Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

995 - O Vader, trek het lot U aan


Leipzig 1539
Vater unser im Himmelreich

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit lied van Ad den Besten verscheen in zijn bundel liedteksten Loflied voor tegenstem (Baarn 1965) en droeg als aanhef: ‘Een lied van de gerechtigheid’. In de bundel is het lied gerubriceerd onder de ‘Vrije liederen’.
In Een compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen van het Liedboek voor de kerken (1977, k. 788) laat Den Besten zich nogal laatdunkend uit over zijn geesteskind. Hij spreekt zelfs ten aanzien van het gehanteerde rijm (‘rime riche’) van ‘poëtisch armelijk’.
Desondanks ligt dit lied hem zeer na aan het hart vanwege de inhoudelijke kant. In dit lied staat de geloofwaardigheid van de christenheid op het spel.
Het lied stond als gezang 349 in het Liedboek voor de kerken (1973) en kreeg ook een plaats in Laus Deo (2000, blz. 1155) en in Weerklank (2016, nr. 257).

Inhoud

Strofe 1

Dit lied draagt een gebedskarakter. Het bestaat uit twee strofen.
In de eerste strofe wordt God als Vader aangesproken. Er wordt op Hem een beroep gedaan zich te bekommeren om allen op aarde en in het bijzonder – het beeld van de Vader wordt hier verder uitgewerkt – om ‘de kinderen in nood’.
De woorden ‘Gij die geen stenen geeft voor brood’ zijn een duidelijke verwijzing naar een fragment uit de Bergrede (Matteüs 7,9-11), waar Jezus een kleine gelijkenis uitspreekt over een mens die zijn kind toch geen steen voor een brood zal geven? Vergelijk ook Psalm 145,15-17 waar God getekend wordt als de rechtvaardige die zijn hand opent om te verzadigen.
Aan het eind van de strofe spreekt Den Besten niet meer over de Vader, maar over God, die het predicaat ‘rechtvaardig’ ontvangt.
De vraag om brood wordt hier in overdrachtelijke zin verbreed tot een verlangen naar gerechtigheid (Matteüs 5,6). Door het woord ‘honger ‘te hanteren blijft de verbinding met brood bewaard.

Strofe 2

De beide strofen kennen een parallelle opbouw: alle regels hebben gemeenschappelijk woorden (waaronder alle rijmwoorden) en zijn als het ware varianten van elkaar: ‘lot’ en ‘leed’; ‘door U bestaan’ en ‘met ons bestaan’. De blikrichting wordt nu gewend naar ons, de zingende gemeente. Ons is gezegd: ‘geef gíj hun brood’ (zie Marcus 6,37). In deze strofe wordt de zingende gemeente ervan doordrongen dat het gebed allesbehalve vrijblijvend is en gedragen moet worden door inzet voor wie in nood verkeren. De dichter spreekt zelf over ‘geloofwaardigheid’ (Een compendium, k. 788). De gebedstaal wordt voortgezet: ‘doe ons’.
We hoeven niet op zoek te gaan naar wie onze naaste is. De naaste is evenmin alles en iedereen, dan verdwijnt de naaste in de algemeenheid. In deze strofe wordt ons voorgehouden dat we broeders en zusters dienen te zijn, te worden voor wie in nood verkeren. Het gaat om een ontvankelijke houding. En daarin, in ons gehoor geven kan het geloof bij de minsten der mensen opgeroepen worden dat zij door ons gehoor geven tot God zelf komen en Hem erkennen als de God die recht verschaft. ‘God van hun gerechtigheid’, het gaat niet om onszelf, ons recht allereerst. Het gaat er vooral om dat wie in nood zijn recht gedaan wordt. ‘Hun gerechtigheid’ kan zowel duiden op de situatie die is bereikt als op de dynamiek van deze God die steeds weer gerechtigheid zal verschaffen.

Liturgische bruikbaarheid

Het lied stond in het Liedboek voor de kerken in de rubriek ‘Belijdenis, doop en avondmaal’.
In het Liedboek is het ondergebracht in de rubriek ‘Gerechtigheid’. Het lied is zeker goed bruikbaar bij de viering van de Maaltijd van de Heer, waarbij het verband aan het licht komt tussen het brood dat wij ontvangen en het gebrek aan brood voor zovelen wereldwijd. Het diaconale aspect van het avondmaal wordt met dit lied ondersteund. Nu het lied in de rubriek ‘Gerechtigheid’ is opgenomen wordt de bredere bruikbaarheid bevorderd. Het lied leent zich goed voor zondagen waarop diaconaat en vrede aan de orde zijn.

Auteur: Arie Broekhuis


Melodie

Voor het Liedboek is een andere melodie gekozen dan in het Liedboek voor de kerken, namelijk die van Vater unser im Himmelreich, een zinvol contrafact, vanwege de inhoudelijke overeenkomsten tussen deze tekst en Matteüs 6,11. Voor een bespreking van die melodie zie Liedboek 370 (red.).