Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

851 - Gij, hemelhoog verheven


Een lied ver boven mijn macht

Willem Barnard
Jaap Geraedts
Roept God een mens tot leven

Tekst

Deze toelichting is overgenomen uit ‘Commentaar bij Zingend Geloven 6’ en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.  

Van Willem Barnard is het gedicht ‘Na Twente weergezien te hebben’, geschreven in 1955, dat begint met de regel: ‘Ik wou dat ik in Weerselo kon wonen’ (Verzamelde Gedichten, Baarn 1985, blz. 387). Een utopische plek om te leven en te werken, maar voor hem onmogelijk. Later werd Wolter Schopenhauer predikant van de Stiftskerk aldaar van 1969 tot 1977. Hij was een zeer goede vriend van Willem Barnard. Toen hij overleed (27 mei 1986) schreef Barnard dit lied voor de uitvaartdienst.

Het is van een uiterst persoonlijke toon. Zegt het veel over Schopenhauer, of over Barnard, of over beide? Mogelijk ook over de thematiek van hun gesprekken? Dat is zeer voorstelbaar.

De eerste acht strofen zijn allemaal vragen. Vragen die steeds beginnen met het grote Waar en Waarom. Waarom ‘doet God niets’; waar is Hij? Is Hij bij machte om ons te redden?

Het zijn de grote vragen van alle mensen van alle tijden. Maar niet minder mijn persoonlijke vraag: waartoe dient het allemaal? Is het allemaal niet tevergeefs? Zal het allemaal wel waar zijn? (strofe 5). Maar die hoogst persoonlijke vraag wordt ook steeds weer in het brede kader van ‘de wereld rond’, hier en nu én in het straks van een nieuwe dageraad (strofe 6). Het is de  grote vraag in leven én in sterven (strofe 5), ‘als ik word afgebroken’ (naar 2 Korintiërs 511: ‘Wij weten dat wanneer onze aardse wordt afgebroken…’), ‘als ik ben uitgedoofd’ (de kaars van mijn levenslicht).

Een onzekere maar hoopvolle verwachting wordt uitgesproken: ‘de schaduw en de schuld zijn ten laatste afgelegd’. Wij zien niet langer als in een donkere spiegel, in raadselen. Wij zijn in God ‘gehuld’, in Hem opgenomen (strofe 8). Hij is de ‘mantel der liefde’ (strofe 9). De vragen van de eerste acht verzen worden ‘opgelost’ in het uitgesproken geloofsvertrouwen van strofe 9 en 10, met de prachtige zin ‘Wij zullen zeker weten wat Gij al eeuwig wist’.  


Melodie

De redactie van Zingend Geloven combineerde deze tekst van Barnard met de melodie ‘Roept God een mens tot leven’. Voor een bespreking van die melodie, zie Liedboek 346.