hun uitwerking in de algemene geschiedenis, ook de kerkgeschiedenis wordt erdoor getekend. Mensen zoeken vertwijfeld troost, niet het laatst in het lied.
De sporen van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) zijn in kerkliederen terug te vinden.
Door die oorlog moest de dichter van dit lied, Michael Franck (1609-1667), in 1640 vanuit Thüringen zijn toevlucht zoeken in het zuidelijker gelegen Coburg.
Het ‘vanitas’-thema, de vergankelijkheid van de mens, speelt in dit lied een belangrijke rol. Blijkbaar sprak het velen aan, want het was in die tijd het meest gezongen lied.
Bijna elke strofe is gebaseerd op beeldspraak, zoals in strofe 1: ‘zoals nevelen verschijnen, / zoals nevelen verdwijnen, / zo zal ook de mens verkwijnen.’ Het lied is vanuit het Duits heel treffend vertaald.
Nu worden wij in ons leven niet met zoveel dood en verderf geconfronteerd als de mens in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Kan dit lied nog gezongen worden? Misschien gewoon eens doen, want de mens is even vergankelijk als vroeger.
De fraaie tekst en de even fraaie melodie (waarin de dichter ook de hand heeft gehad) zijn zeker de moeite waard.

Auteur: Pieter Endedijk


Ach wie flüchtig, ach wie nichtig

Michael Franck
Ad den Besten Willem Johan van der Molen
Michael Franck Johann Crüger

Tekst

Deze toelichting is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.

Het levensgevoel van de mensen in de tijd van de Dertigjarige Oorlog laat zich vrij nauwkeurig omschrijven met dit ene woord: vanitas, – ijdelheid, vergankelijkheid. Dit levensgevoel komt in enkele beroemde zeventiende eeuwse liederen navrant tot uitdrukking. Ik denk vooral aan Die Herrlichkeit der Erden / muss Rauch und Asche werden van Andreas Gryphius (1616-1664) en O Ewigkeit, du Donnerwort van Johann Rist (1607-1667). Niet minder pregnant spreekt het uit dit lied van Michaël Franck, dat zelfs nóg absoluter dan de beide andere dit levensgevoel, dat zich zelf zozeer in het boek Prediker herkende, onder woorden brengt. De dichter, die zelf zeer onder het leed van de oorlog geleden heeft, trof in zijn lied precies die toon die het voor iedereen herkenbaar en navoelbaar maakte. Het was in zijn tijd meer gezongen dan welk ander geestelijk lied ook en werd zo tot een echt volkslied.

Wanneer Franck zijn lied dichtte, staat niet geheel vast. Wel weten we, dat het voor het eerst als ‘vliegend blad’ verscheen en dat hij het in 1652 met twee andere liederen van zijn hand opnieuw liet drukken.
De kracht van het lied zit in de niets ontziende wijze waarop al wat ons terecht of ten onrechte dierbaar is tot vluchtig en nietig wordt gestempeld. En daar is geen enkel woord van troost bij, geen enkele verwijzing zelfs naar God, die het, als het erop aankomt, toch alles ten goede zal wenden. Alleen in de laatste regel van de laatste strofe komt God ter sprake. Maar dan verschijnt Hij ook zo majestueus als de enige die niet aan de vergankelijkheid onderworpen is, dat het nauwelijks als troost kan werken. En zo is het dan ook stellig niet bedoeld. Stellig beoogde Franck niets anders dan de ogen der mensen van al het aan de dood onderworpene af te wenden en ze te richten op het enige dat ertoe doet: God zelf.

Geen lied, waarvan ik me voorstel dat het vaak zal worden gezongen! Het staat ons, hedendaagse mensen, tegen, zo consequent met dood en verderf geconfronteerd te worden. En dan zo’n onvroom lied... Welnu, juist daarom is het misschien toch niet zonder zin, dat het in dit hedendaagse gezangboek werd opgenomen.

Auteur: Ad den Besten


Melodie

Uit de elfde druk van Johann Crügers Praxis pietatis melica van 1661 is het bijzonder knap en prachtig door Ad den Besten en Willem Johan van der Molen vertaalde en herdichte lied Ach wie flüchtig, ach wie nichtig van Michaël Franck tot ons overgekomen. De melodie staat genoteerd in de dorische kerktoonaard, maar eigenlijk kunnen we in dit geval beter van e-mineur spreken. Niet alleen wordt de cis’ steeds verlaagd tot c, maar ook de begeleidende harmonieën wijzen in die richting (zie in de begeleidingsuitgave bij het Liedboek de zetting op basis van de oorspronkeljke becijferde bas).

Zowel muzikaal als poëtisch gezien heeft dit lied een zeer hechte constructie. Regel 5 is achterstevoren praktisch gelijk aan 1 (in het Evangelisches Gesangbuch, nr. 528, begint regel 5 anders) en regel 4 is, één toon lager, gelijk aan 3. Ook deze trapsgewijze opeenvolging der noten maakt dat dit voor het eerst aan onze Nederlandse evangelische liederenschat toegevoegde lied niet moeilijk zal zijn te zingen.

Auteurs: Bernhard Steinvoort / Wim Kloppenburg


Media

Uitvoerenden: Projectkoor Krimpen aan den IJssel o.l.v. Franciske van Vugt-Roose; Suzan Zwart-de Kruif, fluit; Jaap Zwart jr., orgel (strofen 1, 4, 8)