Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 1329 - Open mij, les mijn dorst


Voor onderweg


Tekst

Met het oog op een concrete reis en tevens in het perspectief van je leven als reis besteedt deze toelichting aandacht aan diverse motieven die in dit gebed voorkomen of door dit gebed worden opgeroepen.

Pelgrims onderweg naar Santiago op de camino tussen Los Arcos en Sansol, provincie Navarra, Noord-Spanje (foto: Ko Joosse)

1. Op reis

Een dagje uit wekt verwachtingen. Je stemming is goed, je staat open voor verrassingen, ook als je al weet naar welk natuurgebied, museum, stad of pretpark je gaat. De reis hangt samen met je bestemming. Het doel maakt dat de reis zelf ondergeschikt lijkt. Je wilt zo snel mogelijk op de plaats van bestemming zijn en misschien roept iemand je na: ‘goede reis, en pas goed op jezelf’. Soms omvat de reis meerdere dagen of weken. Soms spaar je voor een langere reis, wil je zelfs een jaar backpacken, of droom je van een wereldreis. Bij een langere reisduur zijn er veelal meer spanningen in jezelf. Je voelt kwetsbaarheid, je bent onzeker of je de tocht wel heelhuids zult volbrengen. Zo lang van huis weg, dat kan heimwee bezorgen, ondanks dat je veel zin hebt op reis te gaan en verlangt naar het onbekende. Heimwee en Fernweh staan in je gedachten vooraf op gespannen voet.

2. Gebedswoorden

Deze bede is gericht tot ‘jou, Aanwezige’ (regel 6-7). Zo wordt God aangeduid.
Wellicht heb je onderweg behoefte aan gidsen, die de weg wijzen en hun kennis van bijzonderheden van de plaats van bestemming met je willen delen, zie de ’boden’ in regel 10.
Mogelijk zijn er ook aspecten in de tekst die niet of nauwelijks bij de voorstellingen van je reis aansluiten. Geldt ‘ongedurig’ (regel 9) voor jouw gemoed en sluit ‘geduld’ daarbij aan? (regel 11)

3. Aanvaarden

Je komt al reizend niet alleen nieuwe mensen en nieuwe plaatsen tegen, waarvoor je je openstelt, je komt ook jezelf tegen als iemand die in staat moet zijn om te gaan met het nieuwe en vreemde. En dat gaat niet zomaar: jezelf aanvaarden als wie je bent in wat je kunt en niet kunt, durft en niet durft. En accepteren wie je mag zijn en niet mag zijn (regel 5 en 8). Je openstellen is een kunst, een kunst je zelf te geven en nieuwsgierig en ontvankelijk te zijn.

Het verlangen waarover je in dit gebed met God spreekt, draait allereerst om jezelf in betrekking tot een ultieme, werkzame Geest ‘van de buitencategorie’, vol compassie en aanvaarding.
Je spreekt het besef uit dat je identiteit een toestemming van buitenaf nodig heeft (‘zijn wie ik mag zijn’, regel 4-5).
Biddend betoon je deze inwilliging als een aanvaarden door God (‘door jou, Aanwezige’, regel 6-7).
Dan ben je er nog niet, want je moet bovendien jezelf aanvaarden (regel 8).
Vervolgens verschijnt in het gebed een rij ‘zorg-gevers’, die levensnoodzakelijke kernwaarden representeren en present stellen: geduld, liefde en vriendschap (regel 11-14). Geef jezelf tijd, met je hartstocht en een ander die jou vertrouwt en bijstaat. En die jij vertrouwt en bijstaat.
Dit gebed doelt op je psychische hygiëne.

Dergelijke gedachten komen op rond een reis die nog moet plaatsvinden, maar denkend  aan een reeds ondernomen reis kun je het voorafgaande nog eens lezen met de vraag in hoeverre de gebedsregels licht op je herinneringen werpen.

4. Verlangen

Het gebed beoogt dus niet alleen een concrete reis, maar wil ook een gelijkenis zijn voor je hele leven, een metafoor die duidelijk maakt dat het leven dat je leidt een reis door de tijd is, door levensgebieden, met ongewisse bestemmingen en ongerijmdheden. De bede bevindt zich dan ook in de rubriek ‘Levensreis’ van het Liedboek.
Welbeschouwd heeft de tekst het niet over een eindbestemming.
Fundamenteler is het dat je verlangt. Zoiets als ‘ik verlang dus ik besta’.
Verlangen ziet uit naar een toestand of naar iemand die er nog niet is.
Verlangen streeft naar vervulling. Bij ‘lessen’ houdt je dorst even op (regel 2). Door ‘stillen’ kan je verlangen getemperd zijn (regel 16). Je honger gestild, maar niet voorbij.

5. Open mij

Betekent ‘open mij’ (regel 1 en 15) dat je feitelijk dicht bent?
Waarvoor dan? Voor de principiële openheid van je bestaan?
Voor de open horizon van dit gebed?
Als je in gevaar bent of gekwetst en niet meer weerbaar genoeg, dan kun je meer open worden als je in jezelf moed weet te putten. Erken op zijn minst dat het je niet zo goed gaat. Open je. Misschien kun je een zieke zijn of een mens met een beperking, en toch onderweg blijven, openstaan voor leven, verlangen naar leven en verrassing, veerkracht en hoop, bekrachtigd en integer. De vraag is ook dan: wie mag en kan ik zijn, onderweg?
Probeer je leven blijvend te beschouwen als een zoektocht naar jezelf.

6. Ongedurig

Evenals geslotenheid kan ongedurigheid een negatieve kracht zijn (regel 9). Je wilt te veel. Je bent te haastig in het vinden van resultaat, nauwelijks geduldig. Je weet soms niet waar je het zoeken moet.
Het? Wat?
Je kunt er met je eigen gedachten niet bij hoe het verder moet?
Jijzelf, afwezig? (regel 9)
Je hebt anderen nodig, zoals engelen die geduld met jou hebben of geduld geven als geschenk aan jou. En natuurlijk naasten met liefde (regel 11 en 12).

7. Engelen

Denk je alleen in geval van nood aan ‘engelen’? (regel 11)
Je geliefde met wie je reist kan ook die engel zijn, of je moeder die uit liefde jou belt en moed inspreekt? (regel 12) Je ontmoet vast wel ’vreemden’ (regel 13) met wie het hopelijk ‘klikt’, iemand die als een ‘vriend’ een engel kan zijn (regel 14).

Eens op 6 januari (het driekoningenfeest) snelde de metro van Berlijn door het donker. De stemming was bedrukt. Ieder keek wat onbestemd, ‘afwezig’ (regel 9), oogde zelfs gedeprimeerd. De metro stopte. En opeens was er reuring. Drie kinderen waren ingestapt, verkleed als drie koningen, ze gingen opeens zingend door het gangpad. Iedereen keek op, de stemming klaarde op. Gezichten toonden glans en glimlach. Drie koningen als engelen – ze representeerden de Aanwezige, de eeuwige, onvoorwaardelijke Liefde, God die zo graag het leven van ons wil opbeuren en een montere geest van vervulling van liefde en recht bij ons wil teweegbrengen, al is het maar voor even. Reuring voor ons, voor ons hart, ons diepste zelf.

8. Voor een ander

Je kunt deze bede natuurlijk ook uitspreken voor een ander (of meegeven op een mooie kaart). Dan moet je in regel 1 voor ‘mij’ een naam invullen van degene voor wie je wilt bidden. Maar je kunt een foto van een vluchteling voor ogen nemen, en dan bid je ‘geef engelen op haar of zijn weg’. ‘Mij’ wordt dan hem of haar. Enzovoort. Wat zou het voor de persoon ‘in kwestie’ kunnen betekenen? En wellicht overweeg je ondertussen, ongemerkt bijna, wat het met jou zelf als voorbidder doet en met je verantwoordelijkheidsgevoel.

Auteur: Evert Jonker