Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

904 - Beveel gerust uw wegen


Befiehl du deine Wege


Tekst

Herkomst en verspreiding

In zijn vijfde editie van Praxis Pietatis Melica. Das ist Übung der Gottseligkeit in christlichen und trostreichen Gesängen uit 1653 had Johann Crüger 82 liederen van Paul Gerhardt opgenomen, waaronder ‘Befiehl du deine Wege’:
Mogelijk stond het lied al in de vierde editie uit 1648, maar omdat daarvan geen exemplaar bewaard is gebleven, blijft dat onzeker.
De eerste woorden van elk couplet, en bij couplet 2 de twee eerste woorden, vormen samen de tekst: ‘Befiehl dem HERRN deine Wege und hoffe auf ihn; er wird’s wohl machen.’ De Bijbelvaste zangers zullen hier de woorden uit Psalm 37,5 (Luther-vertaling) herkend hebben. Deze psalmtekst stond dan ook als titel boven het lied in het eerste verzamelwerk van Gerhardts liederen, Geistlicher Andacht-Lieder Herrn Paul Gerhards (deel III, Frankfurt an der Oder, 1666, nr. 31):
Het lied bleef, zij het met diverse melodieën (zie hieronder), populair in Duitstalige gebieden. Opmerkelijk daarbij is dat – anders dan veel andere liederen van Gerhardt – het lied in officiële gezangboeken integraal bewaard bleef, tot en met het Evangelisches Gesangbuch uit 1995 (nr. 361).

Hoe anders was dat in Nederland, waar de geschiedenis van ‘Befiehl du deine Wege’ in de achttiende eeuw begint. In de bundel Lofzangen en geestelyke Liederen der Vereenigde evangelische Broedergemeente (Amsterdam 1773, nr. 442) verscheen een zeer vrije bewerking. Deze driestrofige versie zal behoren tot de liederen waartoe ‘Hoogduitsche Liederen aanleiding gegeven hebben’ (Voorbericht), met andere woorden: de Nederlandse versie, die onmiskenbaar elementen uit de Verlichtingstheologie bevatte, was nadrukkelijk geen bewerking of vertaling van Gerhardts lied. Dezelfde onafhankelijkheid van het Duitse origineel laat ook de bewerking van Bernardus den Bosch zien, die in het lutherse Het boek der psalmen nevens Christelijke gezangen (Amsterdam 1779, nr. 91) opgenomen werd.
Een vrije parafrase van Gerhardts lied publiceerde Johannes Abraham Dederiks Molster in de derde druk van zijn Liederen en Gebeden (Amsterdam 1850, blz. 112-113) met de titel ‘Werpt al uwe bekommernis op Hem, want hij zorgt voor U. 1 Petr. V:7’. Evenals wat Gerhardt met Psalm 37,5 deed, gebruikte Molsters deze Bijbeltekst als spreukacrostichon.
De eerste vertaling die recht deed aan Gerhardts tekst, verscheen in 1859 in deel 5 van de Geschiedenis der christelijke kerk in tafereelen. Daarin gaf de dominee-dichter en hoogleraar Bernard ter Haar in het ‘tiende tafereel’ een overzicht van de ‘geestelijke liederen-poëzij in de protestantsche kerk’. In dat kader bood hij een aantal vertalingen van Duitse liederen, waaronder het lied van Gerhardt (blz. 202-205): ‘Beveel gerust uw wegen’. Met uitzondering van strofe 6 en hier en daar licht gewijzigd werd zijn vertaling als gezang 273 opgenomen in de Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen uit 1866. Het lied was in een ‘Aanhangsel’ geplaatst, waarin meerdere liederen uit ‘den vóórtijd’ geplaatst waren die – volgens de voorrede – vooral voor ‘huiselijk gebruik’ geschikt geacht werden.
In de periode daarna werd ‘Beveel gerust uw wegen’ een van de populairste liederen uit de Vervolgbundel, dat in menig liedbundel geheel of gedeeltelijk overgenomen werd. Het was dan ook vanzelfsprekend dat alle elf coupletten opgenomen werden in de ‘Hervormde Bundel’ uit 1938 (gezang 180). Daarbij werd alleen een wijziging aangebracht in couplet 9: ‘Houdt gij slechts onder ’t strijden / Aan God en godsvrucht vast’ werd: ‘Houdt gij slechts onder ’t strijden / Aan Gods beloften vast’.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de complete vertaling van Ter Haar opgenomen in het Gezangenboek der Evangelisch-Lutherse Kerk (1955, gezang 182) en – met diverse tekstuele retoucheringen – in het Gezangboek van de Evangelische Broedergemeente in Nederland (1968, nr. 547). Bij opname van het lied in het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 427) sneuvelden de coupletten 5, 6 en 10 uit de ‘Hervormde Bundel’, terwijl er wijzigingen doorgevoerd werden in alle strofen met uitzondering van de eerste drie. Toen het lied geplaatst werd in het Liedboek (904) vond er opnieuw een coupure plaats: uit het Liedboek voor de kerken werden alleen de coupletten 1, 2, 5, 6 en 7 overgenomen.

Inhoud

Het lied is vaak gekarakteriseerd als een ‘vertrouwenslied’. In het Evangelisches Kirchengesangbuch en het Evangelisches Gesangbuch staat ‘Befiehl du deine Wege’ dan ook in de rubriek ‘Gottesvertrauen’ respectievelijk ‘Angst und Vertrauen’. Wie het complete lied zingt, ontdekt al snel dat ‘vertrouwen’ inderdaad een centraal begrip is in het lied. Maar terecht heeft de Duitse theologe en germaniste Elke Axmacher (1942-2021) erop gewezen dat het lied toch vooral een ‘voorzienigheidslied’ (‘Providenzlied’) is. In haar studie Johann Arndt und Paul Gerhardt (Tübingen, 2001, blz. 103-142) heeft ze uitvoerig beschreven, hoe Gerhardts lied onlosmakelijk verbonden is met de voorzienigheidsleer, zoals deze beschreven staat in zeventiende-eeuwse lutherse dogmatieken. Deze leer kent globaal drie hoofdaspecten:
1) God als schepper weet van eeuwigheid wat er gebeurt;
2) alles in de natuur, en met name ook in het leven van mensen, verloopt volgens zijn raad en wil;
3) Hij heeft macht om datgene wat Hij weet en wil ook uit te voeren. Voor de goeden/gelovigen betekent dit dat God hen vanaf de geboorte tot het sterven verzorgt, bewaart en beschermt tegen het kwade. Hij stelt grenzen aan het kwaad, en voor zover Hij het kwade toelaat, zorgt Hij dat het uiteindelijk ook meewerkt aan zijn doel. De mens wordt als medewerker ingeschakeld om Gods wil te volvoeren, maar God is vrij om dat wel of niet te doen.
Deze aspecten zijn in Gerhardts lied terug te vinden, zoals we hieronder zullen zien.

Het oorspronkelijke lied van twaalf strofen kan als volgt ingedeeld worden:
De eerste twee strofen (= Liedboek 904:1 en 2) kunnen gezien worden als presentatie van het thema, maar eveneens als samenvatting van het lied. In deze coupletten wordt opgeroepen om zich aan Gods voorzienigheid toe te vertrouwen. Waarom men dat kan doen, wordt beschreven in de coupletten 3, 4 en 5 waarin de dichter zich tot God richt. Strofe 3, die sinds 1973 uit de Nederlandse liedboeken is verdwenen, bevat – zoals Axmacher aangetoond heeft – kernbegrippen die de zeventiende-eeuwse voorzienigheidsleer kenmerken. Hieronder zijn deze woorden vetgedrukt:

Dein ewge Treu und Gnade,
O Vater, weiß und sieht,
Was gut sei oder schade
Dem sterblichen Geblüt;
(= menselijke geslacht)
Und was du dann erlesen (= verkiezen, willen)
Das treibst du, starker Held,
Und bringst zum Stand und Wezen,
Was deinem Rat gefällt.

De oorspronkelijke vijfde strofe benadrukt dat God niet loslaat wat Hij begonnen is, dat Hij zijn doel zal bereiken, ook al zouden alle duivelen proberen dat tegen te houden. De eerste zes strofen van het lied roepen de mens vooral op zich aan God toe te vertrouwen, in de tweede helft van het lied (strofe 6 tot en met 12) ligt de nadruk op het aanvaarden van Gods leiding in het leven, ook al lijkt die leiding voor de mens verborgen en zijn er tegenslagen, moeiten en zorgen. Uit deze tweede helft komen de Nederlandse coupletten 3, 4 en 5 (Duitse strofen 8, 9 en 10).

Het elfde couplet bezingt dat uiteindelijk alles goed zal komen:

Wohl dir, du Kind der Treue,
Du hast un trägst darvon
Mit Ruhm und Dankgeschreie
Den Sieg und Ehrenkron.
Gott gibt dir selbst die Palmen
In deine rechte Hand,
Und du singst Freudenpsalmen
Dem, der dein Leid gewandt.

In de laatste strofe richt de dichter zich – dit keer in de eerste persoon meervoud – tot God. Hij vraagt Hem een eind te maken aan al het lijden en te geven dat ‘wij’ ‘ons’ trouw toevertrouwen aan Gods zorg. Doordat de laatste twee coupletten van het Duitse origineel niet in een vertaling in het Liedboek zijn opgenomen, is het eschatologische perspectief vrijwel geheel verdwenen.

Strofe 1

In de eerste strofe wordt opgeroepen om je ‘weg’ toe te vertrouwen aan ‘Hem, die ’t al regeert’ (‘der allertreusten Pflege / des, der den Himmel lenkt’). Met het beeld ‘weg’ wordt het leven bedoeld; bij alles wat een mens zich voorneemt en doet, waarover hij zich zorgen maakt, moet hij zich aan God toevertrouwen. De reden waarom dat gedaan moet worden, wordt in de tweede helft van het couplet verwoord: Hij, die wolken, lucht en winden bestuurt, zal ook jouw levensloop besturen. Zelfs wispelturige natuurelementen als wolken, lucht en winden, waarop de mens geen invloed heeft, worden door Hem bestuurd (vergelijk onder andere Job 28,26; Psalm 104,3-4; 135,7), hoeveel temeer zal Hij het leven van de mens leiden.
In Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken (1978, k. 963-964) werd bij gezang 427 opgemerkt dat in dit lied niet de ik-persoon spreekt, hetgeen bijzonder is in Gerhardt-liederen. Maar het is mijns inziens de vraag of de dichter/zangen met ‘du’ (‘uw’) in de eerste twee strofen ook niet zichzelf aanspreekt. Een argument hiervoor is dat het tweede deel van lied opent met ‘Hoff, o du arme Seele’. Gerhardt sluit hier aan bij psalmdichters die hun eigen ‘ziel’ oproepen of aanspreken (Psalm 42,6.12; 43,5; 103,1; 104,1; 116,7; 146,1).Verder zou de meervoudsvorm in de slotstrofe kunnen leiden tot de conclusie dat de dichter zichzelf én anderen aanspreekt.

Strofe 2

Wanneer de mens wil dat het hem goed gaat (‘wenn dirs soll wohl ergehn’ / ‘begeert gij de uitkomst goed’), dan moet hij God vertrouwen en zien op Gods werk, op wat de Heer doet. In het tweede deel van het couplet wordt teruggegrepen op ‘was dein Herze kränkt’ (‘al wat u ’t harte deert’). Door je zorgen te maken, door zelfbeklag (‘selbsteigener Pein’) en door te klagen kun je God niet dwingen om te handelen: ‘es muß erbeten sein’ (‘Hij wil gebeden zijn’). Op de achtergrond klinken hier de bekende woorden uit Matteüs 6,25-32 en 7,7.

Strofe 3 en 4

In strofe 3 gaat het om de redenen waarom men zich aan Gods leiding moet toevertrouwen: God is wijs, almachtig en zal naar zijn ‘wunderbaren Rat’ (‘wonderbaar beleid’) zijn werk tot een goed einde brengen. Ook datgene waarom men zich nu nog bezorgd maakt (vergelijk strofe 1: ‘al wat u ’t harte deert’), zal Hij doen meewerken ten goede.

Het vierde couplet vraagt aandacht voor de gebrokenheid van het leven, voor geloofsvragen en geloofstwijfel die in het hier-en-nu nu nog realiteit zijn.

Strofe 5

De laatste strofe van de Nederlandse versie roept op God te blijven vertrouwen, want dat is de voorwaarde dat Hij ‘u’ eens zal bevrijden van de zwaarste last. In de Nederlandse vertaling van dit couplet (oorspronkelijk couplet 10) is fraai de metafoor ‘zien’ ingebracht, die in het origineel niet gebruikt wordt: blijf met vertrouwen zien op God en dan zal Hij laten zien wat je het minst verwacht.


Melodie

Gerhardt heeft voor zijn lied een veelgebruikte strofevorm gebruikt, bestaande uit acht jambische regels van zeven (oneven regels) en zes (even regels) lettergrepen, en het rijmschema: aBaBcDcD. Liedteksten met deze strofevorm hebben nogal eens de eer dat ze op verschillende melodieën gezongen worden. Dat is ook het geval met ‘Beveel gerust uw wegen’.
In Praxis Pietatis Melica uit 1653 stond als wijsaanduiding boven het lied ‘Lobet Gott, unsern Herren’. Het betrof de melodie bij een bewerking van Psalm 150 uit de bundel Enchiridivm. Etlicher Deutschen und Lateinischen Gesengen mit 4. Stimmen (Frankfurt an der Oder, 1603) van Bartholomäus Gesius. Georg Philipp Telemann heeft deze melodie sterk gewijzigd en opgenomen in zijn Fast allgemeines Evangelisch-Musicalisches Lieder-Buch (Hamburg 1730). Dit is de melodie die momenteel nog in Duitstalige gezangbundels de tekst van Gerhardt vergezelt. In het Liedboek is deze melodie geplaatst bij het hemelvaartslied ‘Al heeft Hij ons verlaten’ (Liedboek 663).
Johann Georg Ebeling bood in 1666 een nieuwe melodie, die echter geen ingang vond. Als alternatief noteerde hij boven het lied de wijsaanduiding: ‘Herzlich thut mich verlangen’, de beroemde melodie van Hans Leo Hassler. Deze melodie werd ook gebruikt voor Gerhardts lied ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ (Liedboek 576). Dat lied werd als wijsaanduiding gegeven in het Geistreiches Gesangbuch (Halle 1706, nr 295) van J.A. Freylinghausen. Als tweede mogelijkheid werd daar genoemd: ‘Valet will ich dir geben’ (= Liedboek 803) van Melchior Teschner.
Gerhardts lied ging dus met verschillende melodieën gepaard: naast die van Gesius/Telemann is vooral Hasslers melodie bij ‘Befiehl du deine Wege’ gezongen. Johann Sebastian Bach plaatste laatstgenoemde melodie bij Gerhardts lied in de Matthäus-Passion (BWV 244) en de cantate ‘Schau, lieber Gott, wie meine Feind’ (BWV 153).

In Nederland werd Gerhardts tekst bekend op een melodie van Johannes Gijsbertus Bastiaans. Deze Haarlemse organist-componist had de muziekredactie bij de samenstelling van de Vervolgbundel bij de Evangelische Gezangen, die in 1866 verscheen. Deze rolde echter pas in 1869 van de persen, mede vanwege het feit dat er onenigheid was over zijn honorarium. Hij componeerde 34 nieuwe melodieën, waarvan hij één, die van het lied ‘Van U zijn alle dingen’ (gezang 194), bij nog twee liederen plaatste: ‘Roemt ’s Vaders welbehagen’ (gezang 208) en Gerhardts lied ‘Beveel gerust uw wegen’. Mogelijk kan hieruit afgeleid worden dat Bastiaans zelf erg tevreden was over deze wijs.

Analyse

De melodie valt in twee delen uiteen, waarbij de cesuur aan het einde van regel 4 ligt, waar gemoduleerd wordt naar de dominant a’. De regels zijn paarsgewijs gecomponeerd waarbij de oneven regels als voorzin (‘vraag’) en de even regels als nazin (‘antwoord’) fungeren.
De regels 1 en 3 hebben een stuwend karakter, niet alleen door de stijgende beweging, maar meer nog door de twee tertssprongen in beide regels (regel 1: d’-fis’ en fis’-a’; regel 3: a’-fis’ en fis’-a’). In regel 3 bereikt de melodie al haar hoogtepunt als zij de d” bereikt. Over het geheel genomen heeft de tweede helft van de melodie in vergelijking met het eerste deel, een ingetogen, berustend karakter. De regels 4 t/m 7 bevatten iets minder sprongen en verlopen hoofdzakelijk in secunden. In de slotregel treffen we de grootste sprong aan, de dalende kwintsprong (a’-d’).

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Cantorij Emmeloord o.l.v. Co-Jongsma-Hoekstra; Toon Hagen, orgel (strofe 1 en de strofen 3 en 8 van gezang 427 uit het Liedboek voor de kerken) (bron: KRO-NCRV)