Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

800 - Wat zou ik zonder U geweest zijn


Was wär’ ich ohne dich gewesen

Halle 1704 (gewijzigd)
Die Tugend wird durchs Kreuz geübet

Tekst

Herkomst en verspreiding

Toen Friedrich von Hardenberg (pseudoniem: Novalis) in 1801 overleed, had hij in de twee jaren daarvoor vijftien geestelijke liederen geschreven. Deze werden in 1802 postuum uitgegeven onder de titel Geistliche Lieder. Novalis had de bedoeling een compleet gezangboek te maken en daarbij tevens meditaties te schrijven over de beginselen van het christendom.
Het eerste lied van de vijftien liederen droeg de titel ‘Ohne ihn und mit ihm’ en had de beginregel ‘Was wär ich ohne dich gewesen?’. Mogelijk is het in de zomer van 1799 geschreven.
Een selectie uit de tien coupletten die het lied telt, werd opgenomen in de eerste uitgaven van het (Deutsches) Evangelisches Gesangbuch, maar in de Stammteil-uitgave van 1950 zijn alle liederen van Novalis verwijderd, en sindsdien staan er geen liederen van hem meer in de Duits-lutherse kerkboeken.

De eerste Nederlandse vertaling is afkomstig van Willem Arnoldus Dwars (1793-1855). Hij maakte een vrije bewerking van vier coupletten die in 1854 opgenomen werden in Proeve van Christelijke Gezangen (gezang 18). Deze versie werd in 1904 ook geplaatst in de lutherse bundel Christelijke liederen (gezang 54).
Onder de titel ‘Aan Christus’ publiceerde Hendrik Jacob Koenen (1809-1874) in 1854 een Nederlandse vertaling van alle strofen in De christen-zendeling (dichtstuk) met een aanhangsel van christelijke liederen: ‘Wat waar’ ik zonder uw erbarmen, / En, zonder U, wat wierd van mij!’
In jaargang 9 (1913, deel 3) van het culturele maandblad De Beweging verscheen een nauwgezette vertaling die Albert Verwey (1865-1937) van twaalf Geistliche Lieder had gemaakt, waaronder het lied ‘Ohne ihn und mit ihm’.
De ‘Hervormde Bundel 1938’ nam als gezang 224 een vrije bewerking op van de oorspronkelijke coupletten 1, 8 en 5 (in deze volgorde), gemaakt door de predikant Duco Arris Vorster (1880-1953). Zijn versie kreeg daarna als lied 126 een plaats in de Liederenbundel van den Nederlandschen Protestantenbond uit 1944.
In de jaren zestig maakte Jan Wit een nieuwe vertaling die zeven coupletten omvatte. De strofen 3 en 4 van het oorspronkelijke lied voegde hij samen tot één strofe, en het zevende en negende couplet liet hij onvertaald. Deze versie publiceerde hij voor het eerst in zijn bundel Ministeriale (blz. 66-68) uit 1966. Daarin meldde hij al dat de tekst vrij sterk afweek van de versie uit het dossier van de commissie die het Liedboek voor de kerken samenstelde. In de laatstgenoemde bundel waren twee coupletten uit Wits vertaling geschrapt, terwijl in de andere strofen – eveneens tegen de wil van de dichter – wijzigingen waren aangebracht (zie hieronder).
Voor het huidige Liedboek werd de vierde strofe uit het Liedboek voor de kerken geschrapt, en werden de laatste twee strofen uit Wits vertaling van 1966 toegevoegd.

Inhoud

In zijn kinderjaren was Novalis bekend en vertrouwd geraakt met de spiritualiteit van de hernhutters. In zijn laatste levensjaren, na de dood van zijn verloofde Sophie von Kühn in maart 1797, trok de vroomheid van deze broedergemeente hem steeds sterker aan. Dit stempelde ook zijn geestelijke liederen. Ze hebben verschillende kenmerken gemeen met de hernhutter-liederen: een ondogmatische inslag, oriëntatie op Jezus, een sterke gerichtheid op een doorleefde geloofservaring en -mystiek, en – zij het bij Novalis in mindere mate – een missionaire gedrevenheid. Het lied ‘Wat zou ik zonder U geweest zijn’ heeft al deze kenmerken.
De oorspronkelijke titel ‘Zonder hem en met hem’ (‘Ohne ihm mit ihm’) vat het lied kernachtig samen. Van het oorspronkelijke lied handelen de strofen 1, 2, 6, 7 over het leven zonder Jezus (‘ohne ihn’), en de strofen 3, 4, 5, 8, 9 en 10 over het leven met Jezus (‘mit ihm’). Door de coupletselectie uit Wits vertaling is in het Liedboek het aantal coupletten over het leven ‘ohne ihn’ teruggebracht tot twee (strofe 1 en 2). Het aantal strofen over ‘mit ihm’ is gehalveerd.
Door deze selectie is tevens de tweedeling verdwenen van het oorspronkelijke lied: deel 1 bestaat uit de strofen 1 tot en met 5 en deel 2 uit de strofen 6 tot en met 10. Daarbij is er verwantschap tussen de strofen 1 en 6, 2 en 7, 3 en 8, 4 en 9, 5 en 10. Het spreekt voor zich dat deze coupletrelaties niet aanwezig zijn in de strofeselectie uit het Liedboek.
Een relevant verschil tussen het eerste (strofe 1 tot en met 5) en de tweede (strofe 6 tot en met 10) deel is dat in de laatste vijf coupletten niet meer sprake is van ‘ik’ en ‘mijn’, maar van ‘wij’ en ‘onze’. Deze aandacht voor de gemeenschap is ook kenmerkend voor veel Jezusliederen van de hernhutters.

Strofe 1 en 2

Het lied opent met een couplet waarin de ‘U’ (God? Christus?) wordt aangesproken, waarbij de regels 1 en 2, 7 en 8 retorische vragen stellen. Het is het enige couplet van het lied waarin de ‘U’ wordt aangesproken.
In Ministeriale luidden de eerste vier regels van strofe 1:

Waar zou ik zonder U geweest zijn,
waar zonder U gebleven zijn?
Steeds zou er doodsangst in mijn geest zijn
en in mijn lichaam levenspijn.

Wits vertaling van couplet 2 opende oorspronkelijk met:

Een grauwe mist zou om mij hangen.
Ik werd, door angsten opgezweept,
ten prooi aan walg en wild verlangen,
in ’s levens maalstroom meegesleept.

De eerste twee coupletten schilderen in diverse beelden hoe het leven zonder Jezus is: troosteloze eenzaamheid in het heden, een duistere toekomst, hopeloosheid en een onrustige leven, et cetera.

Strofe 3

De derde strofe is een samenvoeging van de Duitse coupletten 3 (regel 1-4) en 4 (regel 5-8). In dit couplet wijkt Jan Wit het verst van het origineel af. Dit komt vooral doordat hij in regel 1 en de regels 5-8 nadrukkelijk woord en sacramenten benoemt. Dit is een toegevoegde uitwerking van de eerste regel van het origineel: ‘Hat Christus sich mir kund gegeben’ (Christus heeft zich aan mij bekend gemaakt).
De slotregel ‘waar twee of drie vergaderd zijn’ is een verwijzing naar Matteüs 18,20 en een vertaling van Novalis’ versregel ‘Wenn zwei auch nur versammelt sind’.

Strofe 4

De laatste twee coupletten komen uit het tweede deel van Novalis’ lied. Omdat de Duitse tekst daar de eerste persoon enkelvoud ingewisseld heeft voor de eerste persoon meervoud, doet Jan Wit dit ook vanaf dit couplet.
De slotregel ‘Wij wisten ons van Gods geslacht’ (Duits: ‘und fühlten uns mit Gott verwandt’) refereert aan Handelingen 17,29 (‘Daar wij dan van Gods geslacht zijn’; NBG’51).

Strofe 5

In de slotstrofe wordt teruggegrepen op Wits strofe 3 waar over de nabijheid van Christus gezongen wordt. Jezus, de ‘heilige beminde’, blijft bij ons. In de Duitse tekst wordt in regel 3 gesproken over ‘seinen Dornenkranze’, bij Wit weergegeven met ‘zijn bitter lijden’.
De laatste vier regels zijn uitnodigend: ieder mens die Jezus’ hand wil pakken, is welkom. Dit strofegedeelte grijpt terug op het oorspronkelijke vijfde couplet (= couplet 4 uit het Liedboek voor de kerken): ‘Gaat uit in wegen en in velden / en brengt verdwaalden bij ons thuis.’
In de slotregel vertaalt Wit de woorden ‘Zur Frucht des Paradieses reift’ met ‘tot vrucht van ’t hemels vaderland’ (vergelijk Hebreeën 11,16). Niet in Wits vertaling, maar wel in de Duitse tekst zijn de noties ‘paradijs’ en ‘vaderland’ eerder genoemd. Daar blijkt dat Novalis de hemel, het paradijs, het vaderland niet enkel als plaats van de toekomst ziet, want ‘de hemel is bij ons op aarde, in geloof zien wij hem aan’ (Novalis’ couplet 5). En: ‘toen de bevrijder een allesverkwikkend vuur in ons innerlijke aanstak, zagen wij de hemel open als ons oude vaderland’ (Novalis’ couplet 8).


Melodie

In de lutherse bundel Christelijke liederen (gez. 54) uit 1904 werd Novalis’ lied voorzien van de melodie van psalm 118. De ‘Hervormde bundel 1938’ plaatste de melodie van ‘Die Tugend wird durchs Kreuz geübet’ bij de vertaling van Vorster. Deze melodie werd daarna ook in andere Nederlandse liedbundels bij het lied afgedrukt.

Voor een bespreking van de melodie: zie Liedboek 245.

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Zeeuws Vocaal Ensemble o.l.v. Kees van Eersel; Jaco van Leeuwen, orgel (strofen 1, 2) (bron: KRO-NCRV)