Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

835 - Jezus, ga ons voor


Jesu, geh voran

Nikolaus Ludwig von Zinzendorf
Ad den Besten
Adam Drese
Seelenbräutigam

Tekst

Herkomst en verspreiding

In 1778 gaf Christian Gregor, sinds 1743 organist en Direktor der Gemein-Musik van de Broedergemeente (Hernhutters) in Berthelsdorf, het Gesangbuch zum Gebrauch der evangelischen Brüdergemeinen uit. In het voorwoord op deze omvangrijke bundel met 1750 liederen meldde Gregor onder andere dat hij soms coupletten uit verschillende liederen bij elkaar geplaatst had, waardoor een ‘nieuw’ lied ontstond. Zodoende ontstonden er volgens hem door de gemeente gezongen ‘Liederpredigten’ over een bepaalde onderwerpen. Hij vermeldde daarbij ook dat het maken van dergelijke liedcollages al vanaf het begin van de Broedergemeenten gebruikelijk was. Het lied ‘Jesu, geh voran’ is een voorbeeld van zo’n samengesteld lied. De vier coupletten zijn – met wijzigingen (zie hieronder) – afkomstig uit twee liederen van Nikolaus Ludwig Graf von Zinzendorf, de grondlegger van de Evangelische Broedergemeente en auteur van zo’n 2000 liedteksten. De coupletten 1, 3 en 4 komen uit het lied ‘Seelenbräutigam, o du Gottes Lammm’ (respectievelijk strofe 10, 4 en 11), dat Von Zinzendorf in september 1721 schreef. Het tweede couplet is de elfde strofe van het lied ‘Glanz der Ewigkeit’, dat Von Zinzendorf in mei 1721 schreef toen hij zijn moeder in Berlijn bezocht.

Het lied ‘Seelenbräutigam, o du Gottes Lamm’ is geïnspireerd op een lied van Adam Drese met de beginregel ‘Seelenbräutigam, Jesu Gottes Lamm’, dat verscheen in het Geistreiches Gesang-Buch (Darmstadt, 1698, blz. 134-135) van Eberhard Fr. Ph. Zühl. Von Zinzendorf gebruikte niet alleen dezelfde beginwoorden, maar ook de strofevorm en de melodie van Drese (zie hieronder). Zoals de eerste regel van het lied al doet vermoeden, is het lied sterk geïnspireerd door de toenmalige exegese van het Hooglied, dat gezien werd als een samenspraak tussen Jezus (bruidegom) en de gelovige (bruid).

Von Zinzendorf publiceerde zijn twee liederen voor het eerst in zijn Sammlung Geistlicher und lieblicher Lieder. Eine grosse Anzahl der Kernvollesten alten und erwecklichsten Neuen Gesänge enthaltend (Leipzig, 1725), ook wel bekend als het ‘Berthelsdorfer Gesangbuch’.
Het lied ‘Jesu, geh voran’ is een van de weinige liederen van Von Zinzendorf, die ook buiten de Herrnhutter gemeente bekend werden. Dat gebeurde pas in de negentiende eeuw nadat Johann Peter Lange het lied opgenomen had in zijn Deutsches Kirchenliederbuch (Zürich, 1843, nr. 616).

De eerste Nederlandse vertaling van de eerste twee strofen verscheen in 1856 in het Aanhangsel tot de Lofzangen en Geestelijke Liederen der vereenigde Evangelische Broedergemeente. Aan het einde van de negentiende eeuw raakte het lied ook in Nederland schoorvoetend bekend buiten de Broedergemeente. Het werd in een vertaling van Johannes Elias Schröder (1851-1930) opgenomen in de Luthersche Liederenbundel (Amsterdam, 1892, nr. 45). Deze versie verscheen daarna in diverse liedbundels van uiteenlopende geloofsgemeenschappen, waaronder de ‘Hervormde Bundel 1938’ (gezang 222), zij het met een nieuwe vertaling van strofe 4. De versie staat momenteel nog in Op toonhoogte (editie 2005 nr. 201). In de jaren zestig maakte Ad den Besten een vertaling voor het Gezangboek van de Evangelische Broedergemeente in Nederland (1968, nr. 490). Deze versie werd ongewijzigd opgenomen in het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 442)en het Liedboek.

Inhoud

Christian Gregor bracht het lied onder in de rubriek ‘Von der Nachfolge Jesu und Gemeinschaft seiner Leiden’, en daarmee is de inhoud van het lied kernachtig weergegeven. Het navolgen van Jezus en het delen in zijn lijden zijn kernpunten het piëtisme, en dus ook bij een piëtistische opwekkingsbeweging als de Broedergemeente was. Bijbelse achtergrond hierbij zijn teksten waarin Jezus zijn volgelingen oproept Hem te volgen (bijvoorbeeld Matteüs 4,19; 16,24; Marcus 2,14; Johannes 10,29; 1 Petrus 2,21).
Karakteristiek is eveneens de pelgrimsgedachte die in het lied verwoord wordt: de gelovigen zijn hier op aarde onderweg naar de eeuwigheid, een gedachte die vooral ontleend werd aan Hebreeën 11,13-16.
Het lied telt vier coupletten, waarbij vooral de Duitse tekst sterk de indruk geeft dat de coupletten 2 tot en met 4 eigenlijk variaties op het eerste couplet zijn. Elk couplet spreekt over het einddoel: ‘Vaterland’, ‘Weg zu Dir’, ‘das Ende’ en ‘Türe auf’. In de Nederlandse vertaling heeft Ad den Besten dit alleen in de strofe 1 en 4 duidelijk laten staan. Daardoor is de Nederlandse versie iets minder dan de Duitse nadrukkelijk gericht op het einde van de pelgrimsreis.

Strofe 1

Bij Von Zinzendorf luidde de eerste strofe (= strofe 10 van ‘Seelenbräutigam, o du Gottes Lammm’):

Jesu, geh voran
nach der Lebensbahn,
und ich will mich nicht verweilen,
ohne Rast dich nachzueilen,
nimm mich bei der Hand
weg zum Vaterland

Gregor heeft de eerste persoon enkelvoud gewijzigd in de eerste persoon meervoud. Dit zal mede gedaan zijn omdat het oorspronkelijke tweede couplet (= strofe 11 van ‘Glanz der Ewigkeit’) al in de wij-vorm stond.
Het rusteloos (‘ohne Rast’) volgen van Jezus werd veranderd in ‘getrouw’ (‘getreulich’) volgen. Het einddoel van de pelgrimstocht wordt in regel 4 het ‘Vaterland’ genoemd. Deze term is ontleend aan Hebreeën 11,14-16. Vooral binnen de context van ‘Seelenbräutigam, o du Gottes Lamm’, waaruit deze strofe komt, is het goed mogelijk dat Von Zinzendorf bij het voorgaan van Jezus dacht aan de wolk- en vuurkolom die het volk Israël door de woestijn leidde (Exodus 13,21). Dit beeld was destijds geliefd bij meer piëtistische dichters, onder wie Gerard Tersteegen (vergelijk Liedboek 799).
In de Nederlandse vertaling is ‘levenspoor’ (regel 2, ‘Lebensbahn’) gewijzigd in ‘deze wereld door’, waardoor de omgeving waar het leven van de gelovige zich afspeelt, in beeld komt.

Strofe 2

De tweede strofe legt de nadruk op het verdriet en de angst die de gelovigen kunnen bevangen op hun reis naar het ‘vaderland’. Oorspronkelijk luidde het couplet bij Von Zinzendorf:

Soll’s uns übel gehn,
lass uns feste stehn,
und so gar in bösen Tagen
niemals über Unglück klagen,
denn diss ist der Weg
zu der Sternen Steg.

Gregor heeft het aspect ‘niet klagen in kwade dagen’ in iets andere bewoordingen laten staan. Zijn gewijzigde slotregels ‘denn durch Trübsal hier, / geht der Weg zu dir’ zullen ingegeven zijn door Handelingen 14,22 waar staat dat wij ‘pas na veel beproevingen het koninkrijk van God binnen kunnen gaan’.
Den Besten heeft in zijn vertaling het element van het kruis dragen letterlijk ingevoegd en refereert daarmee aan Lucas 14,27 (‘Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij aan komt, kan niet mijn leerling zijn’). Nieuw element in de vertaling is ook ‘het rechte pad’ in de slotregel. Daarmee brengt de vertaler een ethisch aspect in het lied: op weg naar het vaderland kan men goed en slecht handelen, het juiste/rechte of verkeerde pad bewandelen.

Strofe 3 en 4

Het derde couplet vraagt om geduldig het lijden te dragen. Belangrijk is hier dat daarbij niet alleen aan de eigen moeiten gedacht wordt, maar ook aan die van andere mensen.
In het oorspronkelijke lied ‘Seelenbräutigam, o du Gottes Lamm’ volgt de vierde strofe direct op de eerste.
De oorspronkelijke tekst van couplet 4 luidde in ‘Seelenbräutigam, o du Gottes Lamm’:

Ordne meinen Gang,
Liebster, lebenslang:
führst du mich durch trockn Wüsten;
schenke mir aus deinen Brüsten,
tu mir, nach dem Lauff,
eine Türe auf.

De grootste wijziging die Gregor doorvoerde, betrof de regels 3 en 4:

Führst du uns durch rauhe Wege,
gib uns aus die nötge Pflege;

De oorspronkelijk vierde regel, ‘schenke mir aus deinen Brüsten’, is alleen te begrijpen tegen de achtergrond van de toenmalige exegese van Hooglied, dat bepalend is voor het hele lied ‘Seelenbräutigam, o du Gottes Lamm’. De regel verwijst naar Hooglied 4,5: ‘Uw beide borsten zijn als twee kalfjes’, waarmee Woord en sacrament bedoeld zouden zijn en waarmee de gelovigen gevoed worden tijdens het aardse leven.
Vanuit deze wetenschap wordt duidelijk dat Gregors wijziging ‘gib uns aus nötge Pflege’ inhoudelijk dichter bij het origineel ligt dan men op het eerste gezicht zou denken. Den Besten heeft dit vertaald met de versregel ‘met uw troost en met uw zegen’.
Het vierde couplet is een variatie op het eerste, zoals ook uit overeenkomstige noties blijkt: ‘Lebensbahn’ (strofe 1) en ‘lebenslang’ (strofe 4), ‘führ uns an der hand’ (strofe 1) en ‘Führst du uns’.
Ad den Besten heeft in zijn vertaling van couplet 4 de notie ‘woestenij’ ingevoerd. Deze metafoor voor het moeitevolle leven komt in de oorspronkelijke tekst van Von Zinzendorf voor, en was bovendien populair bij piëtisten om het aardse leven te typeren.

Vorm

Het lied telt vier strofen van zes regels in de trochee-versvoet met het rijmschema AAbbCC. In de literatuur wordt doorgaans beweerd dat de strofe opzettelijk de vorm van een kruis heeft

- - - - -

- - - - -

- - - - - - - - - - - -

- - - - - - - - - - -

- - - - -

- - - - -

Deze gedachte heeft waarschijnlijk de wens als vader. Er zijn geen achttiende-eeuwse bronnen die de toepassing van de kruisvorm als strofevorm bevestigen. Evenmin zijn er bronnen die het lied grafisch weergeven als een kruis, terwijl men toen wel de mogelijkheid daartoe had.


Melodie

Von Zinzendorf liet zich niet alleen inspireren door het lied ‘Seelenbräutigam, Jesu Gottes Lamm’ van Adam Drese, maar nam ook de bijbehorende melodie over, waarvan aangenomen wordt dat Drese deze componeerde. In het Geistreiches Gesang-Buch uit 1698 stond de melodie als volgt genoteerd:
In moderne notatie en getransponeerd naar G-groot:
Gregors bundel uit 1778 bevatte geen melodienotaties, enkel wijsaanduidingen. Als wijsaanduiding werd bij ‘Jesu, geh voran’ genoemd: ‘Mel. 68’ genoemd, dat is de melodie van het lied ‘Seelenbräutigam”. Gregor publiceerde in 1784 zijn Choral-Buch, enthaltend alle zu dem Gesangbuch der Evangelischen Brüder-Gemeinen vom Jahre 1778 gehörige Melodien. De melodie van ‘Nr. 68’ (‘Seelenbräutigam’) stond daar met een becijferde bas als volgt afgedrukt:
In moderne notatie en getransponeerd naar G-groot:
Wat meteen opvalt is dat in 1778 de maatsoort gewijzigd is van ternair (c.q. driekwartsmaat) naar binair (c.q. alla brevemaat), waarbij bovendien het ritme geëgaliseerd is: de regels verlopen alle in één nootwaarde. Verder zijn er melodische wijzigingen in regel 2, 3, 4 en 6. Na de Tweede Wereldoorlog wordt doorgaans de oorspronkelijke melodieversie uit 1698 gebruikt.

Analyse

Oorspronkelijk stond de melodie genoteerd als bes-lydisch (voortekening één mol, finalis bes), maar het is onmiskenbaar een majeur-melodie. De omvang beperkt zich tot een sext en beweegt zich uitsluitend in secundes met uitzondering van de overgang van regel 2 naar regel 3. De derde regel wordt een terts lager herhaald in regel 4, waarna de laatste twee regels de eerste twee regels herhalen. Het ritme kent als basispatroon: kort-kort-lang-lang (achtste-achtste-kwart-kwart).

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Vocaal Ensemble Cantate o.l.v. Richard Vos; Hendrik Jan de Bie, orgel