Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

913 - Wat de toekomst brengen moge


Jacqueline van der Waals
John Zundel
Tune: BEECHER

Tekst

Deze toelichting is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. 

In de Vervolgbundel van de N.P.B. (1920) zijn enkele liederen – originele en uit het Duits en Frans bewerkte – van Jacqueline E. van der Waals opgenomen. Zij stond kennelijk sympathiek tegenover de totstandkoming van deze bundel, getuige de dankwoorden door de voorbereidende commissie in het ‘Voorbericht’ gericht tot ‘de dichteres Jacqueline E. van der Waals, die ons met raad en daad terzijde stond’. Als nr. 250 is in deze bundel – onder de titel ‘Volg en vraag niet’; in de rubriek ‘Vertrouwen’ – het zo bekend geworden lied ‘Wat de toekomst brengen moge’ te vinden. Behoudens één woord (strofe 2, regel 2: ‘ziel’ in plaats van ‘hart’) is de tekst van dit gezang onveranderd gebleven. In de ‘Hervormde Bundel 1938’ kreeg het lied een plaats in de rubriek ‘Oud- en Nieuwjaar’ (gezang 300).

Voor de bijbelse inspiratie van dit gezang dringen zich allereerst op de psalmen 139 en 121. Vergelijk verder bij strofe 1 Matteüs 6,8; bij strofe 2 Johannes 20,29 en 1 Korintiërs 13,12; bij strofe 3 en 4 Psalm 25.

Het lied kan kenmerkend genoemd worden voor het bescheiden, zuivere dichterschap van Jacqueline Elisabeth van der Waals.

Auteur:  A.C. Honders


Melodie

Deze melodie, bekend als BEECHER, is van de hand van John Zundel, geboren 1815 te Hochdorf in Duitsland, gestorven in 1882, eveneens in Duitsland, te Cannstatt bij Stuttgart.

Dertig jaar bracht hij door in de Verenigde Staten. Begonnen als organist aan de Lutherse kerk in het toenmalige St. Petersburg, kwam hij in 1847 te New York en aanvaardde in 1850 aan de Plymouth Church te Brooklyn de positie, die hij er 28 jaar zou bekleden. Zundel en zijn predikant Henry Ward Beecher waren een kostelijk duo, de laatste al even ‘gevierd’ op de kansel als de eerste aan het orgel. De duizenden bezoekers, zondag aan zondag, zeiden: We shall go to hear Beecher and Zundel.

Beecher werkte met Darius E. Jones en Zundel aan een beter gezangboek, namelijk Temple Melodies, 1851, maar toch zijns inziens nog niet goed genoeg. Want in 1855 kwam zijn Plymouth Collection tot stand, waarbij hij niet alleen putte uit moravische en rooms-katholieke bronnen, maar ook uit de bron van de Duitssprekende protestanten, die al 150 jaar tevoren hun prachtige koralen hadden meegebracht uit Europa. Voor dit boek droeg Zundel 28 melodieën bij. Het had veel succes, zelfs bij de Baptisten. Zundel zelf gaf drie boeken uit: The Choral Friend, 1852, Psalmody, 1855, en Christian Heart Songs, 1870. Het laatste had hem, naar zijn zeggen, bijna zijn hele leven gekost om het samen te stellen.

In deze bundel vinden we ook de melodie BEECHER of LOVE DIVINE, geschreven bij Love divine, all loves excelling van Charles Wesley (1707-1788), welke tekst in het Liedboek gepaard gaat met de melodie MORIAH (zie Liedboek 754). De structuur van het lied is eenvoudig en laat voor de vier regelparen het volgende beeld zien: A-A’-B-A’. De melodie is door de ‘Hervormde Bundel 1938’, waarin het lied als gezang 300A een plaats had, genoegzaam bekend geworden.

Auteur: Adriaan C. Schuurman


Media

Uitvoerenden: Goylants Kamerkoor o.l.v. Cor Brandenburg; Eric Jan Joosse, orgel