Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

968 - De ware kerk des Heren


The Church’s one foundation

Samuel John Stone
Willem Barnard
Samuel Sebastian Wesley
Tune: AURELIA

Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichting bij de melodie is nieuw geschreven voor dit compendium.   

Er is nauwelijks een gezangboek aan te wijzen met zo verstrekkende invloed als Hymns Ancient and Modern, dat in 1861 voor het eerst verscheen. Een van de samenstellers van deze bundel was Samuel John Stone, anglicaans geestelijke en lange tijd de liefdevolle voorganger van één der armste parochies in Oost-Londen, zelf een verdienstelijk dichter van kerkliederen. Verreweg het meest bekend en geliefd werd zijn gezang The Church’s one foundation. Hij schreef het toen hij 27 jaar oud was, een jongeman vervuld van edele ijver om de orthodoxie te verdedigen tegen kerkscheurende, geloofondermijnende theologische discussies. Vooral de derde strofe legt daarvan getuigenis af! Stone was niet afkerig van denkvrijheid, maar hij betreurde de miskenning van het mysterium, dat de kerk voor hem vertegenwoordigde: zij was niet een gemeente van geloofsgenoten allereerst, maar de mystieke bruid van de Heer en daarom ondeelbaar.

De aanhef waarmee de oude vertrouwde vertaling begint (‘Eén Naam is onze hope, gezang 112 in de ‘Hervormde Bundel 1938’) is daarom niet gelukkig als weergave van Stone’s bedoeling: het gaat hem om het visioen van de onvergankelijke kerk, haar onaantastbaarheid, haar unio mystica; niet allereerst om de hoop die ons vervult en verbindt. Overigens echter is die oude vertaling getrouw, op de weglating van het (als gezegd voor Stone’s gedachtegang kenmerkende en daarom onmisbare) derde couplet na. Ook de nieuwe vertaling geeft de gang van het gezang trouwhartig weer, al is de eerste strofe nogal vrij vertaald. Er is in de Nederlandse tekst namelijk een zinspeling ingeweven op het Magnificat, de lofzang van Maria, die bij uitstek het beeld van de bruidsgemeente is, de jonkvrouw Sion, de ware gestalte van de kerk ten opzichte van haar Heer.

Dat met het bijvoeglijk naamwoord in de eerste regel niet verwezen wordt naar dogmatische pretenties van afzonderlijke kerkorganisaties behoeft nauwelijks vermeld te worden; dat het hier toch wordt opgemerkt berust op de verbijsterende ervaring dat argwanende ‘hervormden’ bleken te veronderstellen met een ‘gereformeerde’ vertaling van doen te hebben!

In de tweede strofe is de verwijzing naar Paulus’ epistel aan de Efeziërs (4,1-16) wel onmiskenbaar. In de vierde strofe is, bewuster dan in Stone’s tekst, een zinspeling op Openbaring 21 (vers 2) verwerkt, in overeenstemming met de beeldspraak die heel het lied heeft bepaald.

In De Tale Kanaäns (Amsterdam 1963) staat het lied gerangschikt onder de vleugelen van de zeventiende zondag na Pinksteren , dan is namelijk Efeziërs 4,1-6 de epistellezing.

Auteur: Willem Barnard


Melodie

Je kunt je nauwelijks voorstellen dat dit lied op een andere melodie wordt gezongen dan die van Samuel Sebastian Wesley (1810-1876). Wesley schreef zijn melodie AURELIA oorspronkelijk voor Jerusalem, the golden, de vertaling van de Latijnse hymne Urbs Sion aurea van Bernard van Cluny (12e eeuw) door John Mason Neale (1818-1866). Daaraan ontleent de melodie zijn naam. In de tweede editie van editie van Hymns Ancient and Modern (1875) is de melodie verbonden met de tekst van Samuel John Stone en sindsdien is er een onverbrekelijke eenheid tussen tekst en melodie. Het lied is met deze melodie wijd verspreid en komt in haast alle Engelstalige hymnals voor.

Over het ontstaan en de datering van de melodie is een getuigenis bekend van de organist en componist Kendrick Pyne (1852-1938). Hij was in 1865 als jongen van dertien met zijn moeder in een van de gebouwen van de kathedraal van Winchester, waar Wesley toen werkte. Toen de componist de ruimte waar Pyne was binnenkwam, had hij een vod papier in zijn hand waarop een psalmtune stond, die hij net daarvoor had gecomponeerd. Wesley zei: ‘I think this will be popular’. Pyne’s moeder zong de woorden van Jerusalem the golden op de noten en Wesley’s vrouw gaf de melodie de naam AURELIA (English Church Music, januari 1935, blz. 5, geciteerd in Routley 1968, blz. 201-202).

De waardering voor de melodie is wisselend. Een tijdgenoot van Wesley, Henry John Gauntlett (1805-1876) spreekt van ‘secular twaddle’, triviale kletspraat (geciteerd in Een Compendium…, k. 707); Routley van ‘its depressing and threadbare quality’ (Routley 1968, blz. 202), maar H.E.C. Stapleton van een ‘magnificent and stately tune’ (The Canterbury Dictionary of Hymnology).

De typisch Engelse melodie met zijn ruime ambitus en gelijke ritme in elk regelpaar krijgt karakter door de eigen harmonisatie van Wesley (zie onder andere de koorbundel bij het Liedboek). Hier zien we geraffineerde harmonieën en modulaties en een mooi voorbeeld van wat harmonische progressie wordt genoemd. Wesley was een groot bewonderaar van Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847). Uitgaande van de toonsoort D-groot bevestigt de componist deze toonsoort in het eerste regelpaar. In het tweede regelpaar moduleert hij naar de dominanttoonsoort A-groot met een fraaie chromatische lijn in de tenorpartij in de derde regel. In het derde regelpaar moduleert de melodie naar e-mineur om ten slotte terug te keren naar D-groot in het laatste regelpaar. Opvallend zijn de voorhoudingen aan het eind van de oneven regels.

Auteur: Pieter Endedijk

Bronnen:

The Canterbury Dictionary of Hymnology (klik hier, geraadpleegd 03-02-2018).
Erik Routley, The musical Wesleys, Londen 1968, blz. 201-202.


Media

Uitvoerenden: Sweelinckcantorij o.l.v. Christiaan Winter; Wim Dijkstra, orgel (strofen 1, 2, 5) (bron: KRO-NCRV)