Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

910 - Soms groet een licht van vreugde


Sometimes a light suprises

William Cowper
Jan Willem Schulte Nordholt
Wales
Tune: LLANGLOFFAN

Tekst

Herkomst en verspreiding van de tekst

Dit lied, geschreven door de als jurist opgeleide William Cowper (1731-1800), verscheen voor het eerst in de Olney Hymns uit 1779. De Olney Hymns waren een coproductie van Cowper en de in Olney werkzame methodistische predikant en voormalig slavenhandelaar John Newton (1725-1807, de auteur van ‘Amazing grace’). De bundel bevatte 348 hymns, waarvan er 67 van Cowper waren; de resterende werden door Newton geschreven. De parochianen in Olney waren arme en eenvoudige plattelandsmensen, en de Olney Hymns ademen dan ook methodistische vroomheid en kinderlijk vertrouwen. Hieronder ziet u de titelpagina, en vervolgens de oorspronkelijke tekst van ‘Sometimes a light surprises’. Deze hymn verscheen in Book III van de bundel in de rubriek ‘Comfort’ (troost) als nummer 48, en droeg als titel ‘Joy and peace in believing’, een verwijzing naar Romeinen 14,17 (‘het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest’).
De Olney Hymns werden spoedig populair, in 1836 waren er al 37 edities verschenen. Ze werden gezongen in scholen, ziekenhuizen en liefdadigheidsinstellingen. ‘Sometimes a light surprises’ vond in de twintigste eeuw zijn weg in tal van hymnboeken, onder andere het Methodist Hymn Book (1904), Songs of Praise (1925) en Hymns Ancient and Modern (ed. 1950). Jan Willem Schulte Nordholt vertaalde de hymn in het Nederlands en deze vertaling werd opgenomen in het Liedboek voor de Kerken (1973, gezang 448).

Inhoud

Cowper was in 1767 speciaal naar Olney gekomen om deel uit te maken van de methodistische gemeenschap rond Newton: ‘I want to be with the Lord’s People, having great Need of quickening Intercourse and the Communion of his Saints’. Hij maakte gedurende zijn leven regelmatig depressies mee en voelde zich als gelovige vaak onzeker, getuige het vers dat hij schreef na het lezen van Bunyans The Pilgrim’s Progress:

I see, or think I see,
A glimm’ring from afar;
A beam of day that shines for me
To save me from despair.

(Olney Hymns, III, viii)

Het ‘or think I see’ geeft de twijfel aan: misschien is het licht wel een illusie. De regel ‘Soms groet een licht vreugde de christen als hij zingt’ lijkt hiermee te contrasteren, maar men kan natuurlijk net zoveel nadruk op het woordje ‘soms’ leggen als men wil. Vermoedelijk is de blijde toon van de tekst het gevolg van het feit dat Cowper dit lied geruime tijd voor de publicatie van de Olney Hymns geschreven heeft. Hij kon zich toen in een tijd van relatieve zorgeloosheid nog volledig overgeven aan de krachtige prediking van Newton, en was nog niet onder de druk van de methodistische beweging bezweken. Dat gebeurde wel in 1773, toen hij, na een droom, ervan overtuigd raakte dat hij eeuwig verdoemd was en zijn leven aan God moest offeren. (Overigens herstelde hij hier langzamerhand van, en begon toen ook weer poëzie te schrijven.) In dit verband zijn de regels van de tweede strofe veelzeggend:

Set free from present sorrow,
We cheerfully can say,
E’en let th’unknown tomorrow,
Bring with it what it may.

In de oorspronkelijke tekst die hierboven staat weergegeven, ziet men aan het eind van de tweede en het begin van de vierde strofe de letters k en l staan. Dit zijn verwijzingen naar Bijbelgedeelten, namelijk Matteüs 6,34 (‘Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen’) en Habakuk 3,17-18. De vierde strofe is van deze laatste verzen een dichterlijke weergave. (‘Al zal de vijgenboom niet bloeien, al zal de wijnstok niets voortbrengen, …, toch zal ik juichen voor de HEER, jubelen voor de God die mij redt.’) Maar er zijn meer Bijbelse verwijzingen. ‘With healing in his wings’ in regel 4 van de eerste strofe is ontleend aan Maleachi 3,20 (‘de zon die gerechtigheid brengt en genezing in haar vleugels draagt’). De laatste twee regels van deze strofe echoën de morgenzon die na de regens opkomt aan een wolkeloze hemel uit 2 Samuël 23,4. In strofe 3 wordt gerefereerd aan Matteüs 6,28-29 over de leliën in het veld en hoe mooi ze zijn gekleed (ook te vinden in Lucas 12,27-28).

De vertaling van Jan Willem Schulte Nordholt volgt vrij nauwgezet het origineel, inclusief de Bijbelverwijzingen, hoewel de vleugels in de eerste strofe bij hem eerder een associatie oproepen met Psalm 91,4 (‘hij zal je beschermen met vleugels’), want in de vertaling is de genezende kracht uit die vleugels verdwenen. De slotregel ‘ben ik alleen maar blij’ is van een kinderlijke eenvoud, maar mist de kracht en de noodzaak van het origineel ‘I cannot but rejoice’. In zijn eigen commentaar bij dit lied (Compendium bij het Liedboek voor de kerken, 1977, k. 1020) schrijft Schulte Nordholt aan het eind de mooie woorden: ‘En tenslotte nog dit: het is een bij uitstek dichterlijk geheim, dat Cowper ons openbaart in de beginregels, en het is een geheim dat zijn hele leven gegolden heeft: alleen door te zingen kon hij rust vinden, alleen als hij zong werd het duister gebroken en groette hem het licht van God’.


Melodie

Newton en Cowper voorzagen de Olney Hymns niet van melodieën. Vermoedelijk werden ze gezongen op oudere metrische psalmmelodieën. De melodie die in het Liedboek staat, Llangloffan, is van Welshe afkomst. Adriaan C. Schuurman meldt in het Compendium bij het Liedboek voor de kerken (1977, k. 1020) dat deze in 1865 voor het eerst werd gepubliceerd door David Emlyn Evans (1843-1913) in de bundel Hymnau a Thonau.
Dit wordt bevestigd op de website hymnary.org, maar in de editie van de bundel waarvan men hierboven het titelblad ziet (1865, klik hier) komt men de melodie niet tegen. Het is dus onduidelijk of dit wel de originele bron is. Zeker is wel dat de melodie slechts enkele jaren later, namelijk in 1872, te vinden is in een andere Welshe bundel, de Llwybrau Moliant, die door een zekere Lewis Jones werd samengesteld voor gebruik door Welshe baptisten. Deze bundel bevatte alleen geharmoniseerde melodieën en geen teksten. Llangloffan is de naam van een stadje in Glamorgan (Wales), waar zich vermoedelijk een kerk heeft bevonden waar St Cloffan (rond 400) werd vereerd. Op de weergave hieronder staan de woorden ‘Alaw Gymreig’ vermeld, die niet naar een componist verwijzen, maar ‘Welshe melodie’ betekenen. Eronder staat wel de naam D. Lewis, die de harmonisatie maakte.
Hoewel de hymn in de angelsaksische wereld meestal op andere melodieën gezongen wordt, komt men de koppeling van LLANGLOFFAN aan ‘Sometimes a light surprises’ al tegen in Songs of Praise (1925 nr. 643), en zo werd hij ook in het Liedboek voor de kerken van 1973 aan de vertaling van deze hymn gepaard.
Wat de melodie Llangloffan betreft, deze is gemakkelijk zingbaar en heeft een eenvoudige structuur van vier keer twee regels, weer te geven als A-A’-B-A’. De eerste regel begint met een karakteristieke kwartsprong, die we ook tegenkomen – maar dan een kwart hoger – aan het begin van regel 2. Regel 2 eindigt harmonisch gezien in de dominant van de toonsoort. In regel 3 wordt regel 1 herhaald, maar met het verschil dat deze nu na de gepuncteerde bes’ doorstijgt tot d’’, om vervolgens met behulp van dalende tertsen te eindigen op de tonica. Dan beginnen de nieuwe regels 5 en 6, waarna regel 3 en 4 opnieuw klinken, maar nu als besluit van de melodie. In het Liedboek is deze melodie door Sytze de Vries ook gebruikt voor zijn lied ‘Zolang wij ademhalen’ (lied 657).

Auteur: Erik Heijerman


Links

Meer over de Olney Hymns (Engelstalig): klik hier.


Media

Uitvoerenden: Maria Magdalena Cantorij o.l.v. Kees van Eersel; Marjanne Deij, orgel (bron: KRO-NCRV)