Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

91a - Wie in de schaduw Gods mag wonen


In Gods schaduw

Licht dat ons aanstoot in de morgen

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Op 20 april 1969 overleed in Heemstede mgr. Johannes Petrus Huibers (geboren 15 november 1875). Hij was van 1935 tot 1960 bisschop van Haarlem. Een van de laatste priesters die hij wijdde was Jan Duin. Duin schreef voor de uitvaartliturgie van Huibers het lied ‘Wie in de schaduw Gods mag wonen’. Spoedig werd dit lied in veel rooms-katholieke liedbundels opgenomen, als eerste in de Randstadbundel (1970, nr. 417). Met de plaatsing van het lied in Gezangen voor Liturgie (editie 1996, nr. 651), Laus Deo (2000, blz. 574) en Zingt Jubilate (editie 2006, nr. 935) kreeg het in de Nederlandse en Vlaamse kerkprovincie een meer officiële status.
De eerste protestantse liedbundel waarin dit lied opgenomen werd, was Zingend Geloven 2 (1983, nr. 121). Daarna volgden de Evangelische Liedbundel (1999, nr. 17), Tussentijds (2005, nr. 36), het Liedboek en Weerklank (2016, nr. 10).
Zie verder aantekeningen bij de melodie.

Inhoud

De tekst in het Liedboek (en in navolging daarvan ook in Weerklank) wijkt op diverse plaatsen af van de versie zoals Jan Duin die oorspronkelijk schreef. Het ontstaan van de tekst, geschreven voor de uitvaartliturgie van bisschop Huibers, verklaart de masculiene bewoording, maar daarmee blijven de mogelijkheden van het lied beperkt. Daarom vroeg de liedboekredactie aan Jan Duin om een herziene, meer inclusieve tekstversie, die hij in 2011 schreef.

Oorspronkelijke tekst ‘In Gods schaduw’ (1969)

Herziene tekst ‘In Gods schaduw’ (2011)

1
Wie in de schaduw Gods mag wonen,
hij zal niet sterven in de dood.
Wie bij hem zoekt een onderkomen
vindt eenmaal vrede als zijn brood.
God legt zijn vleugels van genade
beschermend om hem heen als vriend.
En Hij verlost hem van het kwade,
opdat hij eens geluk zal zien.

1
Wie in de schaduw Gods mag wonen
hoeft niet te vrezen voor de dood.
Zoek je bij Hem een onderkomen –
dan wordt zijn vrede jou tot brood.
God legt zijn vleugels van genade
beschermend om je heen als vriend
en Hij bevrijdt je van het kwade,
opdat je eens geluk zult zien.

2
Engelen zendt Hij alle dagen
om hem tot vaste gids te zijn.
Zij zullen hem op handen dragen
door een woestijn van hoop en pijn.
Geen vrees of onheil doet hem beven,
geen ziekte waar een mens van breekt.
Lengte van dagen zal God geven,
rust aan een koele waterbeek.

2
Engelen zendt Hij alle dagen
om jou tot vaste gids te zijn.
Zij zullen je op handen dragen
door een woestijn van hoop en pijn.
Geen bange nacht zal je doen beven,
geen ziekte waar een mens van breekt.
Lengte van leven zal God geven,
rust aan de oever van een beek.

3
Hem zal de nacht niet overvallen,
zijn dagen houden eeuwig stand.
Duizenden doden kunnen vallen,
hij blijft geschreven in Gods hand.
God legt zijn schild op zijn getrouwen,
die leven van geloof alleen.
Hij zal een nieuwe hemel bouwen
van liefde om hun tranen heen.

3
Geen duister zal je overvallen,
er is een licht dat eeuwig brandt.
Duizenden doden kunnen vallen, –
jij blijft geschreven in Gods hand.
God is een schild voor zijn getrouwen
die leven van geloof alleen.
Hij zal een nieuwe hemel bouwen
van liefde om hun tranen heen.

Jan Duin maakte met zijn tekst een bewerking van Psalm 91, een psalm die hij heel vaak ’s avonds bidt, waarin gesproken wordt over vertrouwen op God en je geborgen weten in zijn bescherming. Psalm 91 is een van de vaste psalmen van de completen, het laatste getijdengebed van de dag. De liedtekst is een vrije bewerking van de psalmtekst, waarbij een aantal psalmverzen in de liedtekst is terug te vinden.

Strofe 1

De eerste drie regels van deze strofe zijn een bewerking van Psalm 91,1-2: ‘Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende, zegt tegen de Heer: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op u vertrouw ik.’
De beeldspraak in regel 4 is niet in de psalm terug te vinden en een mooie vondst van de dichter.
In het tweede deel van deze strofe is Psalm 91,3-4 herkenbaar, maar dan in omgekeerde volgorde: de regels 5 en 6 zijn een bewerking van Psalm 91,4 (‘Hij zal je beschermen met zijn vleugels, onder zijn wieken vind je een toevlucht’) en in regel 7 lezen we Psalm 91,3 (‘Hij bevrijdt je uit het net van de vogelvanger en red je van de dodelijke pest’).

Strofe 2

Naast het begin van Psalm 91 genieten ook de verzen 11 en 12 uit deze psalm een grotere bekendheid, omdat deze fragmenten uit de psalm de introïtus vormen van de eerste zondag in de veertigdagentijd: ‘Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat. Hun handen zullen je dragen, je voet zul je niet stoten aan een steen.’
De eerste helft van strofe 2 is een berijming van deze psalmregels. Het woord ‘woestijn’ in regel 4 zou ingegeven kunnen zijn door het evangelie van de genoemde zondag over de verzoeking in de woestijn (Matteüs 4,1-11; Marcus 1,12-13(15); Lucas 4,1-13).
In de tweede helft keert de dichter terug naar Psalm 91,5: een mens hoeft de verschrikking van de nacht niet te vrezen. Regel 6 (‘geen ziekte waar een mens van breekt’; vergelijk weer Psalm 91,3) is mooi gevonden en zeker in veel gevallen aansprekend als het lied als uitvaartlied functioneert.
In het slot van deze strofe (‘Lengte van leven zal God geven, / rust aan de oever van een beek’; in de oorspronkelijke versie: ‘rust aan een koele waterbeek’) lijkt Psalm 23,2 te resoneren en zit een bijzondere toespeling, die alleen te verstaan is vanuit het ontstaan van het lied. Na zijn emeritaat woonde Huibers op landgoed Bosbeek in Heemstede, vanaf 1960 een verpleeg- en verzorgingstehuis voor religieuzen. Het landgoed wordt ook wel ‘Rustmeer’ genoemd. De naam en bijnaam van het landgoed zijn verwerkt in de slotregel van strofe 2 en in het bijzonder op Huibers van toepassing na zijn lange en bewogen ambtsperiode als bisschop.

Strofe 3

Het begin van strofe 3 roept het beeld van de nacht uit Psalm 91,5 weer op. Het ‘eeuwig brandend licht’ (regel 2) is als metafoor niet in Psalm 91 te vinden, maar als tegenovergestelde van regel 1 mooi gevonden. Is dit een toespeling op de godslamp als beeld voor de voortdurende aanwezigheid van de Eeuwige? Regel 4 (‘jij blijft geschreven in Gods hand’) kan gelezen worden als een bewerking van Psalm 91,4, maar ook van Jesaja 49,16. Regel 5 is nagenoeg een citaat uit dit psalmvers (‘zijn trouw is een veilig schild’).
Aan deze vrije hertaling van Psalm 91 voegt Jan Duin ten slotte een eschatologisch beeld toe uit Openbaring 21: de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (21,1) waar alle tranen zijn weggewist (21,4). Ook deze bijbelverzen worden veelvuldig in een uitvaartliturgie gelezen.


Melodie

In de rooms-katholieke liedbundels wordt bij de liedtekst de melodie van Psalm 118 aangegeven, in de Rooms-Katholieke Kerk een van de weinige Geneefse psalmmelodieën die bekend zijn geworden (zie bijvoorbeeld Liedboek 489). In protestantse bundels is die melodie niet bij deze tekst geplaatst. De associatie met een uitbundige lofpsalm gaat moeilijk met de tekst samen. In Zingend Geloven 2 werd deze tekst gekoppeld aan de melodie ‘’k Wil U, o God, mijn dank betalen’ (Liedboek 245), maar dit is eveneens een weinig gelukkig contrafact.
Vanwege het veelvuldige gebruik bij uitvaarten vond de liedboekredactie dat de tekst met een vertouwde melodie gepaard moest gaan. Het metrische schema (9-8-9-8-9-8-9-8) komt weinig voor, zodat een beperkt aantal leenmelodieën beschikbaar is. In navolging van onder andere Tussentijds koos de liedboekredactie voor de melodie ‘Licht dat ons aanstoot in de morgen’ van Antoine Oomen. Deze keuze had ook een praktische kant: als een andere melodie was gekozen, zal in de praktijk toch de melodie van Oomen worden gebruikt, omdat men die kent, zowel in rooms-katholieke als in protestantse kringen.
Voor een toelichting bij de melodie van Antoine Oomen: zie Liedboek 601.


Liturgische bruikbaarheid

Bij de plaatsing van dit lied in het Liedboek stond de redactie voor de vraag of het ondergebracht moest worden bij de uitvaartliederen of bij de psalmen. De liedtekst doet voldoende recht aan Psalm 91 om het in de rubriek ‘Psalmen’ op te nemen. Maar het ontstaan van het lied rechtvaardigt ook opname in de subrubriek ‘Uitvaart’. Door plaatsing bij de psalmen wordt een ruimer gebruik van het lied bevorderd. Het kan immers ook goed toegepast worden in andere levenssituaties, zoals in tijden van eenzaamheid en ziekte of in de laatste periode van het leven.
Zoals in de toelichting bij strofe 2 is vermeld, gebruikt de dichter de psalmverzen die op de eerste zondag van de veertigdagentijd (‘Invocabit’) de introïtus vormen. Het lied past dus goed op deze zondag. In de klassieke jaarorde functioneert Psalm 91 op deze zondag ook als graduale.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Cappella pro Cantibus o.l.v. Cor Brandenburg; Jaco van Leeuwen, orgel (strofen 1, 3; eerdere tekstversie) (bron: KRO-NCRV)

Video: Liedboek 91a door een projectkoor met Hanna Rijken, fluit, en Sebastiaan 't Hart, orgel