Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

954 - Rust en vrede


Adriaan Plantinga
Adriaan Plantinga

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Tekst en melodie van lied 954 zijn van de hand van Adriaan Plantinga (*1964). Hij schreef dit, volgens informatie die hij zelf heeft verschaft, toen iemand die hem dierbaar was, stervende was (bron: mail aan de compendiumredactie 17 november 2014).

Opbouw

Het lied bestaat uit vier regels. Er is geen rijmschema en ook geen herhaald metrum. De eerste twee regels vormen samen één zin, een wens die eindigt met een uitroepteken. De derde en de vierde regel vormen ook samen één zin, die eindigt met een punt. In deze twee zinnen wordt de stervende toegesproken. Het perspectief is daarbij gekozen vanuit degene(n) die om de stervende heen staat/staan. Aan het eind van de eerste zin wordt de stervende tegenover de zanger(s) met ‘jou’ aangeduid. Aan het eind van de tweede zin vormt de stervende een gemeenschap met de zanger(s), dan gaat het namelijk over ‘ons’. Zeker wanneer je dit lied in je eentje zingt, wordt duidelijk dat je (nog steeds) iets gemeenschappelijk hebt met de stervende, of zelfs gestorvene.

Inhoud

In de eerste zin van het lied wordt de stervende aangesproken als ‘mensenkind’. Dit doet aan de ene kant wat plechtig aan. De stervende wordt hier met respect en eer benaderd. Aan de andere kant is het, door het achtervoegsel ‘kind’, ook juist een heel intieme manier van aanspreken, waarin tegelijkertijd ook het einde besloten ligt: het hoort bij het mens-zijn dat je (ooit) sterft.
Aan deze mens worden drie zaken toegewenst: rust, vrede en Gods licht.
In de tweede zin valt een verandering van perspectief waar te nemen. De stervende/gestorvene wordt welkom geheten in de hand van de levende God. Het is gebruikelijk om iemand welkom te heten op een plek waar je zelf ook bent. Door dit zo te zingen wordt duidelijk dat levenden en gestorvenen met elkaar verbonden zijn doordat zij allemaal in Gods hand gehouden worden (zie ook Romeinen 14,7-8). Daarom kunnen de levenden de stervende welkom heten in Gods hand. In de tweede helft van deze laatste zin wordt dat nog eens bevestigd. God is ‘ons altijd nabij’.

Liturgische bruikbaarheid

Het meest voor de hand liggende moment om dit lied te gebruiken is bij een sterfbed. Daar is het, zoals hierboven al vermeld, ook voor geschreven. De auteur vermeldt dat het lied dan een aantal keren achter elkaar gezongen kan worden, al dan niet met (eenvoudige) begeleiding.
Hierbij kan het gaan om naasten die aan een sterfbed staan, maar het kan net zo goed door een pastor(aal bezoekende) gebruikt worden. Meer woorden kunnen of hoeven er op zo’n moment ook niet gezegd te worden. Het lied begint met ‘rust en vrede’. Deze woorden kunnen misplaatst aanvoelen: lang niet elk sterfbed is rustig en vredig. De kracht van dit lied kan echter zijn dat door het te zingen (zoals aangegeven: ‘teder’) rust en vrede ontstaan, misschien slechts zolang het lied gezongen wordt.
Een tweede mogelijkheid is om dit lied te gebruiken in een dienst waarin een of meer overledenen worden herdacht: een uitvaartdienst of een later moment waarin alle gestorvenen in een bepaalde periode in herinnering worden gebracht. Ook dan kan het verschillende keren herhaald worden, waardoor het ook gezongen kan worden tijdens een handeling zoals bijvoorbeeld het plaatsen van een steen, kaart of plaatje met de naam van de overledene(n).

Auteur: Nienke van Andel