Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

918 - Stem die de stenen breekt


Een eerste kennismaking

De kennismaking met Scandinavische kerkliederen in ons land is rond de eeuwwisseling via internationale contacten ontstaan en in het bijzonder door het vertaalwerk van de Duitse theoloog Jürgen Henkys (1929-2015). Al sinds het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw maakt hij Duitse vertalingen van nieuwe Nederlandse liederen uit het Liedboek voor de kerken en Zingend Geloven. Later richtte hij zich ook op Engelstalige en Scandinavische liederen en zo konden velen kennismaken met bijzondere liederen uit andere landen.
Het lied ‘Stem die de stenen breekt’ is door redactieleden van het Liedboek in zijn Duitse vertaling ontdekt (‘Stimme, die Stein zerbricht’). Het is in Duitsland een van de belangrijkste liederen van Henkys.
De melodie van de Noorse componist Trond Kverno (*1945) onderstreept het zoekende karakter van de tekst. Het lied vraagt om een ingetogen wijze van zingen.

Auteur: Pieter Endedijk


Röst genom sten och jäm


Tekst

Inhoud

Liedboek 918 is een bijzonder lied, waarin over een ’Stem’ gezongen wordt. Deze Stem is er, was er, en zal er zijn – altijd, onder alle omstandigheden. De ‘Stem’ is de Aanwezige op wie de dichter vertrouwt. Dit geloofsvertrouwen vormt de grond onder het hele lied. Maar het is geen stevig gezongen ‘vaste rots van mijn behoud’ (Jacqueline van der Waals). Het lied heeft de innigheid van een interne dialoog waarin deze stem het opneemt tegen de stem van de angst, waar en wanneer die zich meldt. Beide stemmen wonen in het hart van de dichter, die beurtelings ‘Ik’ (hoofdletter) zegt en ‘ik’, ‘wij’ en ‘Jij’. De stem van de angst is er, wordt gehoord en benoemd (erkend), maar krijgt niet de overhand. De dialoog eindigt met: ‘Ik ben niet bang: Jij bent hier’.

Vertaling

In de Duitse vertaling van Jürgen Henkys heeft elke strofe een eigen klankkleur, die mee de sfeer maakt. In de eerste strofe is dat de ‘i’, in de tweede de ‘a’, in de derde de ‘ei’ en in de vierde de ‘i’. In de Nederlandse vertaling volgt Andries Govaart grotendeels de Duitse versie. Het spelen met klinkers om elke strofe een eigen karakter te geven neemt hij over. Zo wisselen in het eerste couplet de ‘ee’- en ‘a’- klanken elkaar af, zijn in het tweede de ‘a’ klanken overheersend, in het derde een afwisseling tussen ‘e’ en ‘i’, en is in het vierde de ‘i’ klank dominant. Maar bij het derde couplet valt hij terug op de oorspronkelijke tekst omdat Henkys met de invoeging ‘boodschap van nieuw begin’ van de Zweedse tekst afwijkt en daarmee de spanning van die verschillende stemmen doorbreekt. Vergelijk:

tekst Jürgen Henkys

Boodschap van nieuw begin
overal waar ik ben
tegen mijn angsten in:
Ik ben het – dat is jouw stem
.

vertaling Andries Govaart

Rondom mij in verdriet
dichtbij waar ik ook ben,
angst ondermijnt mij niet:
Ik ben het – dat is jouw stem
.

Couplet 1

Het lied zet in met: ‘Stem die de stenen breekt’. Vanaf het eerste woord is deze stem in het lied present. Hij breekt de stenen, is ‘tijding in duistere nacht’, een ‘stem die in stilte spreekt’. De herhaalde ‘st’-klanken manen tot stilte, tot een schroomvolle omgang met het geheim van de Eeuwige, die zich laat kennen.
Wie thuis is in de Schriften hoort bekende woorden. De dichter staat in een lange traditie van mensen die hun vertrouwen stellen in de Ene, de Aanwezige. Een eerste associatie is de stem die Mozes hoort als hij in de buurt van de Horeb, de berg van God, een braamstruik ziet branden die niet verteert. Dit is heilige grond (Exodus 3). Een stem roept Mozes vanuit de struik en maakt zich bekend als de God van Abraham, Isaak en Jakob. Zijn naam is ‘Ik ben die er zal zijn’. Ik ben er – met deze naam zal Hij zijn volk nabij zijn en bevrijden uit de ellende van Egypte. Op hun tocht door de woestijn is het deze stem die, als het volk bijna van dorst omkomt, Mozes opdraagt om op de rots bij de Horeb te slaan. De stenen breken en het water stroomt tevoorschijn (Exodus 17,6). In Jeremia 23,29 is het woord van de Heer krachtig als ‘een hamer die een rots verbrijzelt’. Bij de stem die in stilte spreekt zijn we opnieuw bij de Horeb, bij Elia die na een diepduistere nacht de Eeuwige in stilte hoort spreken. Eerst is er een windvlaag die de rotsen in stukken slaat, dan een aardbeving en een vuur, en dan spreekt God in het suizen van een stille bries (1 Koningen 19,11-13). Een ontmoeting met de ontzagwekkende God wordt omgeven met bovennatuurlijke verschijnselen en roept een numineuze angst op. Maar bij de mens aan wie Hij zich bekend maakt mag de angst wijken.

In het Nieuwe Testament wordt de goede boodschap dat de Heer een redder heeft gezonden door engelen ingeleid met de woorden ‘Wees niet bang!’ (Lucas 2,10). Het ‘Vrees niet’ is de opmaat van het evangelie dat God de mens in zijn eigen Zoon nabijgekomen is. Bij de verheerlijking op de berg, waar niet toevallig Mozes en Elia naast Hem komen staan, zegt Jezus tegen de verschrikte leerlingen dat ze niet bang hoeven te zijn (Matteüs 17,7). ‘Dit is mijn geliefde Zoon’, zegt een stem uit de hemel.

De laatste regel van het eerste couplet refereert aan de scène van de storm op het meer, waar Jezus over het water loopt en zijn leerlingen het uitschreeuwen van angst. Maar Jezus zegt: ‘Ik ben het, wees niet bang!’ (Marcus 6,50; Matteüs 14,27; Johannes 6,20). Henkys vertaalt hier met: ‘Hab keine Angst, ich bin da’, terwijl Govaart kiest voor ‘Ik ben nabij, wees niet bang’. Wat is de kern van deze uitspraak? Gaat het om de herkenning bij de ik-persoon dat Hij het is, die ene stem, te onderscheiden van alle andere stemmen die om voorrang strijden? Of dat Hij er is, deze stem die het tegen angst en duisternis opneemt? Indachtig Exodus 3 zou ik zeggen dat beide betekenissen in elkaars verlengde liggen.

Couplet 2

Deze stem was er altijd al, nog voor het donker tot nacht en het licht tot dag werd, ‘voordat ik woorden sprak, / stem die de schepping draagt...’ Dit is een verwijzing naar het scheppingsverhaal in Genesis 1. De Eeuwige is de dragende grond van heel de schepping, vanaf het vroegste begin van alle leven. Hier lijkt het lied een echo van Psalm 139 te zijn, waarin de psalmist zijn intieme relatie tot zijn Schepper bezingt. Deze kent hem ten diepste en komt hem overal in tijd en ruimte tegemoet, van zijn vroegste begin in de moederschoot tot aan het laatste einde toe (Psalm 139,15-18). ‘Ik ben nabij, wees niet bang’. Uit deze woorden kan de ik-persoon moed putten om het leven aan te gaan, hoe dat zich ook aandient.

Couplet 3

In dit couplet gaan we de diepte in. ‘Rondom mij in verdriet, / dichtbij waar ik ook ben’ – als we dit met Psalm 139 in ons achterhoofd lezen, dan is geen diepte zo diep, geen hoogte zo hoog en geen afstand zo ver of deze stem is daar. Verdriet roept om troost. Maar hoe groter het verdriet, des te moeilijker (of onmogelijk) is het om iemand te troosten of zelf troost te ontvangen. Alle goedbedoelde woorden en gebaren (adviezen!) schieten tekort of ketsen af op een muur van weerstand. Wat ons rest is trouwe, duurzame aanwezigheid van de een bij de ander. Die aanwezigheid is helend en een wapen tegen de angst om in het verdriet helemaal ten onder te gaan. ‘Ik ben het’, hoort de ik in het verdriet dat hem omsluit en deze stem herkent hij: ‘dat is jouw stem’.

Couplet 4

Het lied gaat nog een stap verder. ‘Mocht ik de leegte zien, / dan delen wij ook die. / Ik zie en hoor je niet / en ben niet bang: Jij bent hier.’ De stilte verdiept zich tot een leegte waarin de Aanwezige niet wordt gezien of gehoord. Maar de lange weg die de ik-persoon inmiddels heeft afgelegd, leidt nu tot een gedeeld ‘wij’, aan de angst voorbij. Deze leegte getuigt op onnoembare wijze van de aanwezige Ander: ‘Jij bent hier’. Hier zie ik het beeld voor me van een bergbeklimmer. Hij is tot ver boven de boomgrens geklommen en daar in de hoogte, in de volstrekte leegte, valt hij stil en stamelt alleen nog maar ‘Jij’. Als dit over de dood gaat, is elk woord meer er een te veel.

Liturgische bruikbaarheid

Liedboek 918 is opgenomen in de rubriek ‘Geloven’. Deze rubriek begint met ‘Een vaste burcht is onze God’ (Liedboek 898) en loopt door tot en met ‘Als vrijheid was wat vrijheid lijkt (Liedboek 946), waarna een aantal liederen over de ‘Levensgrens’ volgt. In deze groep ‘Geloven’ komen tal van existentiële vragen aan de orde, die cirkelen rond oorsprong en doel van het leven, de omgang met tegenslag en kwaad, en het geheim van Gods aanwezigheid in ons leven. Liedboek 918 springt eruit door een heel eigen toonsoort. Het is (ook door de melodie van Trond Kverno) een meditatief lied geworden, dat goed zou passen in een avondgebed. Ook zou het een uitgangspunt kunnen vormen voor een liedpreek. In een pastoraal gesprek zou het samen gezongen, gelezen of beluisterd kunnen worden. De beelden zijn open genoeg om er eigen vragen aan te laten ontspringen, uitmondend in een gedeelde stilte. In de zondagse dienst kan het natuurlijk naast de genoemde Bijbelteksten worden gezongen. Een kleine toelichting op het eigen karakter van het lied zou dan niet misstaan.

Creatieve verwerking

Bij dit lied heb ik een schilderij gemaakt waarin de sfeer van hooggebergte wordt weergegeven met veel wit, grijs en paars. Een roze lijn verwijst naar een stem uit de hoogte. Op het punt waar twee bewegingen elkaar over een kloof heen bijna raken, buigt de lijn scherp omlaag. Daar breken de stenen en stroomt leven gevend water de rots uit.

Auteur: Corja Bekius

Corja Bekius, Die in stilte spreekt, acryl op doek, 80 x 80 cm
bron: Corja Bekius & Andries Govaart, Uit Aarde, Docete, Utrecht 2016


Media

Uitvoerenden: Sweelinckcantorij o.l.v. Christiaan Winter; Matthias Havinga, orgel (bron: KRO-NCRV)