Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

84a - Wat hou ik van uw huis


Een eerste kennismaking

Deze variant van Psalm 84 valt direct letterlijk met de deur in huis: ‘Wat hou ik van uw huis’. De taal is herkenbaar Bijbels, maar doet tegelijk fris en eigentijds aan. De formuleringen zijn veelal kort en bondig. Een belangrijk deel van de beelden uit de oorspronkelijke psalm is desalniettemin behouden. Het lied spreekt van mensen onderweg, van het weten van een thuis, van verlangen daarnaar. Muzikaal bewegen we ons met deze psalmbewerking duidelijk buiten de grenzen van de klassieke kerkmuziek. Geen orgel in dit geval, een band met een leadzanger(es) ligt meer voor de hand. Herkenbaar is de strofische aanpak, al kent deze aan het slot, na de laatste strofe, een verrassende draai door de losse herhaling van de eerste regel.


Psalmen voor Nu
Ria Borkent
Cees de Vreede

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Deze psalmvariant maakt onderdeel uit van het project Psalmen voor Nu dat in 2002 van start ging. Zie voor meer informatie over het project het overzichtsartikel Psalmen voor Nu.
Deze bewerking behoort tot een eerste serie van zestien Nederlandstalige psalmbewerkingen die in 2005 bij het Boekencentrum op cd verscheen, met als bonustrack een Friese versie van Psalm 23. De cd ging vergezeld van een boekje met de titel Totdat het veilig is, woorden ontleend aan de berijming van Psalm 57. ‘Wat hou ik van uw huis’ werd al snel na verschijning in brede kring een van de meest populaire nummers van Psalmen voor Nu. De bewerking ging daardoor al snel door voor een navolgenswaardig prototype voor het hele project. Het kreeg in 2011 een plaats in de bundel Opwekkingsliederen (nr. 715) en twee jaar later dus ook in het Liedboek. In 2015 werd het als nr. 23 opgenomen in de bundel Hemelhoog en als nr. 34 in Op Toonhoogte.

Vorm en inhoud

De tekst van Liedboek 84a is van de hand van Ria Borkent, een van de huisdichters van Psalmen voor Nu. Psalm 84a kent vijf strofen van zes in beginsel niet rijmende regels. De inzet ‘Wat hou ik van uw huis’ is uitgangspunt en conclusie. Dat versterkt de emotionele lading die deze uitroep in zichzelf al heeft. Hij kleurt het geheel van de psalm. De meeste uitleggers gaan ervan uit dat deze psalm in het teken van een bedevaart staat, mogelijk ter gelegenheid van Loofhutten. Het hernemen van de openingsregel aan het slot onderstreept dat. Deze is overigens later toegevoegd met het oog op de muzikale compositie.

Ria Borkent volgt de tekst van de onberijmde psalm op de voet. Strofe 1 beslaat de Bijbelverzen 2-3, strofe 2 de verzen 4-5, strofe 3 de verzen 6-8, strofe 4 de verzen 9-11 en strofe 5 tot slot de verzen 12-13. Aan het slot wordt dan, zoals aangegeven, de eerste regel (vers 2a) herhaald. De oorspronkelijke psalmtekst houdt met ‘sela’ even rust na vers 5 en na vers 9. Borkent volgt dit na vers 5, door dan een nieuwe strofe te beginnen. Ze negeert het na vers 9, dat bij haar midden in het vierde couplet valt. De Geneefse berijmingen van 1773 en 1968 verwerken dit gegeven in beide gevallen wel, al hebben ze de nodige extra woorden nodig om de coupletten kloppend te krijgen. Bij Borkent wordt de tekst daarentegen juist erg beknopt. Zij vat twee Bijbelverzen (9-10) heel kernachtig samen in twee ook nog eens korte regels ‘Ach hoor en kijk naar mij, Heer van de hemelse legers.’ Op deze manier gaan wezenlijk beelden en begrippen uit de oorspronkelijke tekst verloren: gezalfde, Jakob, voorhoven.

Hier staat tegenover dat Borkent volop ruimte heeft gegeven – en ook bewust heeft wíllen geven – aan een ander structuurelement, de frase ‘Heer der hemelse legers’, in de NBV ‘Heer van de hemelse machten’. Deze frase die begint in feite met Gods eigen naam, JHWH. In Borkents versie voor Psalmen voor Nu was dit ‘Heer’ daarom met klein kapitaal weergegeven. Ten gevolge van de spellingsrichtlijnen voor het Liedboek is het daar gewoon weergegeven als ‘Heer’. De structurerende frase komt vier keer voor, in de verzen 2, 4, 9 en 13. In de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst kent vers 9 een kleine uitbreiding. Op JHWH, Heer, volgt eerst God: ‘Heer, God van de hemelse machten’ (NBV, curs. KWdJ). Deze nuance heeft Borkent achterwege gelaten. Zo bereikt ze herhaling, al heeft het niet de vorm van een klassiek refrein. Drie keer is het de tweede regel, met dezelfde melodie (strofe 1, 2, 4), al moet de oorspronkelijke volgorde in de tekst daar nog wel eens voor wijken. Een keer, de laatste, is het de op een na laatste regel, met een dus ander melodiefragment (strofe 6). De aandacht voor dit structuurelement dat vooral in de Geneefse berijming van 1968 zo goed als verdwenen is, is winst. Het concretiseert het gevoel van veiligheid dat Psalm 84 oproept: Gods legers staan er garant voor.

Strofen 1 en 2

Borkent heeft zich in de eerste regel met ‘Wat hou ik van uw huis’ nadrukkelijk rekenschap willen geven van de haar vertrouwde Geneefse berijming van 1773 die tegelijk stevig en emotioneel inzet met ‘Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot’. Gerhardt en Van der Zeyde vertalen in hun bekende kerkelijke opus magnum van de Psalmen de kern met ‘hartverrukkend’. Borkent kiest alleen al door het ‘hou’ voor een heel ander taalveld. Ze onderstreept daarmee de persoonlijke, directe en emotionele lading van de psalm, die ze ook in het vervolg weet vast te houden door te kiezen voor woorden als ‘lijf’, ‘heimwee’ en ‘schreeuw’. Zo intens kan een mens verlangen naar het huis van God, om thuis te zijn bij God.

Ook in de volgende strofen houdt Borkent het populair gekleurde taalveld vast. We kennen het beeld van de zwaluwnesten onder de dakgoot. Ze vertaalt de beschrijving van de zwaluw die haar jongen veilig in haar nest bergt, beeldend met ‘onder de pannen’ zijn. Op deze wijze houdt ze de suggestie van de psalm vast. De dichter heeft de vogels op en rond de tempel gezien. Dat beeld zet hij over op de mens in zijn verhouding tot God die zich op bijzondere wijze in de tempel manifesteert. Deze aanpak heeft ook een keerzijde. Vertalen is verraden. Dat geldt a fortiori voor berijmen, zeker als de taal hedendaags moet zijn. Zo vraag ik me af of de voorhoven uit vers 3 zich goed laten vergelijken met Borkents binnenpleinen in strofe 1. In de voorhof van de tempel komt de mens in de buurt van de tempel, je staat aan de rand van een complex dat nog veel meer te bieden heeft. Een binnenplein suggereert dat je bínnen bent, het gebouw van binnenuit kent. Van een andere orde is het altaar in vers 4. Borkent laat dat woord weg, ze laat het in strofe 2 opgaan in de gedachte van het thuis zijn van mens en dier. Het is dan ook niet eenvoudig hier een eigentijds synoniem voor te vinden.

Borkents bewerking is bij alle nauwkeurigheid om de grondtekst recht te doen ook een nieuwe schepping. De laatste regels van de strofen 1 en 2 beginnen overeenkomstig: ‘zo’n blijvende schreeuw’ en ‘zo’n blijvende kans om te zingen’. Zo komen het rauwe schreeuwen en het lieflijke zingen op een bijzondere wijze bij elkaar.

Strofe 3

In strofe 3 houdt Borkent zich aan de klassieke interpretatie, al is ze er zich in haar verantwoording van bewust dat volgens recente uitleggers de dorre woestijngroei ook weergegeven kan worden in het fraai klinkende en geurig ruikende balsembomendal. In dit couplet zit het enige rijm: op ‘dorre bomendal’ eindigt de volgende regel met ‘regenval’. Dat geeft hier afgezien van het met de muziek gegeven ritme een aparte, eigen ritmiek: de regen valt snel, royaal. Jammer is dan misschien wel dat het weldadige en milde karakter van de regen niet in de tekst terug keert. Dat zou het beeld van de ruige, dorre woestijn die zacht wordt en opbloeit met de komst van de regen, versterken. Opmerkelijk is verder de verschuiving die aan het slot van deze strofe optreedt. De pelgrims gaan om voor God te verschijnen. In Liedboek 84a wordt dat: ‘God die verschijnt in zijn heilige stad’. Dat is dus precies het omgekeerde. Gods aanwezigheid wordt in deze psalm aan alle kanten gesuggereerd, maar nergens concreet benoemd. Ondanks alle zekerheid blijft ze een mysterie, waaraan Borkents omkering geen recht doet.

Strofe 4

Ik gaf al aan dat in strofe 4 een aantal wezenlijke woorden uit de oorspronkelijke tekst wegvallen. De kracht ligt dan ook in de korte en bondige formuleringen. De oorspronkelijke ‘tenten der boosheid’ (Gerhardt en Van der Zeyde), ofwel de ‘tenten der goddelozen’ (NBV), zijn gebleven, mooi omschreven met ‘een duistere tent’.

Strofe 5

Strofe 5 tot slot volgt de basistekst goeddeels op de voet. Het in vers 10 weggevallen ‘God die ons beveiligt’ krijgt alsnog een plek, in plaats van ‘zon’ en ‘schild’ in het begin van vers 12. Wel blijft de Godsnaam uit vers 12 behouden: ‘De Heer beveiligt ons’. Woorden als ‘genade en luister’ (vervolg vers 12, zo Gerhardt en Van der Zeyde) zijn altijd lastig over te zetten. Mijn aarzeling bij het ‘eer en geluk’ van Borkent is tweeërlei. Het gave-karakter klinkt niet door, evenmin als het feit dat de luister (NBV: glorie) doorgaans betrekking heeft op God. God geeft dus iets wezenlijks van zichzelf aan de pelgrimerende mens. Iets dergelijks geldt voor de liefde in het zinnetje ‘Hij heeft zijn liefde nooit ontzegd’. Waarom is voor ‘liefde’ gekozen? Achterliggend staat iets als zegen of weldaad. Het had hier volgens mij best zegen kunnen zijn, of is dat woord al opgebruikt in strofe 3 (‘gaan ze van zegen tot zegen’)? Het geheel komt mooi op zijn pootjes terecht in de slotregels: ‘Heer van de hemelse legers, gelukkig zijn zij die vertrouwen op u.’

Auteur: Klaas-Willem de Jong

Literatuur

Rien van den Berg (red.), Psalmen voor Nu. Totdat het veilig is. Zoetermeer 2005, met name blz. 33-34 en 68-71.


Melodie

Een toelichting bij de melodie volgt nog.


Media

Video: Wat hou ik van uw huis