Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

967 - Zonne der gerechtigheid


Een eerste kennismaking

De tekst van dit lied komt als een eenheid over, maar het aantal namen dat bij het lied vermeld staat, geeft aan dat de ontstaansgeschiedenis gecompliceerd is: drie Duitse dichters die elkaar niet gekend hebben en waarvan de gezamenlijke geboorte- en sterfjaren meer dan tweehonderd jaar omvatten. Ook de Nederlandse vertaling is een combinatie van twee teksten. Eén naam ontbreekt in het Liedboek in het rijtje van dichters van dit lied: Otto Riethmüller (1889-1938). Voor het door hem samengestelde Jugendgesangbuch (1932) koos hij de bij ons bekende melodie. Deze melodie behoorde echter bij een strofebouw van vijf regels met in de laatste regel vier noten. Riethmüller schreef op deze restnoten als een soort refrein de woorden ‘Erbarm dich, Herr’, en zo kreeg het lied zijn bekendheid. Het is niet alleen een gebed om eenheid en vernieuwing van de gemeente van Christus, maar ook wordt het verlangen verwoord dat het ‘voortvarend woord’ zijn weg vindt in de wereld (strofen 4 en 5).

Auteur: Pieter Endedijk


Sonne der Gerechtigkeit

Christian David Christian Gottlob Barth Johann Christian Nehring
Ad den Besten Frederik Mooi
Praag 1566
Mensch, erheb dein Herz zu Gott

Tekst

Herkomst en verspreiding

‘Zonne der gerechtigheid’ is een gebed om geestelijke opwekking en om het hervinden van de missie van de kerk. Het lied komt dan ook voort uit verschillende Duitse protestantse vernieuwingsbewegingen van de afgelopen eeuwen. Hoewel het klassiek aandoet en oude wortels heeft – achttiende- en negentiende-eeuwse teksten met een zestiende-eeuwse melodie – bestaat het lied in zijn huidige vorm pas sinds 1932. De Duitse predikant Otto Riethmüller (1889-1938) maakte een geslaagde collage van strofen van drie verschillende auteurs en combineerde die met de vandaag gangbare melodie. De Nederlandse versie van het lied is in het Liedboek ongewijzigd overgenomen vanuit het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 313).

Hoewel het aan het lied niet direct is af te lezen, heeft de tekst een complexe voorgeschiedenis. De liederen waar ‘Zonne der gerechtigheid’ uit voortkomt, waren geen statische gehelen. Vaak werden in een nieuwe liedbundel strofen toegevoegd, gewijzigd, weggelaten en/of gemengd met strofen van andere liederen. Het voert te ver om dit proces hier helemaal uit de doeken te doen. Een vereenvoudigde weergave staat in het onderstaande diagram.
Het tekstmateriaal dat uiteindelijk in Riethmüllers ‘Sonne der Gerechtigkeit’ terecht zou komen, is achttiende- en negentiende-eeuws en stamt zowel uit piëtistisch-lutherse kringen als uit de traditie van de Herrnhutters (de Evangelische Broedergemeente). Het auteurschap is te traceren tot drie lieddichters.

Herkomst van de strofen

Het merendeel van de strofen komt uit de eerste helft van de achttiende eeuw. Strofen 1 en 6 zijn van de hand van de predikant en zendeling Christian David (1690-1751). Hij was een Herrnhutter van het eerste uur: al vanaf 1722 was hij betrokken bij de opwekkingsbeweging van graaf Nikolaus Ludwig von Zinzendorf. Het missionaire elan van deze beweging komt terug in strofen 1 en 6: Christus verlicht zijn kerk voor het oog van de wereld (1) en inspireert zijn volgelingen om zijn goede werk te doen (6).

In zijn lied verwerkt David ook eerder geschreven strofen van de piëtistisch-lutherse predikant Johann Christian Nehring (1671-1736), waaronder de huidige strofen 3 en 7. Hierin gaat het vooral om de zo gewenste eenheid van de kerk (3) die voortkomt uit de drie-eenheid van God (7).

De strofen 2, 4 en 5 stammen uit het begin van de negentiende eeuw. Meestal worden ze toegeschreven aan de Württemburgse predikant Christian Gottlob Barth (1799-1862), maar mogelijk speelde zijn Tübingse collega Jonathan Friederich Bahnmaier (1774-1841) ook een rol bij het schrijven of redigeren van deze strofen. Barth was betrokken bij negentiende-eeuwse opwekkingsbewegingen. In zijn strofen moet de christenheid dan ook uit de ‘Schlaf der Sicherheit’ (2) gewekt worden om Gods woord aan de volken bekend te maken (4 en 5).

Het lied in zijn huidige vorm

Ook de Duitse predikant Otto Riethmüller hield zich bezig met de vraag wat in zijn tijd de missie van de kerk moest zijn. Hij maakte liedboeken voor de jeugd en zou zich later aansluiten bij de ‘Bekennende Kirche’. Voor het jongerenliedboek Ein neues Lied (1932) smeedde hij strofen uit de liederen van Nehring/David en Barth/Bahnmaier tot het lied wat het vandaag de dag nog steeds is. Hieronder een afbeelding uit de tweede druk van deze bundel (1933).
Dit is ook het eerste moment waarop het lied onder de tegenwoordig gebruikelijke melodie komt te staan. Deze melodie heeft een extra regel van vier lettergrepen ten opzichte van de oorspronkelijke strofen, en Riethmüller voegde aan elke strofe de refreinregel ‘Erbarm dich, Herr’ (‘Erbarm u, Heer’) toe. Inhoudelijk is Riethmüllers creatie zo’n eenheid dat de wordingsgeschiedenis er niet aan af te lezen is: de strofen sluiten haast naadloos op elkaar aan.

De Nederlandse vertaling is van de hand van dichter Ad den Besten (1923-2015) met de laatste strofe door de Groningse predikant Frederik Mooi (1921-2008). De Nederlandse versie is geënt op Riethmüllers originele lied uit 1932 (Evangelisches Kirchengesangbuch, 1950, nr. 218, daarna ook Evangelisches Gesangbuch, 1993, nr. 263; Gotteslob, editie 1975, nr. 644), maar in 1973 stelde de ‘Arbeitsgemeinschaft für ökumenisches Liedgut’ een enigszins gewijzigde versie vast (onder andere Evangelisches Gesangbuch, nr. 262; Gotteslob, editie 2013, nr. 481), die nu zij aan zij met de versie uit 1932 in het Evangelisches Gesangbuch staat (nr. 263). ‘Zonne der gerechtigheid’ is ook te vinden in het Gezangboek voor de Evangelische Broedergemeente (1968, nr. 329), het Oud-Katholiek Gezangboek (editie 2006, nr. 977), en de internationale meertalige bundel Colours of Grace (2006, nr. 77).

Inhoud en vorm

De zonsopgang, waarbij Christus als de zon geldt, is het beeld van de vernieuwing waar het lied om bidt (strofe 1). De christenheid is nu geestelijk dood omdat ze te zelfverzekerd (2) en verdeeld (3) is, maar ze bidt dat ze haar roeping aanvaardt om Gods woord te verspreiden en zo de hele wereld tot aanbidding van de Heer te brengen (4, 5, 6). Er spreekt urgentie uit: juist ‘in deze tijd’ (strofe 1) moet het gebeuren. De kyrieroep waar elke strofe mee besluit (‘Erbarm U, Heer’), benadrukt het gebedskarakter van het lied.

Missiologisch sluit het lied goed aan bij de missio dei-gedachte: God is degene die vernieuwing brengt en de mensen daarin meeneemt. Het lied drukt zich daarbij uit in collectieven: het is een gezamenlijk gebed van de kerk die één moet worden (1, 3) en de missie is gericht op volken (4) en uiteindelijk op ‘heel de mensheid’ (7).

Het rijmschema is A-A-B-B-C.

Strofe 1 (Christian David) en 2 (Christian Gottlob Barth)

De wens van geestelijke vernieuwing (met de zonsopgang als beeld daarvan) komt het meest naar voren in de eerste twee strofen. De ‘dag’ (1) is niet zozeer eschatologisch bedoeld, maar meer een ‘kairosmoment’ voor het herleven van de kerk. Deze opwekking komt niet alleen ten goede aan de kerk: vanuit de kerk is ze als een licht zichtbaar voor de hele mensheid (1.3-4: ‘opdat al wat leeft de dag / in uw kerk aanschouwen mag’; 2.3-4: ‘zend uw stralen overal / dat de aarde U loven zal’).

De ‘zonne der gerechtigheid’ is een beeld uit het profetenboek Maleachi. Op de ‘dag van de Heer’ zal voor degenen die ontzag voor God hebben ‘de zon van de gerechtigheid, die genezing in haar vleugels draagt, stralend opgaan’ (Maleachi 3,20). In de christelijke traditie wordt deze zon geïdentificeerd met Christus (vergelijk Lucas 1,78), net als de zon uit Psalm 19.

De zonsopgang maakt de ‘dode christenheid’ wakker ‘uit haar zelfverzekerdheid’ (2.2). De geestelijke zonsopgang is dus ook het aannemen van een houding van afhankelijkheid en openheid. De regel ‘zend uw stralen overal’ sluit aan bij het beeld van de zon (een vondst van de vertaler).

Strofe 3 (Johann Christian Nehring)

Deze strofe is een gebed om kerkelijke eenheid, vanuit het beeld van de kudde die door de herder samengebracht moet worden (Ezechiël 34,12; Matteüs 18,10-14; Johannes 10,16). Ook hier drukt het lied weer afhankelijkheid van Christus uit: er is sprake van een verdeeldheid ‘die geen mens ooit helen kan’ (3.2).

Strofe 4 en 5 (Christian Gottlob Barth)

In deze strofen komt het missionaire karakter van het lied het meest naar voren: er wordt gebeden om de verspreiding van Gods woord onder de volken. De Heer moet daarvoor de poort openen. ‘Verdrijf de nacht’ (4.4) verwijst weer naar het beeld van de zonsopgang.

Strofe 5 focust op hen die voor dit werk uitgezonden worden en bidt dat zij geloof, hoop en liefde krijgen voor dat werk (1 Korintiërs 13,13) zodat het moeizame werk een goede oogst oplevert (Psalm 126,5-6).

Deze strofen zijn iets minder strijdbaar dan het Duitse origineel. In de vertaling opent de Heer de poort met ‘stille kracht’ (4.3). In Barths originele strofe wordt echter rekening gehouden met serieuze tegenstand (‘hemme keine List noch Macht’). Bovendien krijgt de zendeling in de Duitse strofe 5 naast geloof, hoop en liefde ook ‘Kraft und Mut’ toegebeden.

Strofe 6 (Christian David)

In deze strofe wordt het verschijnen van Gods licht in deze tijd (‘heerlijkheid (…) in deze donkere tijd’) gekoppeld aan de roeping van de kerk (‘opdat wij (…) U ter beschikking staan’). Als God het geeft, is de kerk een zegen voor de wereld.

Strofe 7 (Christian Nehring; vertaling Frederik Mooi)

De laatste strofe is de enige die niet door Ad den Besten vertaald is, maar door de Groningse predikant Frederik Mooi. Den Besten schrijft in het compendium bij het Liedboek voor de kerken: ‘Enige tijd nadat in de Hervormde Gezangencommissie mijn vertaling was aanvaard, kwam een tweede bewerking van F. Mooi, hervormd predikant te Haren, ter tafel. Hiervan beviel ons de slotstrofe zo goed, dat daaraan de voorkeur werd gegeven boven mijn oorspronkelijke versie van dat couplet’ (k. 728-729).

De laatste strofe is een doxologie. In Nehrings tekst wordt de Drie-eenheid verbonden met de oecumene (‘der, wie er ist drei in ein, / uns in ihm lässt eines sein’), waardoor de strofe terugwijst naar strofe 3. In de bewerking van Mooi valt deze connectie weg. De Drie-eenheid krijgt bij hem een muzikaal tintje (‘heel de mensheid stemme saam / in de drieklank van uw naam’) en het oog gaat net als in de strofen 1 en 2 uit naar ‘heel de mensheid’.


Melodie

Otto Riethmüller gebruikte voor zijn samengestelde lied een melodie uit de traditie van de Boheemse broeders (waar de Herrnhutters later uit voort zouden komen). Deze melodie was in onbruik geraakt en kreeg een nieuw leven doordat Riethmüller die vond in Die Melodien der deutschen evangelischen Kirchenlieder (deel 1, 1889, nr. 1974) van de hymnoloog Johannes Zahn (1817-1895).

De vroegst bekende gedrukte variant van de melodie betreft een wereldlijk lied in de verzameling Schöner fröhlicher frischer alter und neuer deutscher Liedlein (1556): ‘Der reich’ Mann war geritten aus’. Waarschijnlijk ging de melodie in verschillende vormen al eerder rond. De melodie duikt als kerklied voor het eerst op in 1561 in een Tsjechisch gezangboek van de Boheemse broeders. Vijf jaar later nemen ze het lied ook in hun Duitstalige liedboek op onder de titel ‘Mensch, erheb dein Herz zu Gott’. Waar de oorspronkelijke melodie in F-lydisch genoteerd is, werd hij in Riethmüllers bundel naar Es getransponeerd en in latere liedboeken naar D.

‘Mensch, erheb dein Herz zu Gott’ is een frisse zestiende-eeuwse melodie, optimistisch en levendig (melismen aan het begin, veel kortere noten in de tweede helft). Wie het zingt, zingt het in het vertrouwen dat de zon van de gerechtigheid daadwerkelijk zal opgaan. Er is een opvallend contrast tussen de eerste twee regels (hoger, breeduit en lyrisch, met melismen en lange slotnoten) en de laatste drie regels (lager, korter, kleinere notenwaarden, kleinere intervallen, aan één stuk door gezongen). Dit contrast komt ook naar voren in het gebruik van de lydische modus: het eerste gedeelte gebruikt het hexachordum molle samen met het hoge hexachord naturale, terwijl het tweede gedeelte in het (lagere) hexachordum molle blijft. De stijgende sprongen in de eerste melodieregel ondersteunen bij deze tekst het beeld van de zonsopgang.

De oorspronkelijke strofen hebben het lettergrepenschema 7-7-7-7, net als bijvoorbeeld ‘Nun komm, der Heiden Heiland’, een van de melodieën waarop ze werden gezongen. Met de nieuwe oude melodie (en daarbij Riethmüllers toevoeging van de kyrieroep) wordt het schema 7-7-7-7-4, wat een vrij uniek schema is. In het Nederlandse taalgebied wordt deze melodie alleen gebruikt voor ‘Zonne der Gerechtigheid’ en Jan Smeliks lied ‘God die is en was en komt’ (Gereformeerd Kerkboek 2006, gezang 121, en editie 2017, gezang 249).


Liturgische bruikbaarheid

Ook als het lied buiten de eredienst gezongen zou worden, veronderstelt ‘Zonne der gerechtigheid’ de context van de kerk. Het lied is niet gebonden aan een bepaalde tijd van het liturgisch jaar of een bepaald liturgisch moment.

Zowel in het Liedboek voor de kerken (1973) als het Liedboek (2013) bevindt het lied zich in de rubriek ‘Kerk’. Binnen dit thema gaat het lied vooral over de missie van de kerk. In enkele Duitstalige liedboeken wordt het lied in de rubriek ‘oecumene’ geplaatst (vergelijk strofe 3). Het lied zou dus dienst kunnen doen bij allerlei gelegenheden waar het gaat over kerk, missie en/of oecumene, bijvoorbeeld een oecumenische viering, het bevestigen van een ambtsdrager of het uitzenden van een missionair werker.

De structuur van het lied maakt het mogelijk om het lied in beurtzang te zingen. Bijvoorbeeld: de gemeente beperkt zich tot het terugkerende ‘erbarm u Heer’ en cantor of cantorij zingt de rest. Of  verschillende groepen zingen respectievelijk regel 1-2 en 3-4 en allen de slotregel.

Auteur: Diederik Blankesteijn

Bronnen

Andrea Ackermann & Helmut Lauterwasser, 262/263 Sonne der Gerechtigkeit, in: Martin Evang & Ilsabe Seibt (Hrsg.), Liederkunde zum Evangelischen Gesangbuch, Göttingen 2015, 51–59.
Wim Kloppenburg, ‘Een naadloze lappendeken…’, in: Muziek en Liturgie 73 (2004) nr. 2, 5.
Karl Christian Thust, 262/263 Sonne der Gerechtigkeit, in: Die Lieder des Evangelischen Gesangbuchs, Band 1: Kirchenjahr und Gottesdienst (EG 1-269). Kommentar zu Entstehung, Text und Musik, Kassel 2012, blz. 458-461
Johannes Zahn, Die Melodien der deutschen evangelischen Kirchenlieder, Gütersloh 1889–1893.


Media

Uitvoerenden: Interkerkelijk Koor Zevenmaal Hardenberg o.l.v. Riekus Hamberg; Piet Wiersma, orgel