Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

91 - Heil hem wien God een plaats bereidt


Lyon 1547/Genève 1551

Tekst

De berijmingen uit het Geneefse Psalter worden niet afzonderlijk toegelicht.

Zie voor meer informatie het overzichtsartikel Het Geneefse Psalter.


Melodie

Loys Bourgeois (±1510-±1560) publiceerde de melodie van psalm 91 voor het eerst in een bundel met meerstemmige psalmbewerkingen, Pseaulmes cinquante, de David (Lyon 1547). In 1548 en 1549 verscheen ze in twee eenstemmige uitgaven met berijmingen van Clément Marot (1496-1544), die beide in Lyon gepubliceerd werden onder de titel Pseaulmes cinquante, de David. De psalm kreeg daarna een plek in Octante trois pseaumes de David uit 1551. Daarbij waren ten opzichte van de bundel uit 1547 kleine wijzigingen aangebracht in de regels 6 en 8.
Tot en met de achttiende eeuw werd de melodie regelmatig voor contrafacten gebruikt, maar daarna boette de wijs aan populariteit in.

De melodie is gecomponeerd in de zogeheten Bar-vorm, bestaande uit een Aufgesang, waarbij de regels 1 en 2 herhaald worden in de regels 3 en 4, en een Abgesang (regels 5 tot en met 8).
De melodie staat in de dorische modus (finalis: d’, roeptoon: a’) en opent krachtig met een kwintsprong in de regels 1 en 3, gevolgd door de kwartnootherhaling a’. Deze toonherhaling, maar dan op c” en na een stijgende tertssprong, komen we ook tegen in de regels 2 en 4. In het Abgesang vinden we alleen in regel 5 nog een dergelijke toonherhaling.
De oneven regels en regel 8 bewegen zich binnen het toongebied d’ en a’ (hexachord naturale minus de laagste toon c’), en de regels 2, 4 en 6 binnen het gebied g’-d” (hexachord durum minus de hoogste toon e”). Waar de regels in het Aufgesang vooral een stijgende beweging hebben en steeds op de roeptoon (dominant) a’ eindigen, zijn de melodieregels uit het Abgesang vooral dalend.
Een aardigheid is dat het melodisch verloop van de eerste regel van het Abgesang (regel 5) in zekere zin omgekeerd is aan die van eerste melodieregel van het Aufgesang:

Uitzonderlijk binnen de context van de Geneefse psalmmelodieën, is het korte melisme in de regels 2 en 4. Op vijf melodieën (psalm 2, 10, 13, 91 en 138) na, die alle door Bourgeois gecomponeerd zijn, komen dergelijke melismen niet in het Geneefse psalter voor.
Door het melisme in de regels 2 en 4 hebben alle melodieregels uit het Aufgesang exact hetzelfde ritme. Het Abgesang lijkt dat ritme in regel 5 voort te zetten, maar omdat regel 6 (7 lettergrepen) geen melisme bevat, wijzigt daar het ritmische patroon. Opmerkelijk binnen de context van de melodie is vooral regel 7: de tweede noot is bijzonder omdat de bes’ (destijds de fa-super-la genoemd) alleen hier klinkt. Bovendien valt de regel ritmisch uit de toon doordat na de eerste, halve noot zes kwartnoten volgen, waar voorgaande melodieregels vier kwartnoten hadden. De slotregel is vooral ritmisch verwant aan regel 6.

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Interkerkelijk Koor Zevenmaal Hardenberg o.l.v. Riekus Hamberg; Gijs van Schoonhoven, orgel (strofen 1, 2, 3, 5, 6) (bron: KRO-NCRV)