Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

92a - Wat zo geweldig is



Tekst

Ontstaan

Deze bewerking van Psalm 92 bestaat uit een nieuwe tekst op de melodie van Rolf Schweizer bij het psalmlied Das ist ein köstlich Ding (Evangelisches Gesangbuch 285). Karel Eykman kreeg van de liedboekredactie de opdracht: ‘Het moet hier gaan om een nieuwe tekst en geen vertaling vanuit het Duits. Rijm is niet nodig.’ Hij heeft ermee geworsteld en was niet tevreden over het resultaat van zijn eerste poging. Toen hij eenmaal de zin ‘Wat zo geweldig is’ bedacht had, kreeg, aldus de dichter zelf, de tekst vaart en lukte het. Hij begon met een meer letterlijke vertaling van de Duitse tekst: 

 

Daarna schreef hij een tekst die veel losser staat van het origineel.

Deze werd naderhand nog op een paar punten aangepast. De tweede strofe verviel en voor de laatste strofe had het alternatief de voorkeur. Voor een betere woord-toonverhouding veranderde in strofe 2, regel 4 het aanvankelijke woord ‘slagwerk’ in ‘pauken’, en in strofe 3, regel 1 ‘Ga maar klappen in je handen’ in ‘met geklap in je handen’. De slotregel ‘Dat zal God prachtig vinden’ (3.4) werd: ‘God zal het prachtig vinden’.

Daarmee had Eykman aan de opdracht voldaan: een eigen tekst, geen vertaling.

Vorm en inhoud

Het lied bestaat uit drie strofen en een refrein. De tekst bevat vooral verwijzingen naar de verzen 2, 4 en 5 van Psalm 92. Vers 5 klinkt vooral door in de eerste strofe en vers 4 in de tweede. Het lied is eenvoudig van taal, bijna spreektaal en daarmee geschikt voor een breed publiek en voor alle leeftijden.

In deze tekst zonder eindrijm zorgt Eykman niettemin voor een grote klankrijkdom. Deze wordt in strofe 2 nog versterkt door de veelheid van instrumenten die mee mogen doen, en hetzelfde begin van drie regels met het voorzetsel ‘met’. Andere poëtische elementen zijn de alliteraties (bijvoorbeeld: ‘bellen en banjo’s’ (2.3) en ‘stamp stevig’ (3.3) en het binnenrijm (onder meer: ‘trompet, klarinet’ (2.2) en ‘geklap in je handen’ (3’.2).

Auteur: Cees Breunese

Zie ook de inleiding Karel Eykman en de psalmen bij de bespreking van Liedboek 23d.


Melodie

Rolf Schweizer (1936-2016) was een vooraanstaand kerkmusicus in Duitsland, die vooral van betekenis is geweest om kinderen en jongeren te betrekken in de kerkmuziek. In zijn melodieën zijn vaak invloeden van de jazz bespeurbaar. Hierin is hij navolger van een van zijn leermeesters, Heinz Werner Zimmermann (1930-2022), die deze muziekstijl in zijn kerkmuziekcomposities toepaste.
Deze jazz-invloeden komen ook voor in de melodie die Rolf Schweizer in 1966 schreef bij de tekst ‘Das ist ein köstlich Ding’. Het lied was bestemd voor jeugddiensten in Mannheim waar hij cantor was. De eerste publicatie is in Neue geistliche Lieder (Regenburg 1967).

Het lied is een ‘prozalied’, dat wil zeggen dat de tekst geen vast metrum en rijm heeft. Schweizer volgde daarbij de tekst uit Psalm 92 in de vertaling van Martin Luther, waarvan het begin luidt (92,2-4):

Das ist ein köstlich Ding, dem Herrn danken
und lobsingen deinem Namen, du Höchster,
des Morgens deine Gnade       
und des Nachts deine Wahrheit verkündigen
auf dem Psalter mit zehn Saiten,
mit Spielen auf der Harfe.

Deze woorden nam Schweizer nagenoeg ongewijzigd over voor refrein en eerste strofe (alleen in de voorlaatse regel wijzigde hij de woordvolgorde in ‘und den zehn Saiten und Psalter’).
In de tweede en derde strofe van de Duitse tekst zijn fragmenten uit het vervolg van Psalm 92 gebruikt, licht bewerkt.
De Duitse tekst is voor de melodieanalyse van belang omdat de componist voor het ritme van de melodie uitgaat van het spreekritme van de psalm. Wie bijvoorbeeld de eerste regel hardop uitspreekt, komt vanzelf op het ritme van de melodie met accenten op ‘köst-’, ‘Ding’ en ‘dan-’.
In het verleden is wel gepoogd een Nederlandse vertaling van de tekst te maken. Dat is dan ook mislukt, omdat de woorden niet op het ritme passen. Karel Eykman werd daarom door de liedboekredactie gevraagd om geen vertaling te maken, maar een nieuwe tekst met Psalm 92 als uitgangspunt (zie tekstbespreking).

Het refrein en de strofen beschouwde Schweizer als contrast: ‘een tekstuele tegenstelling van een spontane oproep en meditatieve reflectie’ (Dietrich Meyer [red.], Das neue Lied im Evangelischen Gesangbuch. Liederdichter und Komponisten berichten, Düsseldorf 1997, 270). De componist brengt dit contrast tot uitdrukking door in het refrein een meer opwindend ritme te gebruiken dan in de strofe, hoewel ook daarin syncopen voorkomen.
In het refrein worden de beide zinsdelen van Psalm 92,2 herhaald (‘Das ist ein köstlich Ding, dem Herrn danken / und lobsingen deinem Namen’), de tweede keer worden daaraan de woorden ‘du Höchster’ toegevoegd. Schweizer maakte een mooie vergelijking: ‘Het is alsof een kind thuiskomt en een spannende gebeurtenis wil vertellen. Pas bij de tweede poging te zeggen wat hij wil, slaagt hij erin de hele boodschap over te brengen’ (‘Liedeinführung ‘Das ist ein köstlich Ding’’ in: Wolfgang Fischer e.a. [red.], Werkbuch zum Evangelischen Gesangbuch, Lieferung IV: Psalmen, Göttingen 1997, 36).

In de melodie zien we kenmerken van de rumba en de jazz. In het rumba-ritme worden in een 4/4-maat accenten gelegd op de volgende achtste noten:
In het refrein komt dit ritme voor bij ‘köstlich Ding, dem Herren’ (zie blauwe haken):
In de strofemelodie keert dit ritme aan het slot terug bij de woorden ‘Spielen auf der’. Feitelijk is de slotmaat (‘Harfe’) in combinatie met de opmaat van het refrein (‘Das ist ein’) ook een rumba-ritme. Hiermee wordt al aangegeven dat het refrein direct aansluit op de strofen.
Typerend voor de jazz is het gebruik van de blue note: in een majeur-toonladder is dat de verlaagde derde, vijfde of zevende trap. In deze melodie in D-groot is dat de verlaagde derde trap: f’ en de verlaagde zevende trap: c”, waarbij de verlaagde zevende trap niet gebruikt wordt als leidtoon. De blue notes in deze melodie zijn in rood omcirkeld.
De genoemde invloeden van de rumba en de jazz staan in dienst van de tekstuitbeelding. De accenten laten niet alleen zien hoe de tekst gesproken wordt, maar benadrukken ook de betekenis van de betreffende woorden: ‘köstlich’, ‘danken’, ‘deinem’, ‘Höchster’ (in het refrein). Een letterlijke klankuitbeelding zien we bij de woorden ‘du Höchster; in het refrein en bij het woord ‘Nacht’ in strofe 1 (verlaagde derde trap).
In de melodie van de strofen zijn de eerste en derde regel gelijk. Het melodieschema is a-b-a-c.

In de begeleidingsuitgave bij het Liedboek zijn twee zettingen opgenomen die het rumba-ritme ondersteunen. Allereerst een eenvoudige zetting van Wim Kloppenburg die ook geschikt is voor orgel:
Daarnaast een zetting voor piano van Wim Ruessink:
Uiteraard kunnen in het refrein de zettingen met slaginstrumenten worden versterkt, bijvoorbeeld tamboerijn, schellenkrans of shaker voor het rumba-ritme en fingersnaps (vingerknippen) op de afterbeat (tweede en vierde tel). Zo wordt het contrast tussen refrein en strofen nog duidelijker. In de begeleidingsuitgave wordt bij Liedboek 981a een dergelijk ritme genoteerd:

Auteur: Pieter Endedijk