Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 1477 - Het zij je vergund


Levensavond

Iona als bron van liederen
onbekend

Tekst

In de toelichting op deze zegenbede voor de levensavond wordt na een inleiding (1) beurtelings het perspectief ingenomen van een jongere (2, 4) en van een ouder iemand (3).
Een accent ligt op mentale vermogens (5) en op angst en zorgen (6).
Aan het slot komt de eeuwige vrijheid ter sprake (7).

1. Levensavond

De titel boven het lied ‘Levensavond’ vergelijkt het leven met de loop van een dag: een morgen, een middag, een avond. Iemand van 50, die stervende was, protesteerde naar aanleiding van dit beeld en zei: ‘Maar ik ben nog maar op de middag van mijn leven.’ Soms verbeelden ook wel de seizoenen het leven: lente, zomer, herfst en winter. Hoe dan ook, er gaat verloop, voortgang en verandering schuil in deze beeldtaal.
Misschien heeft je leven de avond al bereikt en heb je meer leven achter je dan voor je, alsof je aan het roeien bent met de rug naar de toekomst en met de afgelegde vaarweg achter je voor ogen. Of bevind je je nog in de morgen? Dat maakt verschil voor je begrip van deze tekst.
De zegenbede stamt uit de sfeer van de Keltische spiritualiteit die het leven beschouwt als een reis door de tijd met ‘ups and downs’. Dat deze wijze levensinstelling tegelijk de aardsheid van je bestaan beklemtoont, blijkt in de bede uit de beeldspraak van ‘zaaien en oogsten’ (regel 3-4) en wellicht ook uit het werkwoord ‘putten’ (regel 5), dat aan een levensbron doet denken.

2. Een jong mens en de levensavond

Het woord ‘vergund’ met de plechtige werkwoordsvorm ‘zij’ ervoor (regel 1) is intrigerend. Ben je als lezer nog een morgenmens, dan krijg je voorgehouden dat oudere mensen een vergunning hebben, namelijk om te oogsten wat ze hebben gezaaid. Althans dat zij zo, dat mag zo zijn. ‘Vergund’ is niet afhankelijk van jouw toestemming en instemming, maar is een rechtmatig aspect van een samenleving met oudedagsvoorziening. Misschien vind je dat de oudere generatie zich wel heel veel kapitaal en privileges heeft kunnen toe-eigenen. Of je overweegt: kennelijk moet ik zelf ook aan de bak en zaaien, en dus niet voortijdig oogsten wat het leven me biedt en enkel denken: pluk de dag, ik leef maar één keer. Gedachten van deze aard komen bij je boven, al dan niet kritisch. Bedenk dan waarom er niet staat: ‘het zij je gegund’. Gunnen is ruimte geven, persoonlijk. Misschien is het zo dat jij het je grootouders gunt dat ze oogsten wat ze zaaiden. Je zou het met hen over gunnen en vergunnen kunnen hebben.

3. Een ouder iemand en de levensavond

Ben je als lezer aan de avond van je leven, dan is het mogelijk dat je wel weet dat je het voorrecht van AOW en pensioen hebt en dat je een min of meer verzorgde oude dag viert. Het kan zijn dat het je wel vergund is te oogsten, maar dat je dat om allerlei redenen niet goed lukt, bijvoorbeeld omdat tegenwoordig alles anders is dan vroeger, en het digitale leven en de sociale media bepalender zijn voor het huidige levensbegrip dan in de tijd waarin jij bent opgegroeid. Je denkt dan bij jezelf: wat heb ik gezaaid en wordt nu geoogst? Hoeveel vergeefsheid was er niet in wat ik vroeger deed: mijn scholen zijn allemaal afgebroken, de organisaties waarin ik met inzet en plezier werkte bestaan niet meer of zijn misschien onherkenbaar veranderd. Geloof en kerk hebben het veel moeilijker dan in mijn tijd, enzovoort. Als je zo denkt en jezelf min of meer de put in redeneert, moet je gauw doorlezen en in de bede de realistische wensen proeven, die beginnen met ‘dat je…’ (regel 5 en 8). Kun je echt niet meer delen in de wijsheid die je hebt opgedaan en kun je de inzichten die voor jou in de loop van de tijd gegroeid zijn, delen met anderen? (regel 6-7) Ben je ‘bedrukt’ (regel 9), om niet te zeggen neerslachtig? Wees toch wat vrijer (regel 12). Vermoedelijk en hopelijk ga je nu denken: waarschijnlijk moet ik deze bede vaker dan één keer bidden, in de hoop dat ik aan de ene kant goed besef dat ik verjaar en aan de andere kant dat ik daarin vrijer kan worden, vrediger in mijn binnenste – het zij me gegund. Ik schrijf de tekst over en hang die in de keuken op.
Maar het kan ook zijn dat je de oude dag geniet, zoals iedereen je bij je afscheid toewenste, en dat je zorgeloos kunt zijn en je angsten en nachtelijke gedachtespinsels onder controle hebt. Vrij zijn, vrij kunnen zijn, is een zegen, zeker als je nog tamelijk vitaal bent.

4. Een jongere leest verder

Als mens in de morgen van het leven lees je het gebed verder. Je gunt het je grootouders van harte dat ze oogsten en je denkt daarbij dat het hopelijk voor jezelf ook zo kan zijn dat je zaait, investeert in kennis, inzicht en vaardigheden, en dat je – in een baan bijvoorbeeld – op zorgzame wijze iets kunt betekenen voor andere mensen en voor de samenleving, voorbij de duizend-en-één vrezen, waarvan een mens ook last kan hebben. En je leest dan in de bede verder over de wijsheid van mensen ouder dan jij en je neemt je voor je oor te luisteren te leggen bij mensen van vorige generaties, die gerust hun levenswijsheid en manier van leven met je willen delen, in een brief of, nog beter, in gewoon contact, tijdens een wandeling of zo. En als je dan tot je door laat dringen dat de oude dag ook ‘bedrukt’ en vol ‘angst en zorgen’ (regel 9-10) kan zijn, dan ken je die gevoelens zelf ook wel. Waarom zou je een ouder niet daarnaar vragen?
‘Is het spannend oud te zijn?’ Toon dat je echt benieuwd bent en vraag: ‘Hoe gaat u om met de grenzen van het leven?’ Trouwens, hoe ga je zelf daarmee om?
‘En wat denkt u van het gegeven dat het leven eindig is?’ Nog een andere vraag: ‘Hebt u een manier om angsten en somberte te bezweren?’
Zie maar wat en hoe je vraagt. Je kunt natuurlijk dit gebed ook tonen en vragen wat een oudere die je ontmoet, daarin opvalt.

5. Een beroep op mentale vermogens

Tot nu toe belicht deze toelichting de kunst om te leven voor jong en oud, die in de bede aan de orde komt. De oudere wordt voorgesteld als iemand die zijn of haar zelfbewustzijn kan versterken, veranderingen weet te accepteren, tevreden is en op een effectieve manier weet om te gaan met lichamelijke veranderingen en negatieve gebeurtenissen. Zij of hij weet effectief bronnen van kennis te gebruiken, kan relaties in stand houden en houdt de regie in het spanningsveld tussen afhankelijkheid en onafhankelijkheid.
Of je nu oud bent of jong, er wordt in de bede een beroep gedaan op je mentale vermogens, die je zelf in de hand kunt hebben, maar ook weer niet. Het leven en het lot en je karakter gaan soms hun ongekende gang. Daarop duiden die wensen met nadruk op ‘oogsten’ en ‘wijsheid’. Bejaard zijn is niet altijd bedaard zijn. En de levensavond kan ook aftakeling en ontluistering inhouden, zorgbehoevend zijn en de vrees versterken dat je anderen tot last bent. Je autonomie gaat dan schrompelen.

6. Angst en zorgen

De bede brengt de wens naar voren dat de ouderdom niet ‘bedrukt is met angst en zorgen’ (regel 9-10). Dat verlangen ontkent angst en zorgen niet, maar stelt een vraag dat die regelmatig aanwezige emoties je niet in een negatieve spiraal doen belanden en je als mens aan de avond van je leven deprimeren of zelfs blijvende depressiviteit bezorgen. Dat liever niet, zoiets zegt de zegenbede, maar…? Ja, wat dan wel: ‘eeuwige vrijheid’, die staat tegenover gevangen zijn in angst en zorg (regel 12). Wat denk je: is de vervulling van die bede gemakkelijk?
Besef, lezer, hoe oud of jong je je ook voelt of feitelijk bent, absolute vrijheid bestaat onder ons levenden niet. Wel bestaan er vele soorten van ‘een voorproef’ van vrijheid (regel 11). De levensavond kan daarvan een weerspiegeling zijn, ook letterlijk als ouderen samen in de kamer zitten, iets tegen elkaar zeggen, wat lezen, iets doen, een film kijken, bezoek ontvangen. Of een alleengaande oudere verzorgt zich goed, maakt zichzelf op, leest een boek, leest bij een bakkie troost, belt of appt met familie of vrienden.

7. Eeuwige vrijheid

De bede verwijst naar ‘eeuwige vrijheid’ (regel 12).
Je hebt je misschien de hele tijd afgevraagd tot wie deze zegenbede gezegd wordt. Allereerst wordt ze gezegd tegen jou die de woorden leest of voorleest. In dat perspectief klopt het dat je je als lezer of voorlezer afvraagt wat je zelf wenst en nodig hebt en of je enigszins zelf werkt aan zaaien en wijsheid, en hoe je zelf voorkomt dat je niet van de wijs raakt door grote angst en veel zorgen.

Dat ‘eeuwige vrijheid op je wacht’ is een enorme gedachtesprong in deze Keltische zegenbede. De wens suggereert dat de mens voorbij de dood belandt in een sfeer van ongekende vrijheid: vrijheid van alles wat belast en vermoeit, van alles wat onderdrukt en verpest, vrijheid voor alles wat vrede en rust brengt. Een aanvaarding van wie je bent geweest, van wat je graag wilde en van wat mislukte, van de gemiste kansen en onvermoede relaties, van al je zegeningen, de vruchten van wat je ‘zaaide’.
Deze vrijheid lijkt de ‘wereld’ van God te zijn, die zegenen wil met liefde en geborgenheid, met genade en vrede. Het is je laatste rustplaats. Chaos en betekenisloosheid hebben niet het laatste woord.
Als je je levensavond soms kunt ervaren als een voorproefje van die uiteindelijke vrede, dan ben je vast een gezegend mens, eerlijk en rechtvaardig.
Het zij je in je leven gegund, deze fundamentele openheid.
Zoals een psalm vastberaden en verwachtingsvol zingt: ‘De rechtvaardigen groeien op (…) in de voorhoven van onze God. Zij dragen nog vrucht als ze oud zijn en blijven krachtig en fris. Zo getuigen zij dat de Heer recht doet, mijn rots, in wie geen onrecht is’ (Psalm 92,13-16).

Of trek je op aan Barzillai, die bewust omgaat met zijn leeftijd, en een afgeslagen uitnodiging gunt aan een ander (2 Samuël 19,32-41).

Auteur: Evert Jonker

Voor meer achtergrond over de teksten uit Iona, zie het overzichtsartikel ‘Iona als bron van liederen’.