Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

851 - Gij, hemelhoog verheven


Een lied ver boven mijn macht

Roept God een mens tot leven

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Over het ontstaan van dit lied heeft Willem Barnard zelf geschreven: ‘Dit lied is gewijd aan de nagedachtenis van Wolter Schopenhauer, die van 1969 tot 1977 pastor loci was op het Stift te Weerselo’ (Guillaume van der Graft, Verzamelde liederen, Baarn 1986, 420). Hij overleed op 27 mei 1986. In zijn dagboek noteerde de dichter: ‘Eerst had ik de Latijnse tekst van Charles Coffin, Supreme motor cordium (zeventiende-eeuws) vertaald en berijmd, ten behoeve van het Oud-Katholiek Gezangboek [‘Heer God, Gij allerhoogste, nr. 613]. Maar hoe geslaagd ook, die tekst beviel me toch niet. Hij was te zeer in majeur. Te harmonisch. Te… onderworpen? naïef? En op grond van een paar schetsregels die ik terugvond, begon ik opnieuw. Ik wou er ‘een lied van louter vragen’ van maken en in dat vragen de eerbied laten meeklinken, de goede hoop en de gedempte vreugde ook, toch’ (Willem Barnard, Een zon diep in de nacht, Vught 2009, 550, 10 mei 1986). Dit resulteerde in ‘Een lied ver boven mijn macht’, dat in datzelfde jaar een plaats kreeg in zijn Verzamelde liederen (1986, nr. 265).
Vrij snel na het verschijnen van de tekst van dit lied maakte Daan Manneke (*1939) er in oktober 1987 een doorgecomponeerde liedmelodie bij. Wie het lied eenmaal op deze melodie heeft gehoord, is verloren. De melodie met begeleiding is te vinden in de NCRV-uitgave Lied van de week van 1 maart 1988. Een opname is in een uitvoering van Johannette Zomer (sopraan), Jacco Calis (bariton) en Christiaan Winter (orgel) te beluisteren op de CD Mens in wind en vuur, die verscheen ter gelegenheid van de negentigste verjaardag van de dichter in 2010.
De redactie van Zingend Geloven achtte de melodie van Manneke – terecht – te hoog gegrepen voor gemeentezang en vond in de dubbelmelodie van Jaap Geraedts bij het lied ‘Roept God een mens tot leven’ van Huub Oosterhuis (Liedboek 346) een waardig en passend alternatief. Met deze melodie werd het lied gepubliceerd in Zingend Geloven 6 (1998, nr. 27). Als zodanig werd het overgenomen in Tussentijds (2005, nr. 204), het Liedboek (2013) en In wind en vuur (2023, nr. 349).
Ter gelegenheid van het ‘Interdisziplinäre ökumenische Seminar zum Kirchenlied’ in 2007 in Kirchberg (Duitsland) schreef Jürgen Henkys (1929-2015) de Duitse vertaling ‘Du himmelhoch erhaben’. Deze versie verscheen postuum in zijn verzameling liederen Du hebt die Erde an das Licht (München 2016, nr. 31).

Inhoud

Hoewel de tekst geschreven werd ter nagedachtenis van een vriend, is het lied geen lofzang op het leven en werken van deze predikant. Het verwoordt veeleer de vragen en twijfels die we koesteren, zeker bij sterfgevallen, en de verwachting waarin we leven.
De titel van het lied is veelzeggend: ‘Een lied ver boven mijn macht’. Boven je macht zingen, dat doen we meestal in lofzangen. Het psalter loopt uit op zo’n hooggestemd lied. Maar we komen daar pas aan toe als we door de diepte heengegaan zijn. In dit lied maken we een soortgelijke beweging. De eerste strofen bestormen God met vragen, zoals het in veel psalmen gebeurt. ‘Hoe lang nog, Heer, zult U mij vergeten?’ (Psalm 13,2), ‘Waarom hebt U mij verlaten?’ (22,2), ‘Waarom slaapt U?’ (44,24), ‘Waarvoor hebt U eigenlijk de mensen geschapen?’ (89,48; Willibrordvertaling ’95). Of, in de contrasten van dit lied: ‘Gij (…) / zozeer ons toegenegen / en zo veeleisend, Gij’ (strofe 1, regel 3-4), ‘Hebt Gij ons afgeschreven, / hebt Gij ons uitgedaagd?’ (strofe 4, regel 1-2), ‘Als ik word afgebroken / als ik ben uitgedoofd, / wordt dan het woord gesproken / waarin ik heb geloofd?’ (strofe 5).
Het vraagt moed deze vragen ten einde toe te stellen. Misschien gaat dát ons veelal boven de macht. Leven met vragen is oncomfortabel; de verleiding tot een voorbarig slotakkoord is groot.
Is het slot van dit lied zo’n voorbarig akkoord? Of is deze zekerheid gestalte van Gods antwoord op ons vragen? In elk geval, gaandeweg het lied verwoordt Barnard een zekerheid, ‘ver boven mijn macht’. De woorden ervan zijn ontleend aan de psalm van de liefde, 1 Korintiërs 13. Veel vervliegt en verdwijnt (strofe 7, regel 1-2). ‘Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan’ (13,8). De liefde blijft, die als een mantel alle dingen bedekt (13,7). Ooit zal ik ‘volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben’ (13,12; vergelijk strofe 10, regel 1-2). Dan zijn de vragen, waarvan dit lied er liefst acht bevat, ‘… vergeten / en opgelost als mist. / Wij zullen zeker weten / wat gij al eeuwig wist’ (strofe 10).

Liturgische bruikbaarheid

Het lied is op veel momenten bruikbaar, zeker wanneer existentiële vragen een mens bezighouden. In het Liedboek kreeg het een plaats in de rubriek ‘Levensreis’, subrubriek ‘Alleen zijn’ (zie register op blz. 1607).
In het kerkelijk jaar valt te denken aan de late herfst, als we de doden gedenken. Dat hoeft niet te gebeuren in een sfeer van stil vertrouwen alleen. Of liever gezegd: het vertrouwen omvat ook de moed tot het stellen van de wrange vragen die opkomen als je de belofte naast het leven legt. Het lied is vol van zulke vragen. Tijdens het stellen van die vragen kan soms opeens de zekerheid naar je toekomen dat die vragen zullen oplossen als mist (strofe 10).

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Wouter van Voorst en Christiaan Winter aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel III, 1165-1166).


Melodie

De redactie van Zingend Geloven combineerde deze tekst van Barnard met de melodie ‘Roept God een mens tot leven’. Voor een bespreking van die melodie, zie Liedboek 346.