Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

798 - Heer, geef mij vleugels dat ik reis


Give me the wings of faith to rise

Tune: SONG 67

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Isaac Watts, portret van een onbekende schilder

Het werd gedicht door Isaac Watts, die het opnam in zijn eerste collectie Hymns and Spiritual Songs uit 1709 (boek 2, nr. 140; zie de toelichting bij lied 753). Boven het lied stond: The examples of Christ and the Saints. In sommige latere edities werd de eerste persoon enkelvoud (‘Give me the wings of faith to rise’) in de eerste strofe vervangen door de eerste persoon meervoud (‘give us’), zoals in de Hymns Ancient and Modern (vanaf 1922). Dit ontdeed het lied echter van zijn persoonlijke karakter. Oorspronkelijk begon de tweede strofe met de woorden Once they were mourning here below / And wet their couch with tears, een verwijzing naar Psalm 6,7: ‘Moe ben ik van zuchten, elke nacht is mijn kussen nat, mijn bed doorweekt van tranen’. Deze woorden werden echter al spoedig weggelaten, door John Wesley als eerste, die ze verving door … poured out cries and tears. Andere varianten volgden, maar in het New English Hymnal (1986) zijn Watts’ oorspronkelijke woorden toch weer opgenomen. Het lied kreeg in de Angelsaksische wereld een grote verspreiding en werd in minstens 468 bundels opgenomen. Bekend is de anekdote dat Watts non-conformistische vriend Philipp Doddridge (1702-1751) voor a pretty large assembly of plain country people – poor people who work for their living (bron: booklet Songs before unknown) eens preekte over Hebreeën 6,12 en daarna Give me the wings of faith opgaf als hymne. In een brief aan Watts (mei 1731) schreef Doddridge, die zelf ook de nodige hymns dichtte (bron: idem):

En in dat deel van de dienst mocht ik tot mijn tevredenheid constateren dat verschillende van de luisteraars tranen in hun ogen hadden, en toen de dienst voorbij was vertelden sommigen mij dat ze niet hadden kunnen zingen, zo diep was hun geest erdoor getroffen… uw hymnen en psalmen waren bijna hun dagelijks vermaak.

(And in that part of worship I had the satisfaction to observe tears in the eyes of several of the auditors, and after the service was over some of them told me that they were not able to sing, so deeply were their minds affected by it… your Hymns and Psalms were almost their daily entertainment.)

In Nederland kwam het lied voor het eerst in vertaling voor in de bundel 102 gezangen (1964, nr. 65) en daarna in het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 438).

standbeeld van Isaac Watts in Abney Park Cemetry, Stoke Newington, Londen

Inhoud

Volgens de vertaler, Jan Willem Schulte Nordholt, is dit lied ‘vol van een kinderlijke gevoeligheid’ (Compendium, k. 990). En inderdaad, de verbeelding van de dichter doet hem vragen naar de vleugels van het geloof, die hem in staat zouden moeten stellen to rise within the veil. Waarschijnlijk kostte het teveel woorden of was het te lastig om deze vleugels van het geloof in de vertaling te verwerken, zodat slechts ‘geef mij vleugels’ overbleef, alsof het een technische oplossing van een reisprobleem betreft. De dichter wil aankomen in the veil, vertaald als: ‘tot door de sluier heen’. Vermoedelijk is dit oorspronkelijk een verwijzing naar Hebreeën 6,19: ‘Die hoop is als een betrouwbaar en zeker anker voor onze ziel, en gaat ons voor tot voorbij het voorhangsel, waar Jezus als voorloper al is binnengegaan’. De veil is dus het voorhangsel, waarvoorbij zich het paradijs bevindt, waar de dichter in gesprek wil gaan met de heiligen. Deze worden in de hymne vervolgens sprekend opgevoerd: zij danken het Lam, en gingen de voetstap van het Lam achterna tot in de hemel, bij God. De tekst verwijst hier indirect naar de Openbaring van Johannes (waarin het Lam in diverse hoofdstukken een belangrijke rol speelt). Jezus zelf leidt hen nog altijd, terwijl de wolk der getuigen (Hebreeën 12,1) dezelfde weg omhoog wijst: while the long cloud of witnessess show the same path to heaven. Dat geeft dit lied uiteindelijk toch een collectief karakter. Het is minder individueel dan het romantische verlangen dat spreekt uit de woorden van Montague Toplady, de dichter van Rock of ages (het bij vorige generaties zo bekende ‘Vaste rots van mijn behoud’, nu als ‘Rots waaruit het leven welt’ opgenomen in het Liedboek, nr. 911). Deze had gezegd:

O, hoe verlangt mijn ziel ernaar te zijn gegaan: als een gevangen vogel verlangt zij ernaar om te gaan vliegen. O, als ik de vleugels van een duif had zou ik wegvliegen naar het rijk van de gelukzaligheid, om daar eeuwig te rusten. Ik verlang ernaar mijn lichaam te verlaten en me in het gezelschap van de Heer te bevinden.

(O how this soul of mine longs to be gone: like an imprisoned bird, it longs to take its flight. O that I had the wings of a dove, I should flee away to the realms of bliss, and be at rest forever. I long to be absent from the body and present with the Lord.) (McKean Long 1876, blz. 409)


Melodie

Orlando Gibbons, 17e eeuws portret door een onbekende schilder

De melodie wordt toegeschreven aan Orlando Gibbons (1583-1625), lid van de Chapel Royal en organist van Westminster Abbey. Orgel spelen deed hij zo goed dat hij wel de best finger of that age genoemd werd. Hij schreef ongeveer vijftien melodieën met basso continuo-zettingen voor de Hymns and Songs of the Church, samengesteld door George Wither en gepubliceerd in 1623. Eigenlijk was dit al een prototype van het latere Engelse hymnbook, samen met Withers eigen voorloper daarvan, de Songs of the Old Testament, translated into English Measures van 1621, hoewel het psalter van aartsbisschop Parker, een halve eeuw eerder, een nog vroegere voorloper was. De liederen werden gepubliceerd met melodie en baslijn en het waren dus eigenlijk sololiederen met basso continuo; de tussenstemmen werden geacht te worden ingevuld door de instrumentalisten zelf. Gibbons schreef deze basmelodie oorspronkelijk bij een melodie die in de bundel van Wither bij een ander lied geplaatst was, namelijk bij Song 67, When one among the twelve there was. Die melodie zelf was weer afkomstig uit een bundel uit Wales, de door Edmund Price samengestelde LLyfr y Psalmau, waar hij gekoppeld was aan Psalm 1. Er is wel gesuggereerd dat de melodie van Price zelf afkomstig was, in plaats van Gibbons (zie www.hymnary.org). De huidige notatie wijkt af van die uit 1623: oorspronkelijk werd de melodie in F genoteerd en in hele en halve noten afgedrukt, met rusten tussen de eerste en tweede, en derde en vierde regel. Doordat deze rusten niet meer in de huidige versie van de melodie opgenomen zijn, en de eerste en laatste twee regels bij elkaar gezongen worden, heeft de melodie een minder verbrokkeld karakter gekregen en past hij ook beter bij de doorlopende tekstregels. De melodie begint stralend op de drieklank van D groot, maar moduleert aan het eind van de tweede regel naar de paralleltoonsoort b klein. Al zingende hoort men duidelijk dat regel 1 en 2 een stijgend paar, en regel 3 en 4 een dalend paar vormen. Het sprongsgewijze omhoogklimmen op de vleugels van de eerste twee regels van het lied (via de kwint aan het begin van de eerste, en de kwart aan het begin van de tweede regel) wordt in de derde regel omgekeerd in een meer vloeiende beweging, als we ons langs een lange dalende toonladder stapsgewijs naar de vierde regel laten drijven, waarin de stevige dominant-tonicasprong (a’-d’) de kwintsprong aan het begin van het lied in omgekeerde richting spiegelt en ons weer met beide benen op de grond zet en thuis brengt.

Liturgische bruikbaarheid

In het Liedboek is dit lied, dat men zowel als een gebed als verkondiging kan opvatten, opgenomen in de rubriek ‘Leven - Levensreis’, maar het zou ook goed gepast hebben in ‘Getijden van het jaar – Allerheiligen’ (724-736). Misschien zou het dan vaker gezongen worden dan nu gebeurt, want men hoort het zelden en dat is jammer, al was het maar vanwege de melodie. In veel kerken is het gebruik om aan het einde van het kerkelijk jaar rond het feest van Allerheiligen hen te gedenken, die ons zijn voorgegaan: de heiligen, de geloofsgetuigen, gemeente- en familieleden. Dit lied zou goed bij deze gelegenheid passen. Maar ook als in algemenere zin de levensreis van de mens aan de orde is, kan dit lied gezongen worden. Het lied is daarom in de rubriek ‘Levensreis’ opgenomen in de subrubriek ‘Pelgrimage’.

Auteur: Erik Heijerman

Bronnen

Alan Gaunt, ‘Give me the wings of faith to rise’, in: The Canterbury Dictionary of Hymnology.
Gibbons. Hymns and Songs of the Church, Tonus Peregrinus. Tekstboekje bij cd Naxos 8.557681.
Jan Willem Schulte Nordholt en Adriaan C. Schuurman, Toelichting bij tekst en melodie van gezang 438 Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken. Amsterdam 1977, blz. 989-991.
‘Songs before unknown’. Inleiding in tekstboekje bij cd The Hymn Makers, Isaac Watts – When I survey. Kingsway Music, KMCD582, 1992.


Media

Uitvoerenden: Goylants Kamerkoor o.l.v. Cor Brandenburg; Richard Vos, orgel (bron: KRO-NCRV)