Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 1263 - Zij stegen kreunend uit hun natte graven


Resurrectio


Tekst

Dit wonderlijke gedicht is terechtgekomen in de rubriek ‘Voleinding’. Dat is gebeurd omdat de bazuinen schallen, maar vooral omdat in het gedicht sprake is van ’dit tweede leven’. Er valt wel wat op dit tweede leven aan te merken! Allereerst voelen de opgestane mensen nogal wat tegenzin, ze ‘kreunen’, ze ‘schuiven zinloos’ langs hun oude grafsteen, en dit nieuwe leven is duister. Dat is hier de schildering van wat nogal eens als het heerlijkste, het meest spectaculaire van de geloofde geschiedenis opgevat wordt: vita nuova! Er ligt integendeel een sterk accent op onze alledaagse associaties met het graf: nat, duister, verweerde stenen met korstmossen. Aardig in de tweede strofe is de assonantie van ’donker’ en ‘dronken’, maar minder aardig de gedachte die erop volgt: die eerste dood was eigenlijk een lange, rustige slaap, het bekende 'rust zacht'- slapen, maar nu zijn we opgestaan in het donker, uit nattigheid, we komen weer voor de tweede maal ter wereld, kreunend zoals de hele schepping volgens Paulus in Romeinen 8.

Maar dan komen de bazuinen! Ja, als je in de buurt van de jongste dag komt, dan hoor je bazuinen, ook hier. Voor de dichter is dat blijkbaar niet bijzonder! Maar even verder gebeurt in het gedicht wel iets bijzonders, zo ervaar ik het: er komt een verschuiving van het persoonlijke voornaamwoord, namelijk van ‘het’ naar ‘Hij’. Hier gebeurt iets spannends. Er vindt iets plaats: een spektakel, een onbekend en uniek fenomeen. Wat is dat ‘het’?

De Engelse dichter T. S. Eliot (1888-1965) eindigt zijn gedicht The Hollow Men met de verschrikkelijke regels:

This is the way the world ends
Not with a bang but a whimper.

De wereld dooft uit, verdwijnt met een laatste jankgeluid, en is dan weg volgens deze apocalyptische regels. Het gaat gelukkig anders volgens De Bourbon, het gaat gepaard met schel en groot licht, met wild, onstuimig stormen, met het breken van het donker en het afschaffen van dimensies van tijd en ruimte. Het? Welk ‘het’? Het was één. Eén – Zoon, Geest en Vader. Nu kun je hier misschien denken aan een kloeke bevestiging van de Triniteit, maar het kan ook anders begrepen worden, namelijk: ‘Ach, wat Zoon, Geest en Vader, het is alles toch één?’ Vandaar die slordige volgorde van de drie personen. Het is zover: alles in allen. Het is de echo van Paulus’ rhapsodische betoog in 1 Korintiërs 15,20-28. Nu is het niet meer het, maar Hij, en Hij is eeuwigheid. Ik begrijp er weinig van, maar het is wel extatisch.

Auteur: Ite Wierenga