Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 1297 - Gestreden heb ik levenslang met U



Tekst

Dit titelloze gedicht van Ida Gerhardt, dat begint met de regel ‘Gestreden heb ik levenslang met U’, verscheen voor het eerst in Gerhardts bundel Kwatrijnen in opdracht (Amsterdam 1947) als kwatrijn XXVII van afdeling II. Later nam ze het ook op in de cyclus ‘Verantwoording. Zes kwatrijnen’, die deel uitmaakt van de ‘Japanse visser’, de tweede afdeling van haar bundel De slechtvalk (Amsterdam 1966). Het opmerkelijke gevolg hiervan is dat ‘Gestreden heb ik levenslang met U’ twee keer in Gerhardts Verzamelde gedichten (Amsterdam 1999) voorkomt, op de pagina’s 184 en 394.

Poëtische vorm

‘Gestreden heb ik levenslang met U’ is een zogenaamd oosters kwatrijn met het kenmerkende rijmschema A-A-b-A. Opvallend hierbij is dat er naast het eindrijm ‘U’ – ‘U’ – ‘U’ in de regels 1, 2 en 4 ook nog sprake is van middenrijm in de regels 2, 3 en 4: ‘bij’ – ‘gij’ – ‘bij’. Op deze wijze heeft Gerhardt ook de regel die door het gekozen rijmschema apart staat qua klank met de andere regels verbonden. Deze regel valt bovendien op door het binnenrijm ‘zijt’ – ‘gij’ (klinkerrijm) en ‘weder’ – ‘geweken’ (zowel beginletter- als klinkerrijm). Klinkerrijm zien we verder in regel 1 en 2: ‘Gestreden’ – ‘levenslang’ en ‘geen’ – ‘vrede’. Het metrum is jambisch, waarbij regel 3 opnieuw uit de toon, beter gezegd uit de maat valt door de antimetrieën ‘hitte’ en ‘weder’.

Inhoud

Ook inhoudelijk staat regel 3 apart. De regels 1 en 2 vormen, hoe paradoxaal ook, een eenheid: de aangesproken persoon ‘U’ (met een hoofdletter) lijkt me God, met wie de 'ik’ al haar hele leven strijdt en bij wie ze tegelijkertijd de vrede vindt, die ze bij niets of niemand anders vinden kan. In de regels 3 en 4 gaat het echter om een zuivere antithese: de ‘hitte des daags’ staat tegenover de ‘oase van de avond’ en er is dus geen sprake van een eenheid.
Ook in een ander inhoudelijk opzicht wijkt regel 3 af: de aangesproken persoon is ‘gij’ (met een kleine letter). Wie is die ‘gij’? Verwijst ‘gij’ naar de hitte van de dag die, nu de avond aanbreekt, weer (‘weder’) geweken is? Ik denk het wel en in mijn ogen valt God daar ook onder, sterker nog: zelfs de strijdende ‘ik’ zelf is een factor in de hitte van de strijd. In dit verband is het goed te weten dat het volgende (derde) kwatrijn in de genoemde cyclus afsluit met deze regels: ‘O gij, die jong tot zelftucht Ik verkoos: / binnen de strofe en haar trotse zomen.’ Hier staat ‘gij’ voor de dichteres en ‘Ik’ voor God, de ‘opdrachtgever’ van de bundel Kwatrijnen in opdracht.
Ida Gerhardt voelde zich een geroepene, een dichteres met een missie, ook strijdend tegen de tijdgeest, een opdracht die haar zwaar viel, maar die zij niet uit de weg ging. Dagelijks voelde zij de hitte van die strijd, die aan het einde van de dag echter week en plaatsmaakte voor de ‘oase van de avond, thans bij U.’ Dus niet meer tegenover God, haar ‘opdrachtgever’ (regel 1), maar bij God, haar vredeschenker.
Tot slot wijs ik op de parallel die toch ook overduidelijk aanwezig is – ondanks het verschil – tussen de eerste twee en de laatste twee regels: ‘Gestreden... levenslang’ (regel 1) correspondeert natuurlijk met de ‘hitte des daags’ (regel 3) en ‘geen andere vrede dan bij U’ (regel 2) met ‘oase van de avond, thans bij U’ (regel 4). Wat voor haar hele leven geldt – Ida Gerhardt gebruikt hier de voltooide tijd – geldt dus ook voor een willekeurige dag in haar leven en op gelijke wijze wordt haar levensavond, de vrede van een voltooid strijdbaar leven, weerspiegeld in de oase die zij vindt als een willekeurige dag ten einde is. Eerder stelde ik vast dat regel 3 in verschillende opzichten apart staat. Dat is ook zo, maar ik stel nu evenzeer vast dat die regel er helemaal bij hoort, dat het allemaal klopt en met elkaar vervlochten is. Strijd en vrede, ze horen bij elkaar.

Auteur: René van Loenen