Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

992 - Wat vraagt de Heer nog meer van ons


Een eerste kennismaking

Wim van der Zee (1930-1995) gaf in zijn werk als secretaris van de Raad van Kerken in Nederland in de jaren tachtig van de vorige eeuw gestalte aan het conciliair proces met aandacht voor vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping. Deze thema’s herkennen wij in dit lied, dat Van der Zee ontdekte tijdens de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Canberra (1991). Uitgangspunt van de tekst is Micha 6,8: “Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de Heer van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God’. Deze Bijbeltekst is bijna letterlijk het eerste couplet. De oorspronkelijke tekst werd geschreven door de Nieuw-Zeelandse methodistische predikant William Livingstone Wallace (*1933), die er ook een melodie bij schreef, maar deze werd niet overgenomen. Daarvoor in de plaats kwam een melodie van de Arie Eikelboom (*1948) met wie Van der Zee vele jaren samenwerkte in de Haagse Maranathakerk.

Auteur: Pieter Endedijk


What does our God require of us


Tekst

Originele tekst

In het voorwoord bij zijn verzamelbundel The Mystery Telling: Hymns and Songs for the New Millennium (2001, deel 2 2008), citeert William (Bill) Livingstone Wallace de Amerikaanse componist Aaron Copland, die tegen de insluipende gewoonte om muziek ‘als een slaapbank’ te gebruiken opponeerde: ‘Music should wake us up not put to sleep’. Dit citaat typeert als een motto de kerkliederen van Wallace, die ons – naar zijn eigen zeggen – helpen ‘om alert te zijn op enkele scherpe uitdagingen die in dit millennium op de mensheid afkomen: milieuproblemen, de groeiende kloof tussen arm en rijk en de noodzaak om zowel de globalisering als de waarde van iemands eigen cultuur, religie of moreel systeem bijeen te houden’. Om deze uitdagingen aan te gaan in een door rationele wetenschap gedomineerde wereld is het naar Wallace’ inzicht van belang om zicht te houden op het ‘mysterie’, het geheim van God. Dat zal ons de kracht geven ‘met Christus te wandelen over de uitdagende en grotendeels onbekende wateren van de eenentwintigste eeuw’.

Geheel in deze sfeer past het lied ‘What does our God require of us’, dat Wallace al eerder had opgenomen in zijn driedelige bundel Singing the Circle (1990). Het is geïnspireerd op de tekst uit Micha 6: ‘Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de Heer van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God’.

In The Mystery Telling schrijft Wallace ter toelichting hoe hij het woord ‘nederigheid’ (humility) als afgeleide ziet van ‘aarde’ (humus): ‘Nederig je weg gaan is je plaats innemen als deel van het met elkaar verweven geheel van de natuur, geschapen door God’. En: ‘De allerhoogste vorm van jezelf genade schenken is jezelf toe te staan om door de duisternis van schuld, angst, ondergang en eenzaamheid te gaan naar het diepste punt van stilte daarin. Die stilte gecombineerd met het streven naar gerechtigheid is de bron van alle vrede en staat ons toe gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping na te streven’.

Deze laatste drie woorden verwijzen naar de thema’s die centraal stonden in het zogeheten ‘conciliair proces’ dat de Wereldraad van Kerken in de jaren tachtig van de vorige eeuw op gang had gebracht. Wallace werkt ze in vier korte strofes uit.

De eerste behelst goeddeels de tekst van de profeet Micha:

What does our God require for us
but to do justly, love mercy,
and humbly walk with God.

In de tweede strofe behoudt Wallace de vorm van de vraag, maar verandert hij het onderwerp in de aarde. Die vraagt ons de eenheid en waardigheid van het leven te eerbiedigen en te bewaren:

What does the Earth require of us
but to share oneness, give nurture,
and reverence all of life.

In de derde strofe zijn het vervolgens de mensen die ons vragen om recht, zorg en eenheid:

What do the people seek with us
but to gain justice, share caring,
and be at one with Earth.

De vierde strofe is ten slotte een oproep om ‘het lied van God’ te zingen en de gerechtigheid en stilte te vinden die nodig zijn om samen met God de aarde te hoeden:

Come let us sing the song of God
as we seek justice, find stillness,
and treasure Earth with God.

Vertaling van Wim van der Zee

Het is de verbinding met de al genoemde Wereldraad van Kerken en zijn conciliair proces die maakte dat dit lied – als enige in een andere taal verschenen lied van Wallace – in Nederland terecht is gekomen. Toenmalig secretaris van de Raad van Kerken in Nederland, ds. Wim van der Zee, kwam het op het spoor toen in 1991 juist in Nieuw-Zeeland (Canberra) een Assemblee van de Wereldraad plaatsvond. Het thema van die assemblee was ‘Kom Heilige Geest – vernieuw heel de schepping’. Van der Zee, die net als Wallace de idealen van het conciliair proces én liturgie en kerklied was toegedaan, vertaalde en bewerkte het lied voor Nederlandse monden. De vierde strofe, waar Wallace zijn specifieke beeld van de ‘stillness’ ter sprake brengt, heeft Van der Zee daarbij vervangen door een toespeling op het motto van de assemblee in Canberra:

Het is de Geest die ons beweegt
dat wij Gods wil doen en omzien
naar alles wat er leeft.

In de vraag naar eenheid, ‘communio’, tussen de mensen, die spreekt uit het derde couplet van Wallace, zag de oecumenicus Van der Zee een verband met de Maaltijd van de Heer. Als beeld van eenheid voegde hij daarom het breken en delen aan de eucharistische maaltijd in, van waaruit tot gerechtigheid en zorg wordt opgeroepen:

Wat vragen mensen meer van ons
dan dat wij breken en delen
als ons is voorgedaan?

Hoewel de strofes van het lied zich laten lezen en zingen (en meestal ook worden afgedrukt) als drieregelig gaat het eigenlijk om vierregelige strofes met als metrum: 8.5.3.8. Er is, zowel in het origineel als in de vertaling, geen rijmschema gehanteerd. De herhaling van de kenmerkende vorm in de eerste drie strofes geeft echter een sterke structuur aan de tekst, zoals het loslaten daarvan het concluderende karakter van de laatste strofe versterkt.


Melodie

Bill Wallace maakte zelf een melodie bij zijn lied, die hij, naar de profeet aan wie hij de eerste strofe ontleende, MICAH noemde. Of deze melodie ook bekend was bij Arie Eikelboom, cantor-organist van de Haagse Maranathakerk toen Van der Zee daar predikant was, is niet meer met zekerheid te achterhalen. Van der Zee vroeg hem in ieder geval een melodie te maken waarop zijn hertaling gezongen zou moeten worden en liet het zo ook publiceren in het vijfde deel van de serie Zingend Geloven (1995, nr. 80). Op deze zelfde melodie is het dan ook in het Liedboek terecht gekomen.

De melodie van Eikelboom vertoont opvallende gelijkenis met die van Wallace, maar heeft een aantal sterke punten ten opzichte van het origineel.

Wallace:
Eikelboom:
De transpositie naar D-groot bracht Eikelboom in de gelegenheid om het motief van de stijgende kwart in de tweede regel tot aan het octaaf te herhalen, wat een bijzonder sterke climaxwerking heeft. Het interval, dat de basis vormt van deze melodie, komt in de stijgende eerste regel tweemaal voor (melodisch van d’ tot g’ en als sprong van fis’ naar b’), in de tweede regel melodisch van a’ tot het hoogtepunt d” en – in de daling – als sprong van fis’ naar b’. In de derde regel komt het nog eenmaal voor als sprong van d’ naar g’. Een melodische daling naar de tonica d’ wordt echter vermeden. Eikelboom koos voor de terts fis’ als slotnoot van zijn melodie, als was het om gehoor te geven aan de oproep van Copland: ‘Music should wake us up!’, een gedachte die niet vreemd was aan de spiritualiteit van Van der Zee, die in dit verband gezegd moet hebben: ‘Na het zingen weer aan het werk!’

Ook het ritme is ten opzichte van het origineel veranderd. Waar Wallace zijn melodie in een gelijkmatige 4/4-maat schrijft, is het ritme bij Eikelboom veel beweeglijker, het intrinsieke ritme van de tekst volgend, wat de zeggingskracht ervan versterkt, en de vrijblijvendheid vermindert. Temposuggestie: 114 voor de kwartnoot.


Liturgische bruikbaarheid

Het lied is opgenomen in de rubriek ‘Gerechtigheid’ en kan goed gezongen worden in de liturgische herfsttijd als de thema’s vrede en gerechtigheid de dagen kleuren. De tekst uit Micha 6 staat in het Gemeenschappelijk Leesrooster op de vierde zondag na Epifanie in het A-jaar, tezamen met de lezing van de zaligsprekingen (Matteüs 5,1-12). Door de toespeling op de eucharistie is het lied in alle gevallen bijzonder bruikbaar als tafellied. Buiten de zondagse liturgie kan het wellicht goede diensten bewijzen bij gespreksavonden over de thema’s uit het conciliair proces of, zoals Wallace ze noemde, ‘de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw’: sociale gerechtigheid, milieuproblematiek en globaliseringsvraagstukken.

Auteur: Cees-Willem van Vliet


Media

Uitvoerenden: Cappella pro Cantibus o.l.v. Cor Brandenburg; Jaco van Leeuwen, orgel (bron: KRO-NCRV)