Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

973 - Om voor elkaar te zijn uw oog en oor


Een eerste kennismaking

De benedictines Delores Dufner (*1939) schreef de tekst van dit lied waarvan de eerste regel oorspronkelijk luidt: ‘To be your presence is our mission here’. Dit lied gaat over onze missie in de wereld: de roeping van de kerk is Gods aanwezigheid te ervaren en te laten ervaren in het diaconaal handelen. Het is de theologie van de presentie die hier wordt verwoord. In de Engelse tekst wordt de eerste regel ook in de tweede en derde strofe ongewijzigd herhaald. Gert Landman (*1951) heeft dat in zijn vertaling niet toegepast, waardoor er meer ruimte ontstond voor de beschrijving van die presentie: oog en oor te zijn om te zien wie niet gezien wordt (strofe 1), hand en voet te zijn om te helpen wie geen helper heeft (strofe 2), hart en mond te zijn om op te komen voor wie verstomd is (strofe 3). Zo worden wij het gezicht van Christus in brood en wijn, tekenen van gerechtigheid en vrede (strofe 4). De tekst is één doorlopende zin en om het verband te begrijpen moeten alle strofen gezongen worden.
Het lied heeft een melodie van de Ierse componist Charles Villiers Stanford (1852-1924), die hij schreef voor de Engelse tekst van ‘Voor alle heiligen in de heerlijkheid’ (zie Liedboek 727). Dat verklaart dat elke strofe met een ‘halleluja’ eindigt. Dat is misschien voor ons minder passend bij de inhoud van de coupletten. Maar is ons diaconaal handelen niet een vorm van lof aan God?
Het lied is afkomstig uit de liedbundel van de lutheranen in Noord-Amerika.

Auteur: Pieter Endedijk


To Be Your Presence

Engelberg

Tekst

Ontstaan

In 1998 kondigde paus Johannes Paulus II in zijn bul Incarnationis Mysterium het Jubeljaar 2000 aan.
Het rooms-katholieke bisdom van Saint-Cloud te Minnesota (Verenigde Staten) gaf in verband met de viering van dat jaar aan Delores Dufner, zuster van St. Benedict’s Monastery Minnesota, opdracht een nieuw lied te schrijven. Zij schreef het in 1999 en het werd in 2000 uitgegeven.
Het lied raakte breder verspreid toen het in 2006 opgenomen werd in de bundel Evangelical Lutheran Worship en in de vierde uitgave van de rooms-katholieke bundel Worship (2011). Op 31 oktober 2016 werd het lied gezongen tijdens de gezamenlijke Reformatieherdenking van rooms-katholieken en lutheranen in het Zweedse Lund, waarbij paus Franciscus aanwezig was. Het Liedboek is – ook internationaal gezien – de eerste bundel die een vertaling van Dufners lied bevat.

Hart, stem en handen

Zuster Delores baseerde haar lied op het mission statement van het bisdom van Saint-Cloud. Daarin stelt het bisdom dat het in verbondenheid met de wereldwijde kerk, de presentie van Jezus Christus in deze wereld gelooft en proclameert. Het is de christelijke roeping om in de wereld het hart, de handen en de stem van Christus te zijn:

Our mission is to be His heart of mercy,
voice of hope, and hands of justice.

Het oorspronkelijke, Engelstalige lied is opgebouwd aan de hand van de drie elementen uit dit statement. In couplet 1 treffen we de woorden heart of mercy aan:

To be your presence is our mission here,
to show Compassion’s face and listening ear,
to be your heart of mercy ever near, alleluia!

Het component hands of justice uit het mission statement staat in het tweede couplet:

To be your presence is our mission bold,
to feed the poor and shelter homeless cold,                  
to be your hands, your justice to uphold, alleluia!

De woorden voice of hope zijn in de derde strofe opgenomen:

To be your presence is our mission blest,
to speak for all the broken and oppressed,
to be your voice of hope, your love expressed, alleluia!

In de slotstrofe keren de drie elementen terug:

We are your heart, O Christ, your hands and voice;
to serve your people is our call and choice,
and in this mission we, the Church, rejoice, alleluia!  

Behalve door het mission statement van het bisdom van Saint-Cloud heeft zuster Delores zich ook laten inspireren door de Pastorale Constitutie Gaudium et spes (7 december 1965) van het Tweede Vaticaanse Concilie. Daarin wordt de taak en plaats van de Kerk in de snel veranderende, moderne wereld beschreven. De Kerk richt zich niet alleen op rooms-katholieken of christenen, maar ‘tot alle mensen zonder onderscheid. Het document wil duidelijk maken hoe ‘de aanwezigheid van de Kerk in de wereld van onze tijd’ gestalte krijgt. In hoofdstuk 2 (artikel 27) wordt onder meer opgemerkt:

‘Vooral in onze dagen hebben wij de grote plicht om onszelf de naaste te weten van elke mens, wie dan ook, en hem metterdaad te dienen als wij hem ontmoeten, hetzij het een oude man is, door allen in de steek gelaten, hetzij een buitenlandse arbeider, ten onrechte verdacht, of een balling, of een kind dat uit een onwettige vereniging is geboren en dat onverdiend lijdt voor een zonde die het zelf niet heeft bedreven, of een dorstige die een appel doet op ons geweten in de naam van de Heer: ‘Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringste van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan’ (Matteüs 25,40).’ [vertaling: E. Schillebeeckx en L. Van Gelder].

Deze toewending tot de hele mensheid, tot alle mensen zonder onderscheid, wordt ook indirect in het lied van zuster Delores verwoord: het is onze opdracht om de armen te voeden en de dakloze onderdak te bieden (strofe 2), om op te komen voor de gebrokenen en verdrukten (strofe 3), om Christus’ mensen (your people) te dienen (strofe 4).
De gedachte dat omgezien moet worden naar de armen en weerlozen, naar weduwen en wezen wordt in de Bijbel talrijke keren verwoord, onder andere in Psalm 10, 72, 82, 146; Jesaja 58,6-7; Jeremia 5,27-29; 7,5-11 en Maleachi 3,5. In Matteüs 25,31-46 wordt de diaconale taak van mensen verbonden met Christus’ aanwezigheid in de wereld.
Wat de bijbelse vindplaatsen betreft, geeft zuster Delores zelf aan dat haar lied mede geïnspireerd is op 1 Korintiërs 12 en 13. In hoofdstuk 12 gebruikt de apostel Paulus de metafoor van het menselijk lichaam om de verbondenheid van de gelovigen onderling én met Christus te benadrukken: de gelovigen zijn leden van het lichaam van Christus, die het hoofd is van dit lichaam. Alle lichaamsdelen hebben elkaar nodig. Wanneer één lichaamsdeel pijn lijdt, lijden alle andere mee; wanneer één lichaamsdeel met respect behandeld wordt, delen alle andere in die vreugde.
Deze eenheid van de lichaamsdelen alsook de eenheid van het hoofd Christus met zijn lichaam wordt in het lied verwoord door de basisgedachte dat ‘wij’ voor elkaar het hart, de handen en de stem van Christus zijn. Het grondmotief om Christus’ aanwezigheid in deze wereld gestalte te geven, is de liefde die Paulus bezingt in 1 Korintiërs 13; de missie vindt plaats vanuit onbaatzuchtige liefde.
Bij het doorlezen van de tekst kan men zich afvragen of het Halleluja waarmee elk couplet afsluit, wel op zijn plek is in een lied waarin allerlei menselijk leed centraal staat. De Halleluja-acclamatie zal in het lied terechtgekomen zijn omdat de melodie oorspronkelijk gecomponeerd is bij het lied For all the saints van William Walsham How (zie Liedboek 727: Voor alle heiligen in de heerlijkheid). Dit lied eindigt elk couplet met Halleluja. Toen Delores Dufner deze melodie koos voor haar contrafacttekst, is de afsluitende acclamatie blijven staan. En eigenlijk is die uitroep ook bij de inhoud van dit lied passend. De lof op God bestaat niet immers alleen uit woorden, maar ook uit daden, namelijk werken van barmhartigheid.

Vertaling

Gert Landman maakte een vrije bewerking van To be your presence. Het rijmschema A-A-A-(B) heeft hij daarbij aangehouden. Waar in de oorspronkelijke Engelse tekst de eerste drie strofen steeds openen met To be your presence … begint Landman couplet 1, 2 en 3 met ‘Om voor elkaar te zijn …’. In de Nederlandse liedtekst verschijnt de eerste punt pas achter de voorlaatste regel van de slotstrofe. De vertaling bestaat dus uit één lange zin:

Om voor elkaar te zijn uw oog en oor [couplet 1], uw hand en voet [couplet 2], uw hart en mond [couplet 3], roept U ons, Christus, uw gezicht te zijn, gerechtigheid en vrede, brood en wijn, uw liefde, hoop, geloof – uw zonneschijn [couplet 4].

Op deze wijze heeft Landman het ‘probleem’ willen oplossen dat elke strofe met Halleluja eindigt, hoewel de tekst handelt over allerlei menselijke misère.
De vertaling bevat in de slotstrofe diverse elementen die in het origineel niet staan, maar die bij de thematiek van het lied uitstekend passen. Het avondmaal als viering van verbondenheid tussen de avondmaalvierders, en verbondenheid tussen hen en Christus die in ons aanwezig is in brood en wijn. Zo wordt Christus’ gezicht, zijn gerechtigheid en vrede present in deze wereld. Het gebruik van de bekende trits geloof, hoop en liefde uit 1 Korintiërs 13,13 in de slotstrofe is te meer op zijn plaats omdat dit bijbelhoofdstuk een inspiratiebron voor zuster Delores was.

Liturgische bruikbaarheid

Gezien de vorm van het lied zal het voor zichzelf spreken dat alle strofen altijd gezongen moeten worden. Het lied kan in de liturgie uiteraard een plek krijgen bij thematiek rondom diaconaat, gerechtigheid en de taak van de kerk in de wereld. Het lied kan ook goed fungeren bij de inzameling van de gaven, alsmede in het kader van de avondmaalsviering.


Melodie

Herkomst en verspreiding

De melodie die Sir Charles Villiers Stanford componeerde voor het lied van Walsham How en die om onbekende reden de bijnaam ENGELBERT kreeg, werd voor het eerst gepubliceerd in de bundel Hymns Ancient & Modern uit 1904. Stanford maakte voor elk van de acht coupletten van How’s lied ‘For all the Saints’ een afzonderlijke zetting, die in deze bundel alle afgedrukt werden.
In Hymns Ancient & Modern werden nog zeven andere melodieën van Stanford opgenomen, maar ENGELBERG is het meest bekend gebleven, vooral doordat er meerdere liedteksten op geschreven zijn. Behalve het lied van Delores Dufner gaat het om de liederen ‘All praise to thee,for thou, o kind divine’ (F. Bland Tucker), ‘When, in our music, God is glorified’ (Fred Pratt Green) en ‘We know that Christ is raised and dies no more’ (John Geyer).
Dat Stanford gehecht was aan de melodie, kan mogelijk afgeleid worden uit het feit dat zijn Sonate No. 5 ‘Quasi una Fantasia’ voor orgel (gecomponeerd in mei 1918) er helemaal op gebaseerd is.

Analyse

ENGELBERG is een melodie met de allure van een Engelse kathedraal. Diverse elementen dragen bij aan het typerend Engelse karakter van de melodie die geheel diatonisch is, dat wil zeggen: geen enkele incidentele verhoging of verlaging kent.
Met uitzondering van de slotregel omvat elke melodieregel drie maten, waarbij elke regel bovendien begint met een opmaat van drie kwartnoten. Het gepuncteerde ritme in de tweede maat van elke regel verleent de melodie kracht. Het majestueuze karakter wordt bovendien versterkt door de stoere octaafsprong aan het begin van de tweede regel.
De regels 1, 2 en 3 eindigen ritmisch op gelijke wijze, conform het rijmschema A-A-A. Opvallend is eveneens dat geen enkele melodieregel op de tonicatoon eindigt, zelfs de laatste regel niet. Daarentegen speelt de dominant d’ de hoofdrol in de regels 1, 2 en 4. De derde regel lijkt wel even naar de grondtoon g’ te leiden, maar eindigt toch op de tertstoon b’, die naar de c” voert van de volgende regel.
In Hymns Ancient & Modern uit 1904 noteerde Stanford zijn melodie in halve noten en kwartnoten en zonder aanduiding van de maatsoort. Zoals ook in andere hedendaagse Engelse hymnals is in het Liedboek gekozen voor een notatie in kwartnoten en achtste noten onder het maatsoortteken 2/2. Er had beter voor 4/4 gekozen kunnen worden, omdat deze maatsoort ook bij andere hymn tunes in de bundel gebruikt is. Hoe dan ook, het is wenselijk dat voor het tempo een langzame halve noot of een snellere kwartnoot aangehouden wordt. Als tempo-indicatie: circa MM 60 voor de halve noot of circa MM 120 voor de kwartnoot.

Auteur: Jan Smelik

Met dank aan zuster Delores voor haar informatie.


Media

Video: Een uitvoering van het lied met de tekst 'When In our Music God is Glorified'