Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

952 - Waar zou het zijn, dat land van licht


Een eerste kennismaking

‘Waar zou het zijn, dat land van licht?’ Dit lied verwoordt de vragen van velen die staan voor de laatste grens van het leven. Het lied geeft geen antwoorden, maar benoemt de vele vragen die kunnen klinken. Het zingen van dit lied of het lezen van de tekst is ruimte geven aan die vragen. Het is vooral een lied om thuis te zingen of iemand voor te lezen. Dan bieden wij een hand aan de ander (strofe 1).
De tweede strofe verwijst naar de helende kracht van het avondmaal. Zeker als brood en wijn in de ziekenkamer of de kamer in het verzorgings- of verpleeghuis worden gedeeld, geeft dat een heilzame kracht.
Met de woorden van dit lied kunnen mensen voor elkaar een reisgenoot zijn.

Auteur: Pieter Endedijk



Tekst

Herkomst en verspreiding

De tekst van dit lied is van Margreet Spoelstra (*1952). Behalve in het Liedboek is het te vinden in haar bundel Tot het bestaat uit 2012, eveneens met de melodie van Jos Lamboo (*1953). Spoelstra is theoloog en werkte onder meer als geestelijk verzorger in de gezondheidszorg. Zij schreef in de loop der jaren een groot aantal teksten, hetgeen ‘resulteerde in meerdere bundels, veelal in samenwerking met koorleider/componist Jos Lamboo uit Roermond, die bij veel van [haar] teksten een melodie schreef’ (bron: margreetspoelstra.nl).
De tekst van Liedboek 952 schreef zij in de tijd dat ze werkzaam was als geestelijk verzorger in het ziekenhuis in Tilburg. Uit de confrontatie met ernstig zieke of stervende mensen en hun vragen is de tekst van dit lied ontstaan.

Opbouw

De tekst bestaat uit drie coupletten. Elk couplet bestaat uit vijf regels, waarvan de tweede en de vijfde op elkaar rijmen, evenals de derde en de vierde. De vorm van elk couplet is dus ABCCB.
Van de vijftien regels zijn er negen die met een vraagteken eindigen. De overige zes regels zijn beschrijvingen van wat degene die de vragen stelt, bedenkt en doormaakt. Er wordt dus geen antwoord gegeven op de vragen in de tekst.
De tekst is geschreven vanuit het perspectief van een ‘ik-persoon’. Deze persoon heeft het zwaar: is alleen, weet weinig, is bang, zoekt met de ogen een overkant. De vragen zijn te lezen als vragen die deze persoon hardop stelt.
De eerste twee coupletten lijken naar structuur en thematiek op elkaar. Allebei hebben ze vier vragen in zich verweven en een ik-persoon die niet weet waar het te zoeken. Het derde couplet is van een iets ander karakter. Daarin geeft de ik-persoon ruimte voor de mogelijkheid dat er een ‘begaanbaar pad de verte in’ zou kunnen zijn. Hoe, wat, waar en met wie is nog steeds niet duidelijk, maar er is een kleine opening gekomen, een kleine beweging vanaf de eerste zin ‘waar zou het zijn, dat land van licht?’

Inhoud

Wat opvalt bij lezing van deze tekst is het contrast tussen de vorm en de inhoud. De vorm is die van vragen: vragen naar waar en wie. Iemand gaat sterven en vraagt zich af waar zijn hulp vandaan komt. Tegelijkertijd is er geen vraag naar het wat: de inhoud van de vragen is al sterk gekleurd vanuit een geloof of traditie. Beelden als licht, weg, wijn, brood, regenboog zijn niet neutraal, maar geven een levensbeschouwelijk kader aan. Hiermee stijgt de spanning in de tekst: zullen de verhalen en beelden die je overgedragen hebt gekregen het houden op het moment dat je alleen en bang bent en zelf die weg te gaan hebt? Op die vraag geeft dit lied (ook) geen antwoord.
De schrijfster geeft zelf aan dat ze zich bij deze tekst heeft laten inspireren door de beelden die worden aangereikt in de Psalmen 23 en 121 en in het boek Openbaring. Hierbij ontdekte zij dat het troostender is om de vragen vanuit deze teksten te laten opkomen dan ze als een (soms te gemakkelijk) antwoord te geven (bron: overweging bij het lied uitgesproken op 27 juli 2014).
Naast de al genoemde teksten zijn er nog meer Bijbelteksten die aan dit lied verbonden kunnen worden, zoals het verhaal van Noach (Genesis 6-9) en het verhaal van de uittocht uit Egypte (Exodus 13-14).

Liturgische bruikbaarheid

Het meest voor de hand liggende gebruik van dit lied is de plek waar het ontstaan is: in contact met iemand die de dood in het gezicht kijkt. Samen vragen stellen kan dan ook betekenen: dit lied voor iemand zingen als verwoording van de vragen die in iemand leven.
De confrontatie met de eindigheid van je bestaan kan op verschillende momenten, in verschillende gradaties, een rol spelen. Het kan het moment zijn dat een diagnose wordt gesteld, met prognose van nog enkele jaren, maar het kunnen ook de laatste dagen van je leven zijn. Doordat tijd en ruimte waarin de zanger zich bevindt niet gedefinieerd zijn in het lied, kan het in alle voorkomende gevallen gebruikt worden.
Wat vooral van belang is, meer nog dan de specifieke medische situatie, is of deze vragen gesteld of herkend worden. Zo bezien zou dit lied zelfs gezongen kunnen worden wanneer niet de zangers zelf, maar een persoon over wie gelezen is, zulke vragen heeft. Denk hierbij aan een antwoord op de lezing van een gedeelte uit bijvoorbeeld Job of Prediker.

Auteur: Nienke van Andel