Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 1256 - God, onze Vader, van U zijn de eeuwen en de tijden



Tekst

Deze toelichting:
- weet dat de tekst in het Altaarmissaal voorkomt en dat herhaling van belang is, ook als je in moeiten verkeert en lasten ervaart en denkt dat alles op niets uitloopt;
- maakt aannemelijk dat de tekst God ‘Vader’ noemt in verband met ‘eeuwen’ en ‘tijden’;
- verkent wat ‘heilzame onrust’ kan zijn.

Dit gebed stamt uit het rooms-katholieke Altaarmissaal voor zon- en feestdagen en is dus bestemd voor de liturgie in parochies op zondagen en feestdagen.
Er is in de bewoordingen niet uitgegaan van mijn individuele bevinding als lezer op een mooie dag. Nee, de samenkomst van Gods volk onderweg is de plek van dit gebed. Daar wijzen woorden als ‘onze’, ’wij’ en ‘ons’ op.

Als argeloze lezer thuis ben ik in mijn eentje al lezend dus opgenomen in een groot, welhaast te omvangrijk, universeel verband van een ‘wij’, en dat niet alleen, ook nog in een tijdsbestek van ‘eeuwen en tijden’. Neem maar eens de proef op de som.

Hoe leef jij zelf in deze verbanden? Bewust? Zelfbewust? Onwetend? Als je het ‘Onze Vader’ in je eentje bidt, dan overschrijd je je ik, je hart, je innerlijk leven en gedachtengoed. Je begeeft je in een kring van velen, van mensen die je kent en tot wie je je aangetrokken voelt. Of tot wie je je juist niet aangetrokken voelt omdat ze je niet zo goed liggen, of jou iets hebben aangedaan of tegenover wie jij je tekort voelt schieten. En je begeeft je tegelijk in een kring van mensen die je niet kent en die in heel andere omstandigheden leven dan jij. Of om het nog breder te zien, mensen die je nooit zult kennen omdat ze andere tijden bewoonden en al heel lang niet meer leven. En mensen die nog niet geboren zijn. Zie Psalm 22,31-32, waar sprake is van het volk dat nog geboren moet worden en dat verhalen van gerechtigheid van Godswege zal horen. 

Onvoorstelbaar? Ben je daar nog? Het duizelt je. Wil je deze gedachteverbreding wel aan? Er is meer dan mijn ik, hier en nu. Er is veel meer dan mijn dagelijkse zorgen en geworstel. Ik ben niet de enige, op mijzelf, een eilandje, al dan niet van zelfgenoegzaamheid. Ik ben altijd mens in een relatie, in ruimte en tijd, en zoek de ander en de Ander. Ik zoek herkenning.

Zeker, dit liturgische gebed gaat zelfs de mensen die jij kent en die jou kennen te boven. Het reikt verder dan je grootouders en overgrootouders. Het overstijgt de lijn van de geslachten, maar ook de gang van de tradities en gewoonten in geloofsgemeenschappen door de tijd heen.

Het gebed richt zich meteen op God, God die te midden van deze mensheid van alle tijdperken en plaatsen Vader is en blijft. Of zo je wilt, Moeder, want God kun je ook in de beeldtaal als een ‘mothering God’ opvatten (zie bijvoorbeeld Liedboek 685:2, 701, 707, 811, 877)

Overstijgen, ja, dat kun je denken. Maar waarom eigenlijk die stap naar God? Een zwakke poging waarom dit plausibel zou kunnen zijn, kun je overdenken. Als je verder kijkt dan je neus lang is, verder dan je persoonlijk bestaan in de tijd en dan de gemeenschap en clubs waartoe je behoort, die jij steunt en waarvan je steun ondervindt, dan raak je mogelijk denkend van je stuk en vraag je je af: wat is dit voor warwinkel van mensen die komen en gaan? Wat is de zin van alles, als alle mensen weer doodgaan (ik ook) en in vergetelheid of in het niets verdwijnen? Het maakt je wellicht onrustig. Wat mag ik denken? Het kan zus of zo zijn, zekerheid bestaat niet, alles is eindig. Is zin vinden ijdele hoop?
Het bestaan is absurd en leidt tot niets?
Ach, daar wil je nu ook weer niet in meegaan. Maar de onrust houdt aan.

Is het dan niet apart dat je juist niet in het perspectief van een universeel niets je leven wilt leiden en interpreteren? En dat je je dan, in het afwijzen van die mogelijkheid (‘het leven is niks’), min of meer overgeeft aan een alle partijen en partijschappen overstijgende, verborgen werkelijkheid? Misschien hoop je dan ten diepste op iets anders dan absurditeit en wil je taal vinden voor het mysterie van een betrouwbaar bestaan, ook al weet je dat je verstand op zijn grenzen stuit en die grenzen herkent. Misschien mag er zoiets zijn als een dynamische sfeer van liefde en recht, die alle onraad en gebrokenheid, alle noodlot en gewelddadigheden te boven gaat. Die sfeer van liefde en recht zou in je bestaan licht en lijn moeten verschaffen, en hoop op toekomst die er nog niet is, een hoop die wel mogelijkheden (van vrede bijvoorbeeld) ziet. En verlangen dat ultieme, eeuwige liefde gewaarwordt. Een krachtenveld van goedheid, rechtdoen, mededogen, om je heen, dat er gewoonweg is. Als licht in de duisternissen en het rumoer van de tijd.

Het voorafgaande betoogje is geen sluitend Godsbewijs, maar uitdrukking van een verlangen naar een blijvende kern van gerechtigheid, van liefde, van erbarmen, van welbehagen, van vergeving, van mentale integriteit, en zo meer. Een uitzien naar een doorbraak op bepaalde momenten van mismoedigheid, een uitzien naar een onderbreking van destructieve gedachtegangen, een bevrijdende pauze in het gewoel van je geest.
Stilte, rust, samen? Is er niet ergens in de tijd en op een plaats een stem te horen, die de chaos overwon en overwint, die het noodlot blijft doorkruisen? Een schepper van licht en van tijd en van de natuur en de kosmos, en van water, van dieren, van een mens en nog één. En natuurlijk een beweger naar toekomst. Lees de vorige zinnen nog maar eens en bedenk hoe omvattend dat allemaal is. En hoe sterk je verlangen naar licht is en vrijheid. Is dat niet een ‘heilzame onrust’ in jezelf (regel 6)?

Misschien wil je om wat voor reden dan ook niet van lijn en licht weten. En bedenk je met hoeveel geweld religies gepaard gaan in onze wereld, door hoeveel dwang en dwaling de geloofsgemeenschappen gekenmerkt kunnen zijn. Alle gedoe en geharrewar in de kerken de eeuwen door.
Daar wil je de rust.
Misschien wist je of weet je of verlang je die onrust te plaatsen en te benoemen in een viering, in een lezing uit een psalm, in een lied, in bewegen in dans en drama, in een groep vertrouwde mensen. En werd en word je opgetild door momenten van de eeuwige liefde of van de kracht van recht doen aan slachtoffers, aan een naaste, aan je diepste zelf in betrekking tot anderen. En deel je samen met anderen in de vreugde van God, die zag en zei en zegt en zeggen zal dat het goed was en is, de dag en de nacht. En wil je het leven bezingen. Maar kan dat? Veronderstel je dan niet dat we boven het gewone leven meer weten? En een adres zoeken buiten je teneinde het hart van je bestaan te vinden?

Als je nu na al het bovenstaande de tekst van het gebed leest, vallen je misschien de omvattende en niet te bevatten woorden op zoals ‘de eeuwen en de tijden’ (regel 2), ‘de dagen en de nachten’ (regel 3). Dan kun je overwegen dat de mogelijkheid voor je bestaat en er maar in berusten dat het bestaan een janboel is waarvan ‘niets meer’ te verwachten’ valt.
Maar liever ben je niet zo’n neerslachtig mens. Het gebed suggereert dan dat je onrust ‘onheilzaam’ kan zijn, maar ook ‘heilzaam’. Zou dat kunnen, denk je: ‘heilzame onrust’? Overweeg dan ook dat het gebed daarom vraagt, uitgaande van en binnen de actieve tegenwoordigheid van Gods vaderlijke of moederlijke zorg en aandacht, ook voor jou. En die ‘heilzame onrust’ van de mensheid (en van jou) komt in het Altaarmissaal voor zon- en feestdagen (!) uit bij Jezus die als Gods geliefde Zoon op zijn minst gast wil zijn aan de tafels van ons bestaan en iets van zichzelf wil delen. Omwille van Jezus’ manier van doen kan Gods Geest in ons biddend hart ‘heilzame onrust’ teweegbrengen. Jezus Christus wil komen, steeds opnieuw, niet alleen ooit, maar ook hier en nu, op ‘het uur’ als fragment van al die eeuwen en tijden, dagen en nachten. Hij wil aanwezig komen met heel zijn manier van doen, pratend, zalig sprekend, biddend, genezend, ook met het verhaal van zijn marteldood. Zelfs in die situatie wist Hij toch trouw te blijven aan de lijn en het licht van Gods goede boodschap van gerechtigheid en aan de presentie van grenzeloze liefde. Waarom zou je bij al je vragen niet op zijn concrete heilzame manier van doen acht slaan en meedoen?

De maaltijd van de Heer, de eucharistie – ze wekken heilzame rust en kunnen een ervaring van bevrijding van vermoeidheden en lasten en schuld in het leven geven. Even? Rust?
Op de rustdag?

Vier het feest van pure gulheid. Vreugde. En weet je gedragen.

De ‘kerkvader’ Augustinus (354-430) verbindt aan het begin van zijn autobiografische Belijdenissen onrust en rust op een aansprekende manier. Volg zijn fraaie redenering die veronderstelt, sterker nog: die belijdt dat een mens deel van Gods schepping is en in betrekking tot God is geschapen.

‘Groot zijt Gij, Heer, en ten zeerste lovenswaardig! Groot is uw macht en uw wijsheid heeft geen getal! En loven wil U een mens, deel van uw schepping, ja een mens die zijn sterfelijkheid met zich omdraagt, die met zich omdraagt het getuigenis van zijn zonde en het bewijs dat Gij de hovaardigen weerstaat. En toch wil hij U loven, die mens een deel van uw schepping. Gij zet hem aan om er vreugde in te vinden u te loven, want Gij hebt ons gemaakt naar U, en ongerust is ons hart totdat het zijn rust vindt in u’. (Aurelius Augustinus, Belijdenissen. Vertaald en ingeleid door Gerard Wijdeveld, Amsterdam 2009, 11e druk, Boek I, 1, 1, p. 29)

Auteur: Evert Jonker