Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

909 - Wat God doet, dat is welgedaan


Een eerste kennismaking

Men vertelt dat Samuël Rodigast (1649-1708) deze tekst in 1674 of 1675 schreef als troostlied voor zijn doodzieke vriend Severus Gastorius, cantor te Jena, die toen nog geen dertig jaar oud was. Rodigast vond zijn inspiratie vooral in Deuteronomium 32,4: ‘Hij is een rots, hij staat voor recht; alles wat hij doet is volmaakt.’ Zo ontstond het beroemde lied ‘Was Gott tut, das ist wohlgetan’. De Nederlandse vertaling is een vrije bewerking, waarbij drie van de in totaal zes strofen in het Liedboek zijn opgenomen.
In Nederland is de tekst bekend geworden in een vertaling van Petronella Moens (1762-1843). Voor het Liedboek voor de kerken was een nieuwe vertaling noodzakelijk, maar uit respect voor en solidariteit met Petronella Moens heeft Jan Wit (1914-1980) haar eerste strofe in zijn tekst gehandhaafd. Moens en Wit waren allebei blind en het beeld dat God ‘licht en leven’ is (strofe 2) wordt in de slotstrofe wel heel fraai verder uitgewerkt: ‘als God mij leidt / kan ik de tijd / van duisternis verdragen: / ik zal zijn licht zien dagen’. Veelzeggende woorden van een blinde dichter!
Wie dit lied zingt en zich daarbij afvraagt of alles wat God doet welgedaan is, mag weten dat het melodieaccent in de eerste regel op het woord ‘welgedaan’ valt, maar dat het eerste tekstaccent een ander woord is: ‘Wat God doet, dat is welgedaan...’
Of dit lied het medicijn was waardoor Gastorius genas, vertelt de geschiedenis niet, wel dat hij zelf de melodie voor dit lied schreef, nog een aantal jaren leefde en stierf in 1682.

Auteur: Pieter Endedijk


Was Gott tut, das ist wohlgetan

Nürnbergisches Gesang-Buch 1690

Tekst

Deze toelichting is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. 

Er worden aan Samuel Rodigast twee liederen toegeschreven, waarvan er een ook in Nederland bekend is geworden, namelijk Was Gott tut, das ist wohlgetan. Ofschoon een niet zonder meer origineel te noemen werkstuk, is dit lied van Samuel Rodigast in Duitsland bijzonder geliefd geweest van het ogenblik af, dat het, in 1674, voor het eerst in een gezangboek verscheen. Dat was de door Johann Jakob Rebenlein uitgegeven bundel Geistliche Lieder und Psalmen Doktor Luthers und anderer frommen Christen.

Op allerlei punten toont dit lied duidelijke overeenkomsten met twee vroegere liederen Ambrosius Blaurers beroemde Wie ’s Gott gefällt, so gfällts auch mir en Michael Altenburgs Was Gott tut, das ist wohlgetan. De overeenkomst met laatstgenoemd lied gaat zelfs zo ver, dat Rodigast net als Altenburg alle coupletten met diezelfde regel laat beginnen! Formeel echter is de overeenkomst met het lied van Blaurer groter. Ondanks dit alles maakt Rodigasts Was Gott tut, das ist wohlgetan toch een authentieke indruk. Hij zou volgens sommigen het lied gemaakt hebben in Jena voor zijn zieke vriend, de cantor Severus Gastorius. De melodie bij dit lied zou in deze versie dan door deze Gastorius in 1681 zijn gemaakt. Hoe het ook zij, tekst en muziek verschenen in déze combinatie in het Nürnbergisches Gesangbuch 1690. Het had zes strofen die alle zes door het Evangelisches Kirchengesangbuch zijn overgenomen (ook in het Evangelisches Gesangbuch, nr. 372, red.).

In de Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen (1866) als gezang 197, en in de ‘Hervormde Bundel 1938’ als gezang 186 staan vijf strofen in een vertaling van Petronella Moens. Uit solidariteit met haar heb ik haar eerste strofe, die uit vertaaloogpunt ook de beste is, gehandhaafd. In mijn bundel Ministeriale (Haarlem 1966, blz. 62-63) staan ook vijf strofen. Ik heb in strofe 2 tot 5 Rodigast zeer vrij gevolgd, daar ook zijn gedachtewereld en wijze van uitdrukken rijkelijk gedateerd zijn. De gezangencommissie van het Liedboek voor de kerken heeft uiteindelijk drie strofen in het opgenomen en wel 1, 4 en 5 uit Ministeriale, parallel met 1, 4 en 6 uit het Evangelisches Kirchengesangbuch .

Het lied is voornamelijk gebaseerd op Deuteronomium 32,4. Het wil vertroosten en bemoedigen, maar ook danken en loven. Het kan dus bij zeer veel gelegenheden gezongen worden.

Auteur: Jan Wit


Melodie

Dat er bij de naam van de componist der melodie voor Was Gott tut, das ist wohlgetan een vraagteken afgedrukt staat in het Liedboek voor de kerken, is niet verwonderlijk. De hymnologen Schamelius (1729) en Wetzel (1735) berichten enerzijds dat Samuel Rodigast ‘Wat God doet, dat is welgedaan’ heeft gemaakt voor zijn zieke vriend Gastorius, anderzijds noemen ze deze laatste ook als maker van de melodie.

Toch schijnt het langzamerhand wel vast te staan, dat inderdaad deze Severus Gastorius, die kort na 1650 in Jena geboren moet zijn, daar in 1672 cantor substitutus (hulpcantor) en in 1676 eerste cantor werd aan de stadsschool, de melodie (in 1679?) gemaakt heeft. Hij overleed vrij zeker voor 1693, als een ander zijn plaats blijkt te hebben ingenomen.

In 1680 schreef één der grote voorlopers van J.S. Bach, Johann Pachelbel (1653-1706) een cantate over de melodie van dit lied; er zijn ook koraalbewerkingen bekend. Koning Friedrich Wilhelm III van Pruisen kende het als één van zijn lievelingsliederen; het werd dan ook bij zijn begrafenis gespeeld.

De uit de ‘Hervormde Bundel 1938’ bekende melodie wijkt enigszins af (reeds bij de vijfde noot) van de oorspronkelijke (zie EKG, nr. 299), die nu ook in het Liedboek staat; ze is in de originele vorm, mits niet te vlug gezongen, van grote schoonheid.

Auteur: Bernhard Steinvoort


Media

Uitvoerenden: Interkerkelijk Koor Zevenaal Hardenberg o.l.v. Riekus Hamberg; Toon Hagen, orgel (bron: KRO-NCRV)