Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

803 - Uit Oer is hij getogen


Een eerste kennismaking

Dit lied is door Willem Barnard (1920-2010) geschreven bij het verhaal van de roeping van Abraham (Genesis 12), maar de tekst gaat over die grote tocht van bevrijding door alle tijden heen, met als eindbestemming Jeruzalem. Zo kijken wij mee met de schrijver van de Hebreeënbrief, die sprak over Abraham uitziende naar een stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd (Hebreeën 11,9-10). Deze verbinding tussen Genesis 12 en Hebreeën 11 wordt in de eerste twee strofen gelegd.
Vanaf strofe 3 wordt gesproken over het volk uit Abraham geboren. Enkelen uit dat volk worden met name genoemd.
De laatste strofe wijst vooruit. Opnieuw herkennen we hier de reeds genoemde tekst uit de Hebreeënbrief. In deze strofe mogen ook wij ons tot Abrahams geslacht rekenen, opgaande naar de ‘stad in wit en goud’.
In het oude Romeinse Brevier, het boek met lezingen, gebeden en liederen voor de getijdediensten, heeft het verhaal van de roeping van Abraham een plaats op de vijftigste dag voor het paasfeest (zondag Quinquagesima). In de klassieke liturgie voor de hoofddienst van deze zondag geldt als evangelielezing het verhaal over de genezing van de blindgeboren Bartimeüs (Lucas 18,31-41). Daarom speelt het woord ‘zien’ een grote rol in strofe 1. Heel fraai verwoord is dat Abraham als een blinde een donker licht ziet, en helderziende op God is gericht...

Auteur: Pieter Endedijk


Van Abraham, de vader der gelovigen

Valet will ich dir geben

Tekst

Ontstaan en verspreiding

De tekst van dit lied publiceerde Willem Barnard voor het eerst in De tale Kanaäns (1963, blz. 22) in twaalf strofen van vier regels. De tekst werd met een kleine wijziging overgenomen in het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 3), waarbij het lied in zes strofen van acht regels werd genoteerd om te zingen op de melodie van Melchior Teschner. Ook andere liedbundels kozen voor deze melodie: het Abdijboek (vanaf 1981, Varia 111), het Liedboek (2013), Weerklank (2016, gezang 1) en In wind en vuur (2023, nr. 16). Zingt Jubilate (1977, nr. 322) combineerde de tekst met de melodie van psalm 128 uit het Geneefse psalter.

Inhoud

‘Uit Oer is hij getogen’ is een oerlied over horen en (niet) zien in deze wereld. Oer is ‘de cultuur van Babel’. Abraham hoort een stem en blindelings gaat hij op weg naar het land dat God zal ‘laten zien’ (Genesis 12). ‘Maar meteen blijkt dat toegezegde, dat beloofde, land terug te wijken. Het laat zich niet ‘zien’’ (Willem Barnard, Stille omgang, Brasschaat 1992, 70). Op zondag Quinquagesima is Barnard in zijn doorgaande Genesislezing volgens het Romeinse brevier toegekomen aan hoofdstuk 12.
Deze ‘basistekst’ brengt hij samen met het klassieke evangelie van deze zondag, waarin Jezus zijn weg naar Jeruzalem uittekent en een blinde man nabij Jericho opstaat als ‘kyrie-roeper’ (Lucas 18,31-43). ‘Een schatkamer van liturgie!’ noemt Barnard deze vijftigste dag voor Pasen daarom (Compendium, k. 151). De blinde kyrie-roeper is zo voorbeeldig als Abraham. De Heer die op weg is naar Jeruzalem en de stad die God zal bouwen, worden niet anders ‘zichtbaar’ dan afgesmeekt door de stem van de bidder. De weg van gebed is de weg van ‘allen die geloven’. Zo krijgen zij deel aan de toekomst van de Heer.
Abraham ‘ziet’ zoals de blinde die bij Jericho langs de weg zit (Lucas 18,31-43): hij ziet licht dat donker is (strofe 1, regel 5-6: ‘om voortaan als een blinde / te zien een donker licht’). Die donkerte illustreert de woorden van de Messias over de weg naar Jeruzalem en wat hem daar te wachten staat. Terwijl de leerlingen met onbegrip reageren (Lucas 18,34), klampt de blinde zich kyrie-roepend vast, slechts op basis van wat hij hoort: een menigte die voorbijkomt, op weg naar Jeruzalem (Lucas 18,36v).
De menigte die op weg is naar Jeruzalem: dat zijn in dit lied ‘allen die geloven’ (strofe 2, regel 5). De namen die Barnard hier noemt (strofe 4, 5 en 6) zijn goeddeels ontleend aan Hebreeën 11, over al die geloofsgetuigen door de tijden heen, die als eindbestemming de door God ontworpen en gebouwde stad met fundamenten hebben: Jeruzalem, ‘de stad die zij verbeiden / die staat in wit en goud’ (strofe 6, regel 5-6). Zij allen gaan in het spoor van Abraham.
De naam van Jozua (strofe 5, regel 1-2) resoneert eens te meer vanwege het evangelie van deze dag dat rond Jericho is gesitueerd. In dit verband tekent Barnard aan dat in deze naam ‘het Evangelie toch doorklinkt, want dat is dezelfde naam die de man van Nazareth droeg, Jozua, Jehosjoeah, in het Europees tot Jezus verbasterd; een naam gevormd uit de woordstam j-sj-e die zoveel betekent als ‘ademruimte geven in de angst’ of ‘uitredden, bevrijden’. En dat de herinnering aan Simson (strofe 5, regel 3-4), met name aan zijn belevenis in Gaza, waar hij uitbreekt met de stadspoort op zijn nek, tot in de zeventiende eeuw toe ook bij de protestanten altijd verstaan is als een gelijkenis van Pasen, een beeld van de opstanding’ (Compendium, k. 152).

Liturgische bruikbaarheid

Zoals hierboven beschreven brengt Barnard Genesis 12 in verband met Lucas 18,31-43. In het huidige C-jaar wordt deze perikoop uit Lucas 18 niet meer gevonden. Van de synoptische parallellen (de blinde langs de weg) is alleen Marcus 10,46-52 geplaatst (zesde zondag van de herfst in het B-jaar), maar dan niet in het perspectief van de opgang naar Jeruzalem. Genesis 12,1-8 wordt op de zevende zondag van de herfst in het C-jaar gelezen, omstreeks Allerheiligen. Het lied laat zich daarom bij uitstek ook zingen op de gedenkdag van alle heiligen.
In het Liedboek kreeg het lied een plaats in de rubriek ‘Levensreis’ (subrubriek ‘Pelgrimage’). Het verhaal over Abraham ‘en het volk dat na hem kwam’ is inspirerend voor eenieder die onderweg is.

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Eward Postma en Nico Vlaming aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel II, 224-227).


Melodie

De melodie van Melchior Teschner (1584-1635) is in de eerste helft van de twintigste eeuw in Nederland vooral bekend geworden bij de tekst ‘Hoe zal ik U ontvangen’, een vertaling van ‘Wie soll ich dich empfangen’ van Paul Gerhardt (1607-1676). In die combinatie was het gangbaar tot de verschijning van het Liedboek voor de kerken (1973) waarin aan Gerhardts tekst weer de eigen melodie van Johann Crüger (1598-1662) werd verbonden (gezang 117).
Melchior Teschner schreef zijn melodie bij het lied ‘Valet will ich dir geben’, een afscheids- en stervenslied van Valerius Herberber (1562-1627).
Het meest opvallend aan de melodie is de grote omvang: een decime (bes-d”). De vorm van de melodie is de Bar-vorm met twee gelijke Stollen (regel 1-2 en 3-4) en een Abgesang (regel 5-8). Meteen in de eerste regel gebruikt Teschner de volledige omvang. Daarvoor gebruikt hij sprongen: de kwint (bes-f’) en de terts (bes’-d”). In het Abgesang valt op dat de melodie als geheel een dalende beweging maakt. De hoogste noten van elke regel (respectievelijk d”; bes’; g’ en es’) zijn daarvan goede indicatoren.
In de loop van de tijd is de melodie bij allerlei andere teksten gebruikt (zoals voor ‘In bidden en in smeken’, Liedboek voor de kerken gezang 235). Maar het lijkt dat Teschner zijn noten dicht op de woorden van Herberger schreef. De oorspronkelijke vijfde regel van strofe 1 luidt: ‘Im Himmel ist gut wohnen’ met de hoogste noot op ‘Him-mel’. De laatste regel bij Herberger luidt: ‘dem, der ihm dient allhier’ met de laagste toon waar de aarde is: ‘allhier’.
De melodie heeft gedurende de eeuwen verschillende veranderingen ondergaan. De oorspronkelijke versie kreeg weer een plaats in het Evangelisches Kirchengesangbuch (1950). Daarna werd in het algemeen die versie in liedbundels overgenomen.
Barnard geeft in zijn toelichting in Verzamelde liederen (Baarn 1986, blz. 400) aan dat dit lied ‘Van Abraham’ op dezelfde wijze gezongen wordt als het lied ‘Van Adam’ (Verzamelde liederen 64) en ‘Van Noach’ (Verzamelde liederen 69). Een mooie trits liederen over aartsvaders en de dubbelmelodie van Ignace de Sutter (1911-1988) is zeker bruikbaar voor het lied ‘Van Abraham’, maar in geen enkele bundel heeft men dat advies opgevolgd.

De eerste twee strofen van het lied ‘Van Adam’ met de melodie van Ignace de Sutter:

Auteur:   Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Martini Cantorij Sneek o.l.v. Co Jongsma-Hoekstra; Dirk Donker, orgel (strofen 1, 2, 3, 6) (bron: KRO-NCRV)